Hoofdstuk 24

41 5 1
                                    

Ondertussen stroomden de tranen over m'n wangen.
'Het komt goed, Beertje,' fluisterde Thomas.
Ik ging rechtop zitten en ik veegde de tranen van m'n wangen.
'Nu geen tranen meer, we hebben spullen te zoeken!' zei Thomas, waardoor ik weer moest lachen.
Thomas stond op en stak zijn hand uit. 'Kom, we gaan Joselien en Wouter zoeken,' zei hij en hij glimlachte.
Ik pakte zijn hand aan en hij trok me omhoog.
We liepen door over het Grote Plein.
Ik stond plotseling stil. Thomas draaide zich om. 'Wat is er?' vroeg hij.
'Hier klopt iets niet. Waarom zijn er geen zombies?,' zei ik op mijn hoede.
'Juist fijn toch?' zei Thomas. 'Dit heb ik eerder meegemaakt,' zei ik wantrouwend.
'Hoe bedoel je?' vroeg hij, terwijl hij naast me kwam staan. 'Je kan dit niet eerder hebben meegemaakt, we zijn hier pas voor het eerst dat er helemaal geen zombies zijn,' zei Thomas zelfbewust.
'Nee, ik ben er zeker van dat ik dit eerder heb meegemaakt,' mompelde ik. 'Misschien herinner je het je weer als we weer verder lopen,' zei Thomas en hij liep door.
Toen wist ik het weer.
'Thomas, we moeten hier zo snel mogelijk weg,' zei ik in paniek. 'Wat? Waarom?' vroeg hij, terwijl ik z'n pols vast pakte en hem mee sleurde.
'Ik heb dit gedroomd. Ik stond op het Grote Plein en er waren geen zombies. Toen -' 
Mijn verhaal werd onderbroken door iemand die onze namen riep.
We draaiden ons om en we zagen James, Anna en Nathaniel op ons af rennen met in hun armen tassen vol spullen.
'Ik ben zo blij dat je nog leeft,' zei Nathaniel en hij omhelsde me. 'Eh, ja ik ben ook erg blij dat ik nog leef... en dat jij ook nog leeft natuurlijk,' stamelde ik.
'Ahum,' kuchte Thomas. Nathaniel liet me meteen los.
'Thomas, Inez, wat ben ik blij dat jullie oké zijn. Waar zijn Wouter en Joselien?' vroeg Anna.
'Eerlijk gezegd, geen idee,' zei ik en Thomas en ik vertelden van de kleine zombie en de grotere zombie en dat we Joselien en Wouter daarna kwijt waren geraakt, doordat we een andere kant op vluchtten.
'Gelukkig zijn jullie veilig, maar het is belangrijk dat we Wouter en Joselien ook snel vinden, misschien hebben ze namelijk hulp nodig,' zei James.
'We zijn hier!' hoorden we Joselien over het Grote Plein roepen. Joselien en Wouter kwamen met een hoog tempo en hand in hand aangelopen.
'Gelukkig zijn jullie ongedeerd,' zei Anna en ze gaf Wouter en Joselien een knuffel.
Ik pakte Joselien bij haar hand en nam haar apart.
'Joselien, ik heb dit gedroomd,' zei ik. 'Wat heb je gedroomd?' vroeg ze verbaasd.
'Dit. Deze situatie. Geen zombies, staan bij het standbeeld op het Grote Plein... dit gebeurde in mijn droom,' zei ik met lichte paniek in mijn stem.
Ik vertelde Joselien mijn droom.
'Maar dromen komen toch niet echt uit? Als ik zou dromen dat Wouter een zombie zou worden dan wordt hij dat toch ook niet meteen?' zei Joselien met een glimlach.
'Je maakt je vast zorgen om niks. We hebben onze knuppels, we kunnen ons verdedigen, we zijn nu in een grote groep en je bent niet in je eentje. Het komt goed,' zei Joselien om me gerust te stellen. 'Het komt goed, echt waar,' zei ze nogmaals, toen ze mijn ongeruste blik zag.
Ik zuchtte en glimlachte. 'Misschien heb je gelijk en maak ik dingen gewoon erger dan ze zijn,' zei ik. 
Joselien glimlachte. 'Zullen we weer teruggaan naar de anderen? Ik moet James nog wat -'
Joselien werd onderbroken door een harde brul.
We keken achterom en zagen dat er een grote groep zombies aan kwam gestrompeld.
'Maar misschien heb je toch niet gelijk,' zei ik en Joselien en ik renden snel naar de anderen terug.
'Zombies! Er komen zombies aan!' riep Joselien met paniek in haar stem.
De anderen draaiden zich om en zagen de groep zombies ook.
'Dit is niet goed, we moeten zo snel mogelijk terug naar het museum. De zombies zijn met erg veel,' zei James en hij en Anna renden vast terug.
'Oké, top dit. Laten we gaan,' zei Wouter. 'Nee,' zei Joselien ineens.
Wouter draaide zich om naar Joselien. 'Waarom niet? Joselien, we moeten hier nu weg,' zei Wouter met onrust in zijn stem.
'Ik ga hier niet weg tot we Shamira en Mirthe hebben gevonden,' zei Joselien vastberaden en ze deed haar armen over elkaar. 'Ik ook niet. Gaan jullie dan maar zonder ons,' zei ik en ik ging naast Joselien staan.
'Shamira en Mirthe zijn hoogstwaarschijnlijk twee van de vele zombies in die groep die ons zometeen komt verscheuren! Kom nou mee, Heppie!' zei Wouter in paniek.
Joselien schudde haar hoofd. 'Misschien zijn ze ook wel geen zombies en hebben ze onze hulp nodig,' zei Joselien en ze leunde op haar knuppel.
'Ik laat mijn beste vriendinnen niet zomaar in de steek. Inez, kom mee,' zei Joselien en ze liep weg.
Ik keek twijfelend naar Wouter, die eruit zag of hij op elk moment achter Joselien aan kon rennen.
'Sorry,' zei ik, waarna ik achter Joselien aan rende.
'Waarom snapt Wouter niet dat we Shamira en Mirthe moeten vinden?' mopperde Joselien.
'Wouter is gewoon bezorgd dat je wat overkomt,' zei ik. Joselien haalde haar schouders op. 'Nergens voor nodig, ik kan prima voor mezelf zorgen,' zei Joselien en ze stapte stevig door.

We liepen in stilte door en sloegen af en toe nog wat zombies neer, tot Joselien ineens stil stond. 'Waar zijn we eigenlijk?' vroeg ze.
Ik keek rond. 'Geen idee. Bij een verlaten winkel denk ik,' zei ik.
Het winkeltje had planken voor de ramen en er hing een geur van verbrand rubber.
'Laten we teruggaan. De jongens kennende zijn ze super ongerust en we hebben ze achtergelaten bij de zombies,' zei ik. Joselien zuchtte. 'Ja, dat was niet zo slim van mij, hè? Ik heb je ook nog meegesleept, sorry daarvoor,' zei Joselien.
'Maakt niet uit. Ik ben ook vrijwillig met je meegegaan. Laten we teruggaan, ik -' begon ik, maar ik werd onderbroken door drie stemmen vanuit de andere kant van de straat.
'Inez! Joselien!' riepen ze.
We draaiden ons om. We zagen Thomas, Wouter en Nathaniel op ons af rennen. Ze zagen eruit alsof ze de dood recht in de ogen hadden aangekeken.

Zombie Flare (Dutch)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu