33

88 8 0
                                    

'Ik ben zo ongelofelijk trots op je.'

Glimlachend laat ik mijn hoofd tegen de kopsteun van de stoel zakken, waarna ik het opzij draai. 'En ik op jou.'

'Ik heb net niet zonder noemenswaardige rijervaring tweeënhalf uur achter het stuur gezeten. Respect, hoor.'

'Ik ben ook wel echt kapot,' geef ik toe. 'De terugweg mag jij rijden.'

'Met alle plezier.'

Eindelijk weet ik mezelf ertoe te zetten ertoe te zetten uit te stappen. Ik sluit de auto af en gooi de sleutelbos met een boogje over het dak heen naar Miles, zodat die de deur aan zijn kant kan afsluiten. Ik draai me om en kijk naar het gebouw dat voor ons opdoemt.

Het ziekenhuis van Austin ziet er net zo imponerend uit als gisteren. Ik ben dan ook het kleine, amateuristische ziekenhuis van mijn eigen woonplaats gewend. Mijn woonplaats. Over een tijdje heb ik het niet meer over Nederland als ik die woorden gebruik.

Vanmiddag na het gesprek met opa heb ik mijn ouders op de hoogte gebracht van mijn plannen. Ze stonden inderdaad niet te springen van enthousiasme, maar volgens mij zijn ze wel blij dat ik in ieder geval bij opa in de buurt wil gaan wonen en niet ergens in de wildernis van een onbekend land waar ik niemand ken. Ik heb zelfs Rosalie even gesproken. Die was totaal het tegenovergestelde en bleef maar zeggen dat ik er gewoon voor moest gaan. Het zorgde ervoor dat ik me trots voelde. Ik ben niet meer zwakke, kleine Clio die maar wat in een hoekje zit te zumpen.

Miles laat zijn hand in de mijne glijden en samen lopen we op de ingang van het ziekenhuis af. Zijn vingers verstrengeld in de mijne zorgen ervoor dat er een warm gevoel door mijn lichaam trekt. Waarom dacht ik dat het een goed idee was om dit te negeren? Het moge duidelijk zijn dat we nog nooit eerder elkaars hand hebben vastgehouden, anders had ik vast al meteen geweten dat dit de juiste keuze is.

We leggen dezelfde weg af als gisteren. Dit keer vraagt Miles me echter niet om op de gang te wachten. Voorzichtig duwt hij de deur open van de kamer waar zijn vader ligt. Hij slikt even en stapt dan de ruimte binnen.

Ik volg hem en maak de deur achter ons dicht. Op de stoel bij het raam zit een vrouw van een jaar of vijvenvijftig met grijsrood haar en een bezorgd gezicht. Haar blik verplaatst zich van de bleke man in het bed naar ons als we binnenkomen.

Heel kort lichten haar ogen op. 'Miles, wat fijn dat je er bent. En je hebt iemand meegenomen, zie ik?'

'Ja. Dit is mijn nieuwe vriendin. Clio, mag ik je voorstellen aan mijn moeder?'

Ietwat verlegen schuifel ik op de vrouw af om haar een hand te geven. 'Hallo. Het spijt me dat we elkaar onder deze omstandigheden moeten ontmoeten.'

De vrouw schenkt me een hartverwarmende glimlach. 'Dat geeft niet, lieverd. Ik vind het heel fijn om te horen dat Miles ons wil voorstellen aan iemand die speciaal is voor hem.'

Haar woorden zorgen ervoor dat ik me ook daadwerkelijk speciaal voel. Ik kom om naar Miles. 'Nou, je hebt in ieder geval niet gelogen. Je moeder is echt heel aardig.'

'Miles?' klinkt dan plotseling een krakerige mannenstem.

Als ik naar het bed kijk, zie ik hoe Brandon met zijn ogen knippert. Hij heft zijn linkerhand op en strekt die uit in Miles' richting, maar zijn zoon staat veel te ver weg voor hem om aan te kunnen raken.

Miles haalt diep adem en stapt op het bed af. 'Goed om te zien dat je wakker bent.'

'Je hoeft geen dingen te zeggen die je niet meent.'

'Dat doe ik ook niet en dat weet je. Ik wil je graag aan iemand voorstellen. Dit is mijn vriendin, Clio.'

'Net als de auto,' reageert Brandon meteen, net als zijn zoon de eerste keer dat die mijn naam hoorde. Dan pas vangt hij mijn blik. 'O, de kleindochter van Henk. Jij moet wel een goede meid zijn.'

'Bedankt.' Ik weet niet hoe ik er anders op moet reageren. Dit is dan ook geen standaard kennismaking met mijn kersverse schoonouders.

Miles staat wat onbeholpen aan het bed van zijn vader. 'Hoe voel je je?'

'Zolang ik me niet te veel beweeg, gaat het wel. Ze hebben de kogel operatief moeten verwijderen en de wond is nog vers natuurlijk. En met jou? Vertel, waar heb ik dit bezoek aan te danken? Ideetje van je vriendin?'

Miles kijkt mij kort aan, waarna hij zijn blik weer op zijn vader richt. 'Eerlijk gezegd wel, ja. Ik ben hier gisteren al geweest toen je sliep en als het aan mij had gelegen, was dat meer dan genoeg geweest. Maar Clio wilde graag mijn familie ontmoeten voordat ze een definitieve beslissing neemt over of ze hierheen emigreert of niet.'

'Zo, dat is een grote stap,' merkt Brandon op. 'Hoe lang zijn jullie al samen.'

'Een paar uur, maar ik doe het niet vanwege Miles,' antwoord ik. 'Natuurlijk is hij wel een van de redenen, maar ik ga voor het totaalplaatje. Ik denk dat ik hier gelukkiger kan zijn dan in Nederland. Dus voorlopig blijf ik nog een tijdje bij mijn opa logeren.'

Brandom sluit zijn ogen een moment en opent ze dan weer. 'Ik ben blij voor jullie. Echt waar, Miles, je moet me geloven.'

'Ja, het is al goed,' wuift Miles de woorden van zijn vader weg.

'Ik meen het. Ik weet dat ik nooit de vader van het jaar ben geweest, maar ik heb altijd het beste met je voor gehad. Daarom kreeg ik ook die waas voor mijn ogen toen die journalist...' Halverwege zijn zin valt hij stil.

Miles' aandacht is gewekt. 'Toen hij wat?'

'Hij begon over jou,' merkt Brandon met een pijnlijk gezicht op. Het doet me afvragen of hij fysiek pijn heeft of mentaal bij de gedachte aan wat er met die journalist is gebeurd. 'Ik weet niet wat hem bezielde, maar hij begon allemaal kutopmerkingen te maken over jou en over onze relatie. Daar was ik niet van gediend. Ik ben misschien geen goede vader, maar niemand komt aan mijn zoon. Dat is waarom ik het gedaan heb.'

Miles haalt zijn neus op. 'Moet ik me nu vereerd voelen?'

Mistroostig schudt Brandon zijn hoofd. 'Nee, ik snap ook wel dat het geen excuus is. Ik wilde het alleen uitleggen.'

'Oké, goed om te weten. Nou, ik denk dat het wel weer tijd is om te gaan. Ga je mee, Clio?'

Ik werp een verontschuldigende blik in de richting van mevrouw Greene. 'Het was leuk u te ontmoeten.'

'Dat is geheel wederzijds, lieverd. En aangezien Brandon als het goed is in de loop van de week het ziekenhuis uit mag... Hebben jullie zin om vrijdagavond bij ons te komen eten?'

Ik durf niet degene te zijn die deze beslissing voor Miles neemt, maar ik heb er wel degelijk een mening over. Daarom kijk ik hem streng aan.

'Oké dan,' zucht hij. 'Als jullie maar niet denken dat het een gewoonte gaat worden. Ik doe dit voor Clio.'

Miles' moeder schenkt me een bemoedigende glimlach. 'Volgens mij heb je een goede invloed op hem. Dat is fijn om te zien.'

'Dank u. Tot vrijdag dan maar.'

'Ja, tot vrijdag,' reageert mevrouw Greene.

Miles steekt zijn hand naar me uit om de mijne te pakken en onze vingers weer met elkaar te verstrengelen. Een warm gevoel gonst weer door mijn lichaam als we de kamer uit lopen. Op de gang blijf ik even staan om hem een knuffel te geven.

'Bedankt.'

'Waarvoor?' klinkt zijn stem verward in mijn oor.

'Alles. Dat je me hebt meegenomen, dat je je ouders een kans geeft, dat je bestaat. En dat je mij nog een kans geeft.'

Vluchtig raken zijn lippen mijn wangen. 'Jij ook bedankt. Heb je zin om samen ergens te gaan eten? Ik denk tenminste dat we iets te vieren hebben.'

Ik maak me iets verder van hem los zodat ik hem kan aankijken met een brede glimlach op mijn gezicht. 'Ja. Ik heb mijn besluit genomen en ik blijf. Ik word een Amerikaan. Dus neem me alsjeblieft mee naar iets waar ze typisch Amerikaanse rotzooi serveren. Ik moet nodig een beetje cultuur snuiven.'

'Daar kan ik je wel mee helpen, denk ik.'

Hand in hand lopen we het ziekenhuis uit. Ik ben klaar om aan mijn nieuwe leven te beginnen. 

De snelweg naar mijn hartWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu