Na deel 6: Ik zie jou

118 11 25
                                    

Elodie jaar 378

Het was ongelooflijk.

Nog niet eerder had Tal een sprong met een verschuiver gemaakt. Haar hoofd draaide een beetje, maar echt misselijk werd ze niet en ze viel in ieder geval niet flauw. Ze was er trots op dat ze zich staande wist te houden, wat ze ook deels weet aan de adrenaline die nog steeds door haar lichaam gierde. De redding van Ruyana was niet helemaal vlekkeloos verlopen. Heel even was ze bang geweest dat alles zou mislukken. Gelukkig was ze op de juiste tijd op de goede plaats geweest. Een paar minuten later ...

Ze haalde diep adem en sloot even haar ogen. Het was niet de redding, of de verschuiving die zo ongelooflijk waren. Nog nooit in haar hele leven, vanaf het moment dat ze als pasgeborene instinctief een schild rondom haar gedachten had gevormd, totdat ze oud genoeg was om het bewust te doen, had ze haar schild compleet laten zakken. Hier, voor het eerst, kreeg ze de neiging om precies dat te doen. Het verschil met Tagmar was zo enorm groot. Ze voelde het. De zachte, vriendelijke vibraties van een handjevol aanwezigheden die nieuwsgierig aan haar schild krabbelden. Als muisjes bij een metalen wand. Zo weinig. Op de gehele planeet maar zo weinig. De meesten leefden rondom haar. De schuilers van Tagmar kwamen voornamelijk van Oade, een continent rijk aan zenders. Maar zelfs die paar honderd waren niets in vergelijking met het totale aantal op haar oude wereld.

Ze zag ze allemaal. De slapende zenders: zij die hun gave nog niet ontdekt hadden, de kinderen, de paar mensen met de iets afwijkende vorm. De Tagmaranen: sterke schilden, de Eloden: zwakke schilden. En toen ineens ...

Haar hoofd schoot opzij.

Twee lichte ogen namen haar zo ingespannen op dat ze het idee had binnenstebuiten gekeerd te worden. Ze wist onmiddellijk wie hij was. Het was alsof ze hem haar hele leven al gekend had. Zijn glimlach was niets vergeleken met de schittering van zijn mentale omhelzing. Hij was haar persoonlijke welkomstcomité en tot op dat moment had ze niet geweten wat het betekende om ergens thuis te zijn.

Haar voeten bewogen voordat ze bedacht naar hem toe te gaan. Haar schilden raakten de zijne en losten op in het niets totdat er alleen nog maar een peilloos universum was waarin alleen zij tweeën stonden.

Met haar ogen registreerde ze zijn uiterlijke kenmerken. De lichtgrijze huid, die aangaf dat hij een mixkind was, zijn bruine haar, lang en bijeen gebonden achter zijn hoofd. Het was niet nodig om hem aan te kijken om te weten dat zijn ogen het felste blauw waren dat ze ooit had gezien. Die had hij van zijn vader geërfd. In gedachten zag ze de lijn van zijn voorgeslacht, zover als de geheugens van zijn ouders en grootouders teruggingen. Hij leek op zijn vader. Deze man, die als eerste in de lijn van heersers geen Irmin heette.

Zijn gave steeg met gemak boven dat van alle anderen uit. Zelfs boven dat van haar broer, Xenres. Hij was aan haar gewaagd, maar niet sterker.

Zijn grijns verbreedde zich, alsof hij wilde zeggen: wedden? Misschien als hij haar training had gehad.

Stond ze al voor hem? Het was verwarrend, want in gedachten was hij al zo dichtbij.

Alsof ze een spiegelbeeld was, kopieerde ze de beweging van zijn armen. Kruislings voor zijn borst, een langzame buiging. Oogcontact nooit verbroken. Zijn hoofd kantelde iets, er lag nog steeds een grijns om zijn mond en haar mondhoek trok omhoog.

"Hai, Roylen."

"Tal."

Hij boog naar haar toe, totdat zijn voorhoofd de hare raakte en ze grinnikte kort. Dit was lastig. Het beeld dat ze van hem had in gedachten was zo helder. Ze wist zeker dat, zelfs wanneer ze niet voor hem stond, ze hem nog steeds duidelijk zou zien. Het was alsof er een afbeelding van hem op haar netvlies was geplakt. Eén die zich nu precies vormde naar het origineel. Van een afstand had hij kleiner geleken. Nu moest ze haar gezicht opheffen.

Alles wat ze van hem wilde weten, hoefde ze maar te denken en het antwoord schoot haar tegemoet. Wat zijn lievelingskleur was: een warme donkergroene tint. Als de bladeren van een zijdezachte plant die laag bij de grond in de donkere wouden in het westen groeide. Violet vocht echter voor een plaatsje in zijn top drie. De kleur van haar ogen.

Haar vingers tintelden en kwamen omhoog. In een halfslachtige poging om de gedachten aan te raken die zo voor het grijpen lagen. Haar hersenen registreerden de beweging, maar vonden het niet belangrijk genoeg. Antwoorden op haar tientallen vragen waren veel interessanter. Waarom heette hij niet Irmin? Hoe oud was hij? Wat deed hij wanneer hij alleen was? Wat hoopte hij voor zijn toekomst? Wat verwachtte hij van haar?

Hier zou ze nooit genoeg van krijgen. Ook al ging het zoveel sneller dan met hardop uitgesproken woorden, er bleven altijd vragen over.

Met een zachte bries kwamen geuren. Hij rook naar zoete aarde, naar dauw. Naar blauwe lucht en bloemen die ze nog nooit gezien had. Heel even verdwaalde ze in beelden over deze nieuwe wereld, waar ze nooit meer weg zou gaan.

Gekuch achter haar onderbrak hun zwijgende communicatie en onwillig keerde ze zich van Roylen af. Haar hand scheen een eigen leven te lijden, want terwijl zij zich omdraaide om haar broer vragend aan te kijken, zochten en vonden haar vingers Roylens hand. De blik in Xenres' ogen was op zijn minst verontrust te noemen. Zijn wenkbrauwen stonden recht overeind, als twee driehoeken boven zijn ogen. Ja, dat kon ze begrijpen. Roylen zou zijn schilden vast niet hebben laten zakken voor de rest van de aanwezigen. Voor haar broer moest het een bizar gezicht zijn geweest om haar hier te zien staan met een compleet vreemde.

"Moet ik me zorgen maken?" Kwam zijn vraag in haar hoofd via de verbinding die bijna altijd open had gestaan. Ze was blij dat een deel van haar verstandig genoeg was geweest om die verbinding af te sluiten voor haar onderonsje met Roylen. Haar wangen vatten vlam.

"Xenres, dit is Roylen. Weet je nog dat Yiska hem noemde? Ze vroeg zich af of ik hem evenaarde in kracht." Die woorden stonden in haar geheugen gegrift, al leek Xenres het zich niet meer te herinneren. Het maakte niet uit. Vlug zond ze een samenvatting naar haar broer, waarbij ze maar een tipje van de sluier ophief over de connectie die ze voelde vibreren in elke vezel van haar lichaam. Ze wist zonder twijfel dat Roylen alles had gehoord, net zoals zij nu alles hoorde van zijn korte overleg met zijn vader.

De aandacht van haar broer bleef niet lang hangen bij haar. Zijn ogen schoven naar de jonge vrouw die ze net gered hadden en die op haar knieën in het gras een klein meisje in haar armen wiegde. Vreugde over die hereniging stroomde door haar heen en voor ze wist dat ze huilde, veegde Roylens duim een traan van haar wang. Hij keek niet naar haar gezicht, terwijl hij dat deed. Zou hij ook zo'n beeld van haar voor ogen hebben? Ze voelde zijn buik tegen haar rug, toen hij een stap dichterbij deed en leunde tevreden naar achteren. Hij was warm en vertrouwd en zijn hand bleef liggen op haar schouder alsof hij daar altijd al gelegen had. Had hij tijd om haar deze wereld te laten zien? Hij was tenslotte de opvolger van zijn vader. Mocht hij zolang van huis wegblijven?

"We zullen de hele wereld bekijken, jij en ik."

In zijn antwoord hoorde ze zoveel meer dan die paar woorden. De heerser van Elodie reisde zijn hele leven van resid naar resid en zijn gezellin ging dan met hem mee.

Het was niet eens een verzoek of zij dat wilde zijn. Er was geen aarzeling, geen twijfel, geen andere mogelijkheid. Zelfs geen vraag over wanneer en waar. Als ze lang stilstond bij dit feit dan kon ze misschien iets zien van de absurditeit van deze situatie, maar zelfs dat was maar een fractie van een seconde. Er waren geen woorden om uit te leggen wat dit was. Het ging voorbij de band die kon ontstaan tussen twee zenders. Ze was een deel van hem en hij van haar. Tot op dit moment was ze een helft geweest van een geheel en tot op dit moment had ze dat niet geweten.

Samen keken ze toe hoe rondom hen Eloden, Tagmaranen en Terranen verenigd werden, huilden, lachten en zwegen. Verwondering was overal rondom hen voelbaar en na een poosje trokken ze zich terug in hun eigen gedachten. Uit ervaring wist Tal dat het teveel kon worden om de hele tijd te luisteren. Het kostte haar absoluut geen moeite, maar ze was blij zich te kunnen afsluiten. Zeker nu ze iemand had gevonden waarop ze al haar aandacht wilde richten. Ze zond haar broer een vaarwel en kreeg en berustende groet terug, waarna ze zich mee liet trekken door Roylen in de richting van een groot zwart paard waar hij haar zonder pardon op tilde. Nadat hij had plaatsgenomen achter haar, reed hij in een rustige stap weg van Nivard. Richting het noorden, richting Gard, waar haar nieuwe thuis op haar wachtte.

De Nieuwe Wereld SpecialsWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu