8

99 6 0
                                    

De rest van de maaltijd verloopt grotendeels in stilte. Miles probeert dit keer wel een gesprek aan te knopen, maar ik ben niet meer in de stemming om veel te zeggen en na een tijdje geeft hij het op. Na het eten help ik hem de weinige spullen die we gebruikt hebben op te ruimen en dan is het tijd voor de rijles.

Miles blijkt in het bezit te zijn van een schattige rode cabrio die op een parkeerplaats achter het gebouw staat. De auto doet me een beetje denken aan Lightning McQueen uit Cars, behalve dat het geen racewagen is maar een simpele Mazda.

'Vangen.' Met een zijdelingse beweging gooit Miles de sleutels naar me toe.

Helaas zijn sterke reflexen nooit mijn ding geweest en dus klettert de sleutelbos tegen het asfalt van de parkeerplaats. Beschaamd raap ik ze op. 'Zoals je kunt zien, is vangen niet een van mijn talenten.'

'Misschien autorijden wel. In Europa hebben jullie allemaal schakelauto's, toch?'

'Veel wel, ja,' antwoord ik. Bijna iedereen die ik ken, heeft een schakelauto. Alleen Alice had een automaat. Eentje die nu ergens total loss ligt op een sloop als die van mijn opa. Nee, niet aan denken. Straks krijg ik weer een hysterische huilbui. Die wil ik in ieder geval proberen te beperken tot de momenten dat er geen toeschouwers zijn.

'Dan heb je geluk dat je mij tegen bent gekomen. De meeste Amerikanen hebben een automaat, maar ik ben nou eenmaal verliefd geworden op dit pareltje en dat is een schakel.'

'Wat een geluk.' Ik probeer het niet sarcastisch te laten klinken, maar stiekem ben ik wel blij dat ik niet in een automaat hoef te rijden. Hoewel dat makkelijker schijnt te zijn dan een schakelauto zou ik vast continu aan Alice herinnerd worden. Dat kan ik niet gebruiken. Bovendien vinden mijn vader en opa automaten geen 'echte auto's'.

Inmiddels zijn we bij de auto aangekomen en kijk ik vertwijfeld naar de sleutelbos in mijn hand. Tot mijn opluchting is het niet moeilijk te ontdekken welke sleutel van de auto is. Die heeft zo'n zwart dingetje aan de onderkant. Ik bestudeer de sleutel om te ontdekken of er een knopje op zit om de deuren op afstand mee te openen.

'Zeg, hoe jong denk je dat dit ding is?' lacht Miles als hij me ziet kijken. 'Dertig jaar geleden moest je nog gewoon de sleutel gebruiken om een auto open te maken.'

Fronsend staar ik van de sleutels naar de auto naar Miles. 'Je auto is dertig jaar oud?'

'Inderdaad. Zeven jaar ouder dan ik.'

Dat beantwoordt in ieder geval mijn vraag over zijn leeftijd. 'En hij rijdt nog?'

'Als een zonnetje.'

Ik wijs hem er maar niet op dat de zon helemaal niet kan rijden. Op dit moment heb ik andere prioriteiten dan flauwe grapjes maken over andermans taalgebruik. Daarom steek ik de sleutel maar gewoon in het sleutelgat van de deur aan de bestuurderskant.

De instap is laag, heel laag. Ik heb het gevoel dat ik zowat met mijn kont op de grond zit. En zo zou ik moeten kunnen rijden?

Er wordt op het raam aan de andere kant getikt. 'Zou je mijn deur niet ook even openmaken?'

O ja, dat moet natuurlijk ook handmatig. Ik zoek naar het knopje aan de binnenkant van de deur, maar dat is er niet. O wacht, volgens mij moet ik de sleutel in dat gat stoppen. Na wat prutsen krijg ik zo alsnog de deur open.

Miles komt naast me zitten. 'Best raar om een keer aan deze kant te zitten. Ik geloof niet dat ik hier al ooit gezeten heb. Niet terwijl de auto reed tenminste.'

'We zijn ook nog niet aan het rijden,' mompel ik. Eerlijk gezegd kan ik me nog steeds geen voorstelling maken bij mij als chauffeur. Wat als ik de auto niet eens gestart krijg?

De snelweg naar mijn hartWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu