4

2.2K 136 0
                                    

Het meisje, wiens naam ik nog steeds niet weet stond op met de emmer en alle spullen erin. "Het moet goed zijn voor nu, maar je moet naar het ziekenhuis! Het zal erger worden als je het niet laat behandelen daar." Zei ze nog voor ze wegliep. Nog net zag ik haar de hoek omlopen, en voordat ze in de steeg verdween keek ze mij nog aan.

Haar blik gaf mij rillingen, geen slechte. Ik mocht haar wel, maar ik was vergeten haar te bedanken. Niet dat ik haar ooit nog eens terug zou zien.

Het begon te schemeren, wat voor mij dus een teken was om naar het ziekenhuis te gaan zoals die meid voorstelde. Onderweg naar het ziekenhuis bleef haar gezicht in mijn gedachtes rondhangen.

Haar pittigheid raakte mij het meest, van zulke mensen hou ik. Normaliter kom ik altijd meisjes tegen die alleen maar slijmen, of te highkey doen. Aan hen schenk ik geen aandacht. Ik schep er niet over op als ik vertel dat ik wel vaak aandacht krijg van meisjes, maar nooit heeft een meisje zo tegen mij gesproken als zij.

Ze had wel snelle moodwisselingen, ene moment schold ze me uit en de andere moment hielp ze me. Niet dat ik wat voor haar voel, voordat er dat word gedacht. Ze is gewoon een persoon met wie je bevriend kan zijn.

Doordat ik zo in mijn gedachtes verzonken was merkte ik niet eens op dat ik al bij het ziekenhuis was. Met moeite kon ik nog naar de andere kant van het ziekenhuis lopen, richting de eerste hulp.

"Kan ik u ergens mee helpen?" Vroeg de vrouw aan de balie. Ik knikte en wees naar mijn been, ze stond van haar stoel op en leunde over de balie en keek naar mijn been. "Balie 3, begane grond. Eerste hulp! Met spoed word er om assistentie gevraagd. Ik herhaal, balie 3 begane grond, eerste hulp. Met spoed word er om assistentie gevraagd." Hoorde ik door de gangen.

De vrouw liep naar het kamer achter de balie en haalde er een rolstoel vandaan. "Hier jongeman, moet ik je ouders informeren?" "Nee, ze weten het al." Ze knikte wantrouwend maar ze besloot toch om weer plaats te nemen achter de balie.

Binnen een paar minuten kwamen er een paar dokters en verplegers aanrennen en namen ze me mee naar een kamer. Ik werd voorzichtig op het bed gelegd en onder mijn been eerder er kussens gelegd. Één van de verplegers stond op het punt om een naald in mijn arm te prikken tot ik mijn arm verplaatste.

"Ik kan niet tegen naalden" Vertelde ik haar, ze knikte en stelde mij gerust. Voor ik het wist was ik in slaap gevallen.

"Naoufal... Naoufal" hoorde ik. Ik voelde me helemaal versuft, en had geen energie. Het leek alsof er bakstenen op mij lagen. Voorzichtig opende ik mijn ogen, en knipperde een paar keer om aan het licht te wennen.

Tot mijn verbazing zag ik mijn moeder, met opgedroogde tranen op haar wangen. Zo herkende ik mijn moeder niet. Ondanks dat mijn moeder een zware verleden heeft gehad, en nog steeds lijd heb ik haar nog nooit zo gezien. Ze was letterlijk gesloopt.

"Mama, niet huilen. Ik ben zo weer op de been." Zei ik en ging rechtop zitten. Ik had totaal geen kracht maar ik wou mijn moeder niet bezorgder maken.

Paar dagen later;

Ik propte alle spullen van mij in de sporttas die mijn moeder had meegenomen. Vandaag mocht ik het ziekenhuis verlaten, op aanraden van de dokter dat ik thuis zou rusten. Opgetogen keek ik op toen ik iemand hoorde aankloppen, ik was zo blij dat ik eindelijk weg mocht.

Geschrokken keek ik hun aan, met hun uniformen en wapens aan. De een keek mij met een vieze grijns aan en hield zijn hand op zijn handboeien vast, en de ander keek mij strak aan.

"Kan ik jullie ergens mee helpen?" Vroeg ik beleefd aan de agenten. "Niet schijnheilig kleine rot aap." Riep de agent en zijn grijns verdween meteen van zijn gezicht. Ze kwamen mijn kant op en trokken me ruw van mijn bed en sloegen me in de boeien.

Mijn gezicht werd tegen de bed aangeduwd en ik zat met mijn knieën op de grond. "Jullie doen me pijn!!" Schreeuwde ik door de kamer. Ik bleef het uitkermen van de pijn. "K***er op! Vieze honden! Weld el hrams!" Bleef ik roepen. Het hielp niet, tot ik een vrouw keihard hoorde gillen.

Verbaasd keken ik en de agenten om, en ik zag mijn moeder voor de deur staan. Mijn hart brak letterlijk in een. Ze gilde het uit en rende mijn kant op. Met haar armen begon ze de agente van me af te duwen, ze bleef hen slaan en slaan. Het mocht niet baten, ze werd ruw de kamer uitgeduwd door de bewakers van het ziekenhuis. "Niet mijn zoon! Alstublieft! Ik kan hem niet kwijtraken!" Riep ze.

Dit zal een litteken worden die mij voorgoed zou veranderen.

La vérité - De waarheidWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu