Hoofdstuk 20

56 6 1
                                    

Ik rende alleen door de stad. Iedereen was weg.
'Is daar iemand? Hallo?!' riep ik wanhopig, maar ik kreeg geen antwoord terug.
Ik keek om me heen. Er was niemand te zien.
Het begon zacht te regenen.
Ik rende verder door de regen.
Wat doe ik hier überhaupt? Waarom ben ik niet gewoon veilig op de zolder van het museum? Waarom ben ik hier alleen?
Toen bedacht ik het me weer. Ik was op voedselrun.
Maar waar was iedereen? Joselien, Thomas, Wouter, Nathaniel, James en de moeder van die drie kinderen gingen toch mee op voedselrun?
Hijgend kwam ik tot stilstand bij het standbeeld midden op het plein.
Uitgeput ging ik op de grond zitten.
'Joselien! Thomas! Waar zijn jullie?!' riep ik. Ik steunde met mijn hoofd tegen het standbeeld, waardoor de regen op mijn gezicht terechtkwam.
Ik sloot mijn ogen. Eventjes een pauze kan vast geen kwaad.
Ik werd wakker door een grommend geluid. Vermoeid opende ik mijn ogen.
Om me heen zag ik overal zombies.
'Shit,' mompelde ik en ik stond snel op.
Waarom heb ik niks om mezelf mee te verdedigen? Waar is mijn knuppel?
De zombies kwamen steeds dichterbij met uitgestoken armen, klaar om me aan te vallen.
Ik probeerde een zombie te slaan, maar ik miste.
Een andere zombie greep mijn arm.
Ik gilde toen ik de zombie herkende.
Nathaniel.
Ik trok meteen mijn arm weer terug en liep bang naar achteren.
Ik klom op het standbeeld en de zombies konden me net niet te pakken krijgen.
'Ha! Nu kunnen jullie er niet bij!' riep ik en ik stak mijn tong uit naar de zombies.
Met dat ik dat deed herkende ik nog een zombie.
Wouter.
Ik gilde weer opnieuw en verloor bijna mijn evenwicht, waardoor ik half van het standbeeld afzakte.
Wouter greep me bij mijn enkels en ik trapte hem snel weg, waardoor mijn schoen uitviel.
'JOSELIEN!! THOMAS!!' riep ik in paniek, terwijl ik uit alle macht in balans probeerde te blijven op het standbeeld.
De zombies begonnen te brullen, het leek wel alsof ze mijn naam probeerden te roepen.
De zombies duwden elkaar hardhandig aan de kant, omdat ze me allemaal probeerden te pakken.
Er vielen wat zombies op de grond en andere zombies gingen op de gevallen zombies staan.
Nu hadden de zombies een soort verhoging gecreëerd en konden ze me nu wel te pakken krijgen.
Ik was helemaal in paniek en ik had maar één oplossing.
Springen.
Ik sprong van het standbeeld af, voordat de zombies me konden pakken.
Ik viel op de grond en voelde een enorme pijnscheut door mijn enkel gaan.
Lekker dan, een gezwikte enkel.
Ik kwam moeilijk overeind. De zombies kwamen op me af gelopen en ik strompelde snel de andere kant uit.
Ik strompelde zo snel als ik kon weer richting het museum.
Van alle kanten kwamen er zombies op me af.
Ik was ingesloten.
De zombies begonnen weer te brullen en te brommen.
'Inez! Inez! Inez!'
Nu hoorde ik het goed. De zombies brulden mijn naam.
Ze kwamen langzaam dichterbij. Ik kon nergens heen. Ik was ingesloten.
Ik probeerde me nog te verdedigen, maar de pijn in mijn enkels was te erg.
Ik zakte op de grond van de pijn en sloot mijn ogen.
Ik hoorde weer mijn naam en werd ruw door elkaar geschud.
'Inez! Inez!'
Huh? Waarom klinkt de zombie als Joselien?
Nee! Is Joselien toch een zombie geworden?!

'Inez!'
Ik gilde en ging rechtovereind zitten.
Ik opende mijn ogen en keek recht in het gezicht van Joselien.
'Eindelijk, je bent wakker,' zei ze.
Ik keek om me heen en zag dat iedereen om me heen zat.
'M-maar,' stamelde ik, terwijl ik van Nathaniel naar Wouter en weer naar Joselien keek.
'Jullie waren toch... huh?' 'Je hebt een nachtmerrie gehad. Je gilde steeds en je hebt Wouter in z'n buik geschopt. Ook riep je steeds om Joselien en Thomas,' legde Ella uit.
'D-dus niemand is veranderd in een zombie?' vroeg ik voor de zekerheid.
Joselien schudde lachend haar hoofd. 'We zijn er nog allemaal. Maar we moeten zometeen wel op voedselrun. Je kan snel wat paprika en rijst naar binnen werken voordat we moeten gaan. James heeft een lijstje gemaakt met spullen die we moeten zoeken. Als jij nog iets nodig hebt moet je dat even aan hem doorgeven,' zei Joselien.
Ik veegde het zweet van mijn voorhoofd af. 'Oké,' zei ik en ik kroop uit mijn slaapzak.
Voordat ik op stond voelde ik voor de zekerheid nog even aan mijn enkel.
Hij deed helemaal geen pijn. Ik zuchtte van opluchting. Het was dus echt allemaal maar een nachtmerrie.
Ik liep naar James toe.
'Heb je nog wat nodig?' vroeg hij, terwijl hij een klein notitieblokje uit zijn broekzak tevoorschijn haalde.
Ik knikte. 'Schone kleren en slaappillen, voor het geval dat ik weer nachtmerries krijg,' zei ik. James schreef het op op het notitieblokje en knikte.
'Oké, dan gaan we daarvoor kijken. Anna is nu aan het ontbijten met Bas, Bob en Bibi, dus je kan aan haar vragen of ze wat voor je wilt maken,' zei James en hij liep weer weg.
'James?' riep ik hem nog na. Hij draaide zich weer om.
'Ja?' vroeg hij. 'Wie zijn Anna, Bas, Bob en Bibi?' 'Je weet wel die mevrouw die vandaag meegaat met de voedselrun?'
Ik knikte. 'Dat is Anna. De Drie B's zijn haar kinderen,' zei James en hij liep weer verder.
Ik liep naar Anna en de Drie B's toe en ging zitten.
'Goedemorgen. Lekker geslapen?' vroeg Anna en ze sneed wat paprika in blokjes. 'Niet echt,' zuchtte ik.
'O, dat is niet zo fijn. Zenuwachtig voor de voedselrun?' vroeg ze. 'Enorm,' zei ik.
Anna glimlachte. 'Snap ik hoor, het is natuurlijk ook heel spannend, maar ik heb er alle vertrouwen in dat het helemaal goed gaat komen vandaag. Hier, eet dit maar snel op, dan voel je je misschien ook weer wat beter,' zei ze en ze gaf me een bord met rijst en paprikablokjes. 'Dank je wel,' zei ik en ik begon gulzig te eten.

Zombie Flare (Dutch)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu