Hoofdstuk 5

131 7 3
                                    

Deze dag kon niet gekker worden.
'Een Zombie-virus? Sorry, maar zombies bestaan alleen in fims,' zei ik
'Kijk de gang in,' zei Wouter zacht.
Ik zuchtte en keek naar beneden. De zogenaamde zombies stonden verspreid in de gang suf voor zich uit te staren.
'En wat gaan we eraan doen? We kunnen niet voor eeuwig op een rij kluisjes blijven zitten,' zei ik en ik keek Joselien en Wouter één voor één aan. 'We hebben al een soort vluchtroute bedacht,' zei Joselien.
'Vertel. Ik kan niet wachten om hier weg te zijn,' zei ik.
'We rennen de gang uit. Dan rennen we de trap op richting het dak. Daar glijden we via de vlaggenmast naar beneden richting het sportveld. Daar wordt op dit moment getraind, dus er zullen ook zombies rondlopen daar. Dan rennen we naar het opslaghuisje waar alle spullen voor gym en schoolvoetbal wordt bewaard. Dan gaan we naar binnen en zijn we voorlopig veilig,' legde Wouter uit.
'En daar liggen knuppels en dat soort dingen, die we kunnen gebruiken als wapens om onszelf te beschermen,' zei Joselien erbij. 'En als daar nog meer levenden zijn kunnen we ze ook helpen,' zei Wouter tot slot. 'En wat doen we als we bij dat opslaghuisje zijn?' vroeg ik.
'Dat zien we dan wel weer. We moeten eerst zorgen dat we levend bij die opslag aankomen,' zei Wouter. Ik ademde diep in en uit.
'Hoe komen we langs de zombies zonder dat ze ons doorhebben?' vroeg ik.
'Zombies komen af op geluid. Wees dus zo stil mogelijk als we weglopen. Probeer niks om te stoten, dat zou hun aandacht wekken. Drie. Twee. Één. Nu,' fluisterde Wouter.
We kropen over de rij kluisjes tot we er zo zacht mogelijk vanaf klommen. We slopen naar de deur, tot Joselien vol tegen de prullenbak aanliep. De prullenbak viel kletterend op de grond. 'O, shit,' zeiden we in koor. De zombies kwamen op ons afgelopen. 'Ren!' riep Joselien.
We begonnen te rennen richting de deur, maar er verzamelden zich steeds meer zombies in de gang. 'Lekker gedaan, Joos. Dit wordt onze dood,' zei ik, terwijl ik langzaam tegen de muur aanliep. Ik struikelde over een rugtas. 'Wacht eens,' mompelde ik.
Ik gooide de tas tegen de zombies die bij de deur stonden aan, waardoor ze als een soort dominosteentjes op de grond vielen.
'Vlug!' riep Wouter en we renden de deur door de trap op.

'Dat scheelde niks, dank je wel, Inez,' zuchtte Wouter van opluchting. 'Graag gedaan, al vermoed ik dat dit niet de laatste keer zal zijn,' antwoordde ik, terwijl we de trap op renden.
'Hier is de deur om naar buiten te gaan,' zei Wouter en hij duwde de deurklink naar beneden, maar de deur ging niet open. 'Hij is op slot. Hoe kan dat? Je kan hem alleen van buitenaf op slot doen,' mompelde Wouter. Joselien bonkte op de deur.
'Is daar iemand? Hallo?'
Joselien keek door het sleutelgat en viel van schrik op de grond. 'Wat is er?' vroeg ik, terwijl ik haar overeind hielp.
'Er keek iemand door het sleutelgat! Ik schrok me een ongeluk!' 
Wouter keek ook door het sleutelgat. 'Hallo? Laat ons eruit, we zijn geen zombies!' riep hij.
'Dat is precies wat een zombie ook zou zeggen!' hoorden we een meisjesstem terugroepen. 'Zombies kunnen helemaal niet praten! Laat ons eruit!' riep Wouter kwaad.
'Wouter, niet zo hard. Straks horen de zombies je nog,' probeerde Joselien hem te kalmeren. 'Te laat,' zei ik en ik keek achterom. Op de trap kwamen zo'n tien zombies aangesjokt. 'We gaan eraan!' riep Joselien in paniek.
'Meisje, doe die deur open!' riep Wouter. 'Mooi niet! Dan komen die zombies hier en dan word ik ook opgegeten!' riep het meisje terug.
'Nou. Dit was het dan,' zei Wouter en hij haalde zijn schouders op. 'Opgegeten door een stel doden, wie maakt dat nou mee?' 'Iedereen die nu een zombie is heeft dat allemaal meegemaakt, Wouter,' zuchtte Joselien. 'Geef je op?' vroeg ik aan Wouter.
'Ja. Wat wilde je dan doen? Een liedje zingen en erbij dansen?' zei hij.
'Nee, domme. Gewoon die deur inbeuken,' zei ik en ik duwde hem aan de kant.
'Joos, help effe mee,' zei ik. 'Ik tel tot drie, dan geven we een mega ninjaschop tegen de deur,' zei ik. Joselien knikte. 'Drie...' 'Dit gaat niet werken, meiden.' 'Twee...' 'De zombies komen eraan.' 'Een...' 'Jullie zijn hier niet sterk genoeg voor.' 'NU!' 
Joselien en ik trapten met al onze kracht tegen de deur aan. Het slot krakte open en de deur vloog naar buiten. 'Wat zei je ook alweer, Wouter?' vroeg ik grijnzend. 
'Dat er zombies aankomen, snel naar de vlaggenmast!' zei hij en hij rende over het dak naar de vlag.
Ik zuchtte geërgerd. 'Best,' mompelde ik.
Wouter en Joselien stonden al bij het randje van het dak. 'En nu?' vroeg Joselien.
'Springen,' zei Wouter. 'Ja, dag,' zei ze verontwaardigd. 'Ik ga wel eerst dan. Ik vang je wel op,'  zei Wouter en hij gleed van de paal naar beneden. "Ik wist niet dat je met "springen" "glijden" bedoelde!" riep Joselien hem achterna, waarna ze ook van de paal afgleed.

Zombie Flare (Dutch)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu