Hoofdstuk 8

12.3K 525 23
                                    

Hoofdstuk 8

Vrijdagochtend. Die waren altijd de zwaarste. Gek genoeg niet de maandagen, maar dat kwam omdat school mij afleidde. Op school had ik geen tijd om aan Daan te denken. Dan moest ik opletten, niet echt op de stof die verteld werd, maar wat Marlies zei. Als ik het niet precies na kon vertellen, was ze niet tevreden, en begon het hele verhaal opnieuw.

‘Hee, ik heb het gevraagd en je mag mee morgen. Zeven uur bij mij?’ zei Marlies opgewekt toen ze haar fiets in de fietsenstalling zette. Dit was een zeldzaam moment trouwens, normaal was ik altijd veel eerder op school dan Marlies. Dit keer waren we tegelijk.

‘Oh leuk!’ zei ik. Ik kon wel dansen. Ik kon Marlies wel om haar hals vliegen van blijdschap. Ik was gered.

De rest van de dag ging vrij snel voorbij. Het was alweer het laatste uur, biologie. We kregen een practicum. Als ik ergens slecht in was, was het een practicum. En het was nog eens een individueel practicum. We gingen een lever ontleden, en daarna moest je die tekenen. Ik deed echt mijn best, en was ijverig bezig toen de docent langs kwam lopen.

‘Sarah, je hebt de lever verpest’, zei mijn docent geïrriteerd. ‘Dat gedeelte had je heel moeten laten, begin maar opnieuw. En doe het deze keer wel goed.’

Ik wist niet wat ik moest doen. Zuchtend ging ik een nieuwe lever pakken, en begon er opnieuw aan. Zie je nou wel dat je niets kan. Wat Daan doet, verdien je.

Ik schrok van mijn eigen gedachten. Waar kwam dit ineens vandaan? Ik negeerde het verder. Gelukkig was mijn tweede poging wel goed.

Op zaterdag maakte ik altijd mijn huiswerk, zodat ik op zondag leuke dingen kon doen. Nu had ik morgen niets gepland, dus het was nog een raadsel hoe ik mijn zondag moest vullen. Maar daar bedacht ik nog wel iets op. Ik hoorde een klop op de deur, waarop ik met ‘’ja’’ antwoordde.

‘Ik ben even naar de winkel, ik heb koffie voor je gezet.’

Het was mijn moeder. Ik keek haar verbaasd aan. Sinds wanneer zette ze koffie voor mij? En ik had er niet eens om gevraagd. Mijn moeder gaf niets om mij. Het interesseerde haar echt niet waar ik uithing en hoe laat ik thuis was. Laat staan dat ze zelf zou zeggen waar ze heen was.

‘Bedankt’, zei ik en draaide mij weer om, om weer verder aan wiskunde te werken. Wat stiekem mijn lievelingsvak is. Ik was er goed in. Ik was nergens goed in, behalve is wiskunde. Mijn vader was daar ook goed in. Dus waarschijnlijk had ik dat van hem geërfd. Het zit dus in de genen, godzijdank. Ik ben echt blij dat ik er geen moeite mee heb, zoals Marlies. Zij doet zo hard haar best, maar het lukt haar gewoon echt niet.

Tijdens het avondeten hing er een vervelende stilte.

‘Daan had nog gebeld vanochtend.’

Ik keek mijn vader verschrikt aan. Daan? Hoe kwam hij aan ons huisnummer? Oh ja. Telefoonboek. Natuurlijk.

‘Oh zei hij nog iets?’ ik moest doen alsof ik blij was. Ik moest doen alsof ik van hem hield.

‘Ja hij komt vanavond langs, en dat moest ik even aan je doorgeven.’

‘Maar dat komt niet uit ik moet oppassen’, zei ik snel.

Mijn vader schoof een briefje naar mij toe. ‘Hierop moest je hem terugbellen.’

Natuurlijk had ik hem niet terug gebeld. Tegen mijn ouders had ik wel gezegd dat ik hem gebeld had. Vanavond zou Daan komen, en mijn ouders denken dat ik hem afgebeld had. Ik slikte. Ik zou morgen op mijn donder krijgen. En toen bedacht ik mij, dat elke gezonde ouder er iets van zou zeggen. Maar mijn ouders niet. Die zouden hem wegsturen met de mededeling dat ik oppassen was. En morgen zou ik er niets van horen. Ik trok mijn kast open en keek wat ik aan zou doen. Ik koos voor een donkere spijkerbroek met een lichtblauw shirtje. En voor de kou zou ik een wit vest meenemen.

Sarah Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu