Averie
Een dikke laag sneeuw bedekte de omgeving. Op dit moment was het hartje winter in Nederland. Mijn naam is Averie Bennet en ik ben 16 jaar. Op dit moment zit ik samen met mijn vader, moeder, broer Tim en zusje Sophie in de auto. We waren onderweg naar het vliegveld. We gingen naar mijn oom en tante en neef in Canada. Mijn moeder had haar broer al heel lang niet gezien dus besloten we om de kerstdagen in Canada door te brengen. Ik was dol op de sneeuw. Het zag er echt prachtig uit. 'Tim hou op, laat Sophie met rust!' riep mijn vader van achter het stuur vandaan. Mijn broer en zusje hadden weer eens ruzie. Dat hebben ze wel vaker. Ik negeerde hun geruzie en concentreerde mij weer op de wit bedekte omgeving.
Dat is waar het mis ging. Mijn vader lette niet op en probeerde Tim en Sophie te laten stoppen met ruziën. Juist op dat moment schoot er een grote vrachtwagen op de verkeerde weghelft en kwam recht op ons af. Alles leek een stuk langzamer te gaan. Tot op het moment dat er een pijnscheut door mijn lichaam heen ging. Ik probeerde mijn ouders en Tim en Sophie te roepen, maar in plaats daarvan werd ik meegenomen naar een zwart gat.Het eerste wat er door mijn hoofd heen schoot was de vraag of ik dood was, maar als ik dood was zou ik dan een gesprek met mezelf kunnen houden? Ik wist het niet. Heel ver weg hoorde ik een stem iets zeggen, maar het was zo zacht dat ik het niet kon verstaan. Ik herkende de stem ook niet. Ik gaapte langzaam. Het liefst wilde ik weer gaan slapen en omdat ik toch niets te doen had besloot ik dus om echt te gaan slapen.
Na een paar uurtjes, tenminste dat denk ik want er hing nergens een grote klok, werd ik weer wakker. Ik opende mijn ogen en merkte al snel op dat ik niet meer in de zwarte kamer was. Ik stond nu midden in een prachtig bos. Op de grond lag een laag sneeuw. Ik stond snel op van de grond en klopte de witte jurk die ik aan had af. Midden op de kleine open plek stond een prachtige vrouw. Ze had mooie wit blonde haren die in golven over haar schouders vielen. Net als mij droeg ze een witte jurk, alleen was haar jurk nog mooier en de jurk had een soort griekse stijl. Haar ogen glommen zilver op door het maanlicht. Ze zag er werkelijk schitterend uit. Toen ik door kreeg dat ik naar haar staarde, keek ik snel weg. 'Hallo Averie.' zei de mooie vrouw. 'Hoi.' zei ik ineens verlegen terug. Ze wenkte mij dichterbij. 'Ik ben Luna.' stelde ze zich voor. 'Ik zou graag even met je willen praten.' zei ze. Ik knikte. Veel had ik toch niet te doen. Bovendien was het bos beter dan het zwarte hol. 'Je moet weer wakker worden.' zei ze. Ik fronste mijn wenkbrauwen. 'Ben ik dat niet dan?' vroeg ik verbaasd. Luna schudde haar hoofd. 'Ik ben bang van niet en het is dringend dat je echt wakker wordt anders worden veel mensen verdrietig.' zei ze. Ik snapte niet wat ze bedoelde maar ik knikte toch en staarde naar mijn blote voeten. 'Ik weet niet hoe ik wakker moet worden.' zei ik ineens. 'Dat geeft niks, volg het licht en dan wordt je vanzelf wakker.' legde ze uit en schonk mij een kleine glimlach. Ik snapte er nog steeds niet veel van. 'Ik moet er weer vandoor, maar we zullen elkaar snel zien.' zei Luna. Ik wilde vragen of ze alsjeblieft wilde blijven, omdat ik anders weer in het donkere hol moest blijven. Maar ze was al weg. Jammer. Niet lang daarna overviel de vermoeidheid mij weer en viel ik in de sneeuw in slaap.
Even later werd ik weer wakker. Ik weet niet hoeveel tijd er intussen verstreken is en om eerlijk te zijn maakt het mij niet echt uit. Ik was weer alleen ik het donkere hol. Ik wist dat er iets belangrijks was, maar ik kon me niet meer herinneren wat het was. Ik ging zitten en dacht na. Niets. Ik kon helemaal niks herinneren. Ineens schoot er een klein lichtje voorbij en ineens wist ik weer wat er zo belangrijk was. In mijn droom kwam ik Luna tegen en zij had mij verteld dat ik het licht moest volgen. Dat deed ik dus. Ik volgde het licht, maar het verdween toen ik het wilde pakken. Even later verscheen het weer en ik rende er weer opaf. Het licht leek met me te spelen, want opnieuw verdween het. Gefrustreerd zuchte ik. Toen ik het weer wilde proberen gebeurde precies hetzelfde. Net op het moment toen ik het wilde opgeven leek het licht dichterbij te komen. Ik beef stil staan in de hoop dat het nog dichterbij zou komen, maar helaas bleef het licht waar het was. Ik probeerde voorzichtig een stapje dichterbij te doen en het licht bleef waar het was. Inwendig juichte ik van vreugde. Ik deed een stap vooruit, maar deze keer verdween het lichtje wel. Ik moest het dus rustig aan doen. Voorzichtig deed ik weer een stap vooruit. Toen het licht niet verdween liep ik voorzichtig iets sneller naar het licht toe. Het bleef nog steeds waar het was en voor ik het wist werd ik opgeslokt door het licht.
Ik opende voorzichtig mijn ogen en liet ze wennen aan het felle licht. Een paar seconde nadat ik wakker was liep er een verpleegster naar binnen. Toen ze zag dat ik wakker was liep ze meteen weer de kamer uit. Waarschijnlijk om een dokter te halen. En inderdaad even later kwam een dokter naar binnen gelopen. De dokter controleerde een aantal dingen en ik had geen idee waar het allemaal voor nodig was. Ook stelde ze een aantal vragen over een ongeluk, maar ik kon mij niks herinneren. Na een tijdje verliet de dokter de kamer weer en was ik weer alleen. Ik was benieuwd wanneer mijn ouders zouden komen en wanneer ik Sophie en Tim weer ruzie kon horen maken natuurlijk. Vreemd genoeg had ik dat best wel gemist. Er ontsnapte mij een geeuw. Je zou zeggen dat ik wel genoeg geslapen had, maar helaas was het tegenovergestelde waar. Al snel viel ik weer in slaap. Ik zou nog even moeten wachten met mijn ouders en Sophie en Tim weer te ontmoeten.
Mijn slaap duurde niet heel lang. Ik was al snel weer wakker. Het duurde niet lang of er kwam al een verpleegster binnen lopen. Het leek alsof ze precies wist wanneer ik wakker werd. Nadat ze het infuus verwisseld had en een paar andere slangetjes en apparaatjes gecontroleerd had verdween ze weer. Net nadat ze weg was, kwam de dokter binnen lopen. Achter haar liep een man en vrouw. Het duurde even voor ik ze herkende. Mack en Caith, mijn oom en tante uit Canada, kwamen de kamer binnen lopen. De ogen van Caith waren rood en opgezwollen als teken dat ze gehuild had, terwijl de ogen van Mack vol met bezorgdheid stonden. Ik moest meteen denken aan mijn ouders. Waarom waren ze mij nog niet komen opzoeken? Hoe graag ik het antwoord daar ook op wilde weten, nu leek mij niet het juiste moment. Dus besloot ik het later te vragen. Mack en Caith kwamen dichterbij en voor ik het wist werd ik door Caith omhelst. 'Hoe gaat het?' vroeg Mack bezorgd nadat Caith mij los had gelaten. Ik haalde mijn schouders op. 'Wel goed denk ik.' antwoorde ik later. Mack knikte. Toen ik hem wat beter bekeek viel het mij op dat hij ook gehuild had. Een bezorgd gevoel bekroop me. Ook Mack huilde nooit, alleen als het echt heel ernstig was. 'Is er iets?' vroeg ik. Caith keek vragend naar Mack. Nu wist ik meteen dat er iets was. Ik wachte geduldig af. Mack zuchte. 'De dokter vertelde ons dat je je niks meer kan herinneren van het ongeluk.' zei hij. Ik knikte ter bevestiging. Ik had heel erg mijn best gedaan, maar ik kon mij echt niets herinneren. 'Als alles goed blijft gaan dan mag je morgen weg.' zei hij. Ik wist dat hij iets verbergde. Mack keek ongemakkelijk heen en weer. 'Mack.' smeekte ik. Hij gaf mij een medelevende blik. 'Averie, je hebt een ernstig ongeluk gehad.' zei hij. Ik knikte. Dat was iets dat ik al wist. 'Het was een auto-ongeluk en je ouders, Sophie en Tim zaten ook in de auto.' vertelde hij verder. Bij het horen van die informatie voelde ik mezelf wit wegtrekken. Meteen voelde ik dat dit niet het enige was wat er aan de hand was. Mack slikte. 'Je ouders, Sophie en Tim zijn overleden door het auto-ongeluk.'
JE LEEST
Speciaal Verwant - Moonmates *VOLTOOID*
WilkołakiMoonmates, iets waar Averie nog nooit van had gehoord...tot nu. Na het plotselinge overlijden van haar familie, gaat Averie door een moeilijke periode. Als ze de mysterieuze Aiden leert kennen, komt ze weer tot leven. Het gevoel dat hij haar geeft...