22

100 5 0
                                    

De afgelopen dagen heb ik mijn huiswerk nogal verwaarloosd. Sinds ik met Dusty in een auto met draaiende motor heb gezeten, heb ik alleen nog donderdagavond in een stilstaande auto van mijn opa gezeten, verder niks. Een rijles aannemen van Miles is dan ook het minste wat ik kan doen. En zo bel ik dus op zaterdagavond aan bij zijn appartement.

Miles stapt naar buiten in een wit shirt en met zijn autosleutels in zijn hand. Die houdt hij met een lach naar me op. 'Klaar voor het volgende avontuur?'

'Ik denk het,' lach ik zenuwachtig. Ik had gedacht dat het raar zou zijn om hem weer te zien, maar het valt wel mee. Of misschien komt dat doordat mijn gedachten nu totaal niet bij seks zijn maar bij mijn naderende rijles. Vandaag ga ik achter het stuur van een bewegende auto zitten.

Mijn darmen lijken zich in allerlei rare bochten te wringen terwijl we naar de auto toe lopen. Ik voel de ernstige neiging om me om te draaien en keihard weg te rennen, maar ik weet ook dat ik dan nooit zal leren rijden. Daarom dwing ik mezelf om achter het stuur te kruipen. Pas als Miles naast me zit, steek ik de sleutel in het contact.

'Heel goed,' prijst hij me. 'Nu controleer je eerst of de auto in z'n één staat. Denk aan de koppeling.'

Hier staat me nog iets van bij van de vorige keer. Ik duw de koppeling in en leg mijn hand op de versnellingspook, om tot de conclusie te komen dat die al in de eerste versnelling staat. Zelfs nu ik nog helemaal niks gedaan heb, ben ik trots op mezelf. Ik heb daadwerkelijk iets geleerd van alle vorige keren dat ik in een auto zat.

'Dan ben je nu klaar om de sleutel om te draaien,' vindt Miles. 'Blijf de koppeling ingedrukt houden.'

Ik draai de sleutel om en voel hoe de auto onder me tot leven komt. Met mijn handen op het stuur blijf ik stil zitten om aan het gevoel te wennen. Ik concentreer me op mijn ademhaling. In, uit. In, uit. Zie je, niks aan de hand.

'Nu laat je eerst de koppeling voorzichtig opkomen en druk je dan het gaspedaal een klein beetje in.'

Ik ben blij dat Miles de tegenwoordigheid van geest heeft gehad om zijn auto achteruit in te parkeren. Anders had ik nu gelijk achteruit moeten rijden en ik weet niet of ik dat gedurfd had. Vooruit moet kunnen. Gespannen laat ik mijn linkervoet omhoogkomen, millimeter voor millimeter. Vervolgens zet ik mijn rechtervoet op het gaspedaal en druk dat heel minimaal in. Ondertussen laat ik mijn linkervoet verder omhoogkomen. In slakkentempo rolt de auto vooruit. Eén meter, dan vind ik het wel weer genoeg. Met volle kracht duw ik de rem in. Gelukkig reden we niet zo hard, anders was er nu vast een airbag in mijn gezicht geknald.

'Waarom stop je?' vraagt Miles.

'We hebben toch gereden? En trouwens, we hebben helemaal geen plan. Ik kan toch niet zomaar ergens heen rijden?'

'Waarom niet?'

'Omdat...' Eigenlijk weet ik geen goede reden. Omdat ik hier de weg niet ken? Omdat ik überhaupt de weg niet op durf? Ik weet het niet.

'Laten we naar het huis van je opa rijden. Dat is geen moeilijke route.'

Dat klopt. Ik heb die weg inmiddels zo vaak gelopen. Het is vanaf hier alleen maar rechtdoor, alleen op het eind moet ik links. Als ik de auto die ene meter vooruit heb gekregen, moeten een paar extra meters vast ook wel lukken. 'Oké.'

'Weet je wat je moet doen?'

Ik knik en draai de sleutel om, waarna ik de koppeling weer op laat komen. Voorzichtig duw ik het gaspedaal in. Nu moet ik ook nog sturen. Uit opperste concentratie piept het puntje van mijn tong tussen mijn tanden door terwijl ik het stuur naar links beweeg en de auto zo richting de uitrit van de parkeerplaats begeef.

De snelweg naar mijn hartWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu