Hoofdstuk 12

10.7K 486 16
                                    

Hoofdstuk 12

              

‘Hee Samuel, kom je ook even scoren?’ vroeg Daan en een gemene lach ontsnapte uit zijn mond. Samuel begroette Daan vrolijk en hij gebaarde naar mij dat ik naar de keuken moest. De zenuwen gierden door mijn lijf. Nee niet de zenuwen, de angst. De angst werd ondragelijk. Laat Daan het maar doen, dacht ik. Dan hoefde ik geen angst meer te voelen, dan was het toch al gebeurd. Ik pakte wat te drinken voor Samuel en bracht het naar hem.

‘Ik wil ook wat’, zei Daan. Ik liep weer terug en schonk ook wat voor Daan in.

‘Daan zullen we zo uitgaan. Telkens hetzelfde meisje is toch ook saai?’ hoorde ik Samuel zeggen toen ik terug de kamer in kwam gelopen.

‘Ja daar heb je wel een punt, maar waarom opzoek gaan naar iets anders als dit goed is. Waarvan je weet dat zij goed genoeg is.’

Ik voelde mij misselijk worden. Ik gaf het glas aan Daan, die mij zei dat ik hem een kus moest geven. Gewillig deed ik wat hij van mij vroeg. Ik probeerde Samuels blik te vangen, maar hij keek mij niet aan.

Die nacht kon ik niets anders dan huilen. Samuel lag naast mij, hij wilde mij niet alleen achter laten. Daan was gemeen geweest. Gemener dan normaal. Alles deed zeer. Heel mijn lichaam deed zeer. Morgen had ik vast blauwe plekken. Hoe moest ik die nou weer verbergen.

‘Dit moet echt stoppen’, zuchtte Samuel. Hij raakte mij licht aan op mijn schouder, maar meteen voelde ik paniek oplaaien.

‘Niet doen’, snikte ik. ‘Alsjeblieft.’

Samuel trok langzaam zijn hand weer terug, en raakte mij daarna niet meer aan.

De volgende dag liep ik als een zombie op school rond. Opletten lukte natuurlijk niet. Marlies had de blauwe plekken ontdekt. ‘Wat is dat?’ vroeg ze bezorgd.

‘Ik ben zo onhandig geweest, ik was tegen de muur aan gelopen.’

‘Nee echt?’ lachte Marlies.

‘Ja echt.’

Marlies moest hard lachen, en ik deed mijn best om mee te lachen. Was ik maar tegen een muur opgelopen. Eenmaal thuis aangekomen rende ik meteen nar mijn kamer, waar ik niet meer vanaf kwam. Ook voor het avondeten niet. Ik wilde geen eten. Van eten werd je dik, en dat maakte mij nog minder waard dan dat ik al was. Ik walgde van mijzelf. Waarom zou Daan dit anders doen? Ik was vies. Ik was lelijk. Ik was dik. Ik verdiende dit. En daarom deed Daan dit en groot gelijk had hij. Ik voelde tranen opkomen, en het honger gevoel werd steeds sterker. Uiteindelijk besloot ik een appel te eten, een appel kon geen kwaad. Nadat ik die op had ging in mijn tanden poetsen. Ik durfde niet in de spiegel te kijken. Bang voor wat ik aan trof. Toch deed ik het. En dat was alles behalve slim. Nu pas zag ik hoe lelijk ik was. Hoe misvormd ik was. Geen enkele jongen wil mij. Daan deed dit alleen zodat ik het eindelijk inzag. Samuel zou mij al helemaal niet willen. Hij had alleen medelijden met mij. Omdat hij ook wist dat ik nooit iemand aan zou kunnen komen. Ik moest weer huilen. Waarom was ik zo mislukt? Waarom overkwam dit mij allemaal? Ik kreeg een lichte paniekaanval en een soort drang die ik niet thuis kon brengen. Ik moest mezelf pijn doen. Ja, dat verdiende ik. Ik ging opzoek naar iets scherps, en vond uiteindelijk een nagelschaartje. Niet zo heel scherp, maar proberen kon. Ik zette een paar krassen en dat gaf voldoening. Morgen zou er ook niets meer van te zien zijn.

Sarah Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu