Hoofdstuk 23

44 7 2
                                    

"'Mooi die Koekenbakker is ook weer weg,' zei Thomas chagrijnig en de norse uitdrukking op zijn gezicht verdween.
'Ik heb je echt nog nooit boos gezien,' zei Joselien verbaasd. 'Misschien komt dat ook door het feit dat we elkaar pas sinds gisteren kennen,' zei Wouter grijnzend. 'Hmm, ja, goed punt,' zei Joselien, waarna Joselien en Wouter moesten lachen.
Ik keek Thomas grijnzend aan. Hij dacht precies hetzelfde als ik.
Wouter en Joselien zouden echt schattig zijn z'n tweeën.
'Wat staat er eigenlijk op het briefje?' vroeg Thomas.

-  Schone kleding en schoon ondergoed - vrouwen - Bibi (maat 128), Hester (maat SM), Isa (maat SM), Inez (maat M), Joselien (maat M), Cassandra (maat M), Ella (maat M), Anna-Fleur (maat L), Julia (maat L), Luna (maat L), Lara (maat L), Anna (maat L) & Eline (maat L)
-  Luiers, billendoekjes en talkpoeder - Anna
-  Maandverband en tampons - alle vrouwen

'Gelukkig hebben wij alle makkelijke spullen,' zei Wouter sarcastisch. 'Als wij al deze spullen hebben, hebben James, Anna en Nathaniel dan nog wel spullen om te zoeken?' ging Wouter verontwaardigd verder.
'En dan nog iets, waarom moeten wij al die vrouwenspullen halen?' mopperde hij.
Het viel even stil.
'En de humeurige Wouter is terug, ik begon hem al bijna te missen,' zei ik, waarna we alle vier begonnen te lachen.

We liepen zo stil mogelijk tussen de gebouwen door. We waren tot nu toe nog geen zombie tegengekomen.
'Waar gaan we nu eigenlijk heen?' fluisterde Joselien. Ik haalde mijn schouders op. De jongens liepen voorop en leidden de weg.
'Misschien gaan we weer naar het winkeltje van Cassandra's ouders,' fluisterde ik terug.
Ik stilte liepen we verder tot Wouter en Thomas ineens stilstonden.
'Waar gaan we nu eigenlijk heen?' fluisterde Wouter. 'Wat?' fluisterden Joselien en ik in koor.
'Jullie wezen ons toch de weg?' fluisterde Thomas.
Joselien en ik schudden ons hoofd. 'Jullie liepen voorop, we dachten dat jullie ons de weg wezen,' fluisterde Joselien terug. 'Dus we lopen nu eigenlijk tussen de zombies voor niks?' fluisterde Wouter. 'Daar komt het wel op neer,' fluisterde Joselien.
Er viel een lange stilte.
'Hoe zou het met Nathaniel, James en Anna gaan denken jullie?' fluisterde ik. 'Ik denk dat hij verschrikkelijk baalt dat hij nu de enige van ons drie is die niet met jullie mee mocht,' grijnsde Thomas. 'Met ons? Met Inez eerder,' grinnikte Joselien.
Thomas keek haar ineens chagrijnig aan. 'Niet grappig, Joselien,' zei hij.
'Dat bedoelde ik niet, ik bedoelde of ze hun spullen al zouden hebben ja of nee,' verduidelijkte ik mezelf. 'Geen idee,' zei Wouter. 'Maar laten we verder lopen, we moeten nog voor minstens tien vrouwen kleding en menstruatietroep zien te vinden en we hebben tot nu toe nog niks,' zei Wouter.
We knikten en we liepen weer verder door de steeg.

'Horen jullie dat ook?' zei Joselien ineens zacht. 'Horen wat? Ik hoor helemaal -' vroeg ik, maar ik werd onderbroken door zacht gebrul.
We draaiden ons om en er stond een kleine zombie in het gangpad. De zombie was van een klein meisje van een jaar of vier, schatte ik zo in.
Ik zette een paar stappen richting de zombie.
'Ahw, kijk nou wat een schatje,' zei ik. 'Beertje, blijf van haar vandaan,' zei Thomas zacht. 'Relax, ze doet echt niks,' zei ik terug.
'Beertje?' vroeg Joselien grijnzend aan Thomas. 'Eh, ja... leuke bijnaam, dacht ik zo,' zei Thomas ongemakkelijk terug.
'Hallo, kleintje. Waar is je papa of mama?' vroeg ik aan de kleine zombie.
De zombie keek me vaag aan, dat dacht ik tenminste.
In werkelijkheid keek ze langs me heen.
Ineens hoorden we achter ons een enorme brul.
Geschrokken draaiden we ons om en stonden we oog in oog met een grote en gespierde zombie.
'Aha, daar is papa al,' zei ik, terwijl Thomas en Wouter langzaam achteruit stapten met hun knuppels in de aanslag.
'Blijf achter ons, wij beschermen jullie wel,' zei Wouter zacht.
Ik pakte Joseliens arm en we liepen langzaam achteruit. 'Wat er ook gebeurt, zorg dat je geen één van die zombies aanraakt,' fluisterde Thomas.
De grote zombie kwam met dreunende passen op ons afgelopen, terwijl de kleine zombie ook op ons kwam afgesneld.
'Misschien is het een heel stom idee hoor, maar misschien is het een idee om nu heen hard te gaan rennen?' fluisterde ik tegen de anderen. 'Ik vind het een heel goed idee, Inez. Tel jij af?' zei Joselien.
'Ik denk dat we een zombiemaaltje zijn als we gaan aftellen, ren!' riep Wouter. Hij pakte Joselien bij haar hand en sprintte er vandoor. Thomas pakte mijn hand en we renden achter Wouter en Joselien aan door de steeg.
De grote zombie kwam met dreundende stappen ons achterna gerend en de kleine zombie kwam op een wonderbaarlijk snel tempo achter ons aan gerend.
'Eh, jongens?' zei ik aarzelend. 'Sinds wanneer kunnen zombies heel hard rennen?' vroeg ik. Wouter lachte.
'Zombies kunnen helemaal niet rennen, doe niet zo -'
Wouter keek achterom en zag dat de kleine zombie ons bijna op de hielen zat.
'O, shit, je hebt gelijk,' zei Wouter en hij rende plotseling een zijgang in met Joselien.
'Kondig het de volgende keer even aan als je zomaar afslaat!' riep Thomas ze nog na.
Ik keek achterom en zag dat de kleine zombie telkens bijna onze enkels kon grijpen.
'Hierheen,' zei ik en ik rende ook een zijgang in.
Ik wist niet dat die zijgang richting het Grote Plein leidde.

We kwamen aan bij een kleine snackbar en we namen even een korte pauze.
'Oké, side note aan mezelf: Onderschat nooit of te nimmer de snelheid van kleine zombies,' hijgde ik.
Thomas lachte. 'We hebben wel een probleem,' zei hij op serieuze toon.
Ik keek hem vragend aan. 'We zijn Wouter en Joselien kwijt,' zei hij.
Ik zuchtte diep en ging op een houten bankje voor de snackbar zitten. Thomas kwam naast me zitten.
'Deze apocalypse is nog geen vierentwintig uur aan de gang, maar het voelt al als dagen,' zei ik vermoeid.
Thomas zuchtte. 'Tja, maar wij leven nog en dat vind ik al heel wat,' zei hij. 'Maar onze families, althans de families van Cassandra, Joselien en mij, zijn al veranderd in zombies. Onze vrienden, vriendinnen, klasgenoten, leraren, buren, iedereen is veranderd in een zombie. Waarom zouden we nog willen blijven leven als het toch geen nut meer heeft? Ik kan maar beter veranderen in een zombie, dan loop ik ook niemand meer in de weg,' zei ik en ik staarde naar de grond.
Thomas sloeg z'n arm om me heen en drukte me tegen zich aan.
'Zeg niet steeds zulke gekke dingen. Ik ben heel erg blij dat je nog leeft, anders was ik hier nu misschien zelf wel niet meer geweest of zat ik nog in dat rommelhok bij het sportveld. Joselien is heel erg blij dat je nog leeft, anders had ze geen beste vriendin meer. Wouter is heel erg blij dat je nog leeft, anders was hij er misschien ook wel niet meer geweest. Cassandra is heel erg blij dat je nog leeft, anders had zij misschien nu wel nog steeds op het dak van de school gezeten. Ella is heel erg blij dat je nog leeft, anders zat zij ook nog in dat hok bij het sportveld. Vergeet Hester niet. Zij is ook super blij dat ze haar grote zus nog heeft in deze zware tijd. Die Nathaniel is ook super blij dat je nog leeft, aangezien hij je overduidelijk leuk vindt,' zei Thomas. 'Maar goed, je mag niet opgeven Inez. Wij zijn er allemaal voor je en we hebben allemaal een zware tijd nu, maar we hebben elkaar. Samen gaan we deze Apocalypse overleven. Als een team,' zei Thomas bemoedigend.

Zombie Flare (Dutch)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu