17

100 5 0
                                    

Op donderdag help ik opa zowaar weer met auto's uit elkaar halen. Hij laat me zien hoe ik ruitenwissers kan demonteren, waarna ik in mijn eentje een stel nieuw binnengebrachte auto's van hun ruitenwissers ontdoe. Ik ben net bij de laatste als ik achter me een mannenstem hoor.

'Hé meisje, is Henk er ook?'

Ik draai me om en sta oog in oog met Brandon Greene. Vertwijfeld neem ik hem in me op, met zijn brede schouders en hetzelfde petje als de vorige keer. Moet ik echt een gewelddadige man op mijn opa af sturen? Wie weet wat hij van plan is. 'Ja.'

'En waar is hij dan, als ik vragen mag?'

'Loopt u maar met mij mee.' Ik laat deze man niet in zijn eentje naar mijn opa toe gaan, ook al lijkt hij hem te kennen. Daarom veeg ik mijn handen aan mijn groezelige broek af en ga ik hem voor naar de werkplaats.

Opa staat onder de openstaande motorkap over de inhoud van een auto gebogen. Ook hij zit onder de vegen en vlekken. Dat krijg je er nou eenmaal van als je de hele dag met dit soort werk bezig bent. Het lijkt hem dan ook niet te deren. Ik ken mijn opa nauwelijks meer zonder vies shirt.

'Opa?' trek ik zijn aandacht. 'Er is iemand voor je.'

Opa haalt zijn hoofd onder de motorkap vandaan om mijn kant op te kunnen kijken. 'Brandon. Waar heb ik deze eer aan verdiend?'

Ik draai me een kwartslag zodat ik kan zien hoe de voormalig coureur aan zijn zongebruinde nek krabt. 'Tja, ik zit momenteel veel thuis, hè.'

'Het was ook niet zo verstandig van je om die vent in elkaar te rossen.'

'Alsof ik dat niet weet,' zucht Brandon. 'Heb je nog wat moois staan?'

Opa trekt zijn neus op. 'Of Miles vandaag al is geweest, bedoel je?'

'Allebei,' geeft Brandon schoorvoetend toe.

Dit is interessant. Waarom komt hij hierheen om Miles te zien? Hij kan toch ook gewoon naar het huis van zijn zoon toe gaan? Het is niet alsof dat hier zo ver vandaan is.

'Miles is nog niet geweest,' hoor ik mezelf tot mijn stomme verbazing zeggen. Opa kan dat tenslotte nooit zeker weten, want die staat de hele tijd hier binnen. Ik ben de hele dag buiten bezig geweest met die nieuwe wrakken. Iedere bezoeker van de autosloop moet eerst langs mij om het terrein te betreden, of hij moet via de weilanden van de achterbuurman komen maar dat lijkt me geen logische route.

Brandons hoofd draait mijn kant op. 'Nieuwe medewerker?'

'Mijn kleindochter,' verklaart opa met een trotse blik in zijn ogen. Dat doet me goed. Op een dag wil ik ook zo kijken als ik over mijn eigen kinderen en kleinkinderen praat. Dat is waarvoor ik wil blijven leven. Een van de redenen.

'Ah, een van de meiden uit Nederland,' doet Brandon, want kennelijk weet de hele omgeving hier wie ik ben. Stiekem vraag ik me af wat opa allemaal over ons verteld heeft en aan wie. Ik denk dat hij dat ook wel een beetje doet omdat hij ons mist. Net als dat ik constant aan Alice denk en alleen maar over haar wil praten.

'Clio helpt me een tijdje op de zaak,' gaat opa verder. 'Ze moet nog veel leren, maar ik weet dat ze het kan. Het zit in haar bloed.'

Dat compliment doet me ongemakkelijk wegkijken. Het is fijn dat hij vertrouwen in me heeft, maar toch. Dat mijn vader en opa moeiteloos auto's uit elkaar halen, wil niet zeggen dat ik dat ook kan. Ik ben beter in theoretische dingen dan in dit soort praktische vaardigheden.

'Hoe dan ook,' opa veegt zijn handen af aan zijn broek – wat dát betreft lijk ik kennelijk wel op hem, 'waar kunnen we je mee helpen?'

We? Goh, hij begint me echt als een van zijn medewerkers te beschouwen. Instinctief zet ik een stap dichter in zijn richting als om te benadrukken dat we een team zijn. Laat Brandon maar komen met zijn vraag. En als er losse handjes aan te pas komen dan zal ik mijn opa beschermen met mijn eigen leven.

De snelweg naar mijn hartWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu