30

83 7 0
                                    

Op maandagmorgen Skype ik met mijn ouders, die net terug zijn uit hun werk. Ik ben zo blij om hun gezichten te zien dat ik bijna in huilen uitbarst. Alsof ik al niet de meest zielige persoon ter wereld was.

'Hé Clio,' begroet mijn vader me vrolijk. 'Nog nieuws onder de Texaanse zon?'

'Ik kan tegenwoordig autorijden.' Groot nieuws, maar ik vertel het op een toon alsof er iemand dood is. Zo voel ik me namelijk ook. Had die dronken bestuurder mij maar doodgereden in plaats van Alice. Hoe ironisch dat ik daarvoor juist had moeten kunnen autorijden.

Mijn moeder duwt het scherm van de laptop iets verder naar achteren zodat ze wat beter in beeld komen. 'Zei je nou autorijden? Hoe is dat zo gebeurd?'

'Er zijn hier een paar mensen die me hebben geholpen.'

Grinnikend schudt mijn vader zijn hoofd. 'Ik wist wel dat opa je niet alleen maar boeken zou laten lezen bij het zwembad van de buren. Goed bezig, meid. In wat voor auto rij je?'

Hoewel ik verreweg de meeste tijd heb doorgebracht in de auto van Dusty, is het die van Miles die ik noem. 'Een Mazda MX5.'

Mijn vader knikt bewonderend. 'Goede keuze. Heb je die van de sloop getrokken?'

'Nee, het is de auto van...' Hier val ik stil. Mijn ouders kennen Miles helemaal niet. Wat ga ik ze vertellen? 'Er komt hier vaak een jongen snuffelen naar onderdelen om te gebruiken. Het is zijn auto.'

'Aha, dus er is een jongen in beeld?' Natuurlijk vindt mijn moeder dit fantastisch om te horen. Die denkt ondertussen vast dat ik of lesbisch of aseksueel ben. Niet dat er met een van die opties iets mis zou zijn.

'Niet op die manier,' haast ik me te zeggen. 'Hij geeft me alleen af en toe rijles omdat hij een schakelauto heeft en de meeste auto's hier zijn automaten. Het lijkt me gewoon handiger als ik ook in een schakelauto kan rijden. Dan heb ik wat meer opties in Nederland.'

'Daar heb je gelijk in,' vindt mijn vader. 'Dus je hebt wel een beetje vrienden gemaakt daar?'

'Ja, ik ga veel om met Dusty. En soms met Miles dus, de jongen van die auto.'

'Weet je al wanneer je terugkomt?' Mijn vader vraagt het luchtig, maar ik hoor de bezorgde ondertoon in zijn stem. Hij denkt dat ik nog steeds aan het weglopen ben voor mijn problemen. Dat ik mijn kop inmiddels zo diep in het zand gestoken heb dat die er aan de andere kant van de aarde weer uit komt.

'Over een paar weken, denk ik. Ik moet nog een ticket boeken. En ik wil nog even hier blijven om Dusty te steunen. Ze staat op het punt een beslissing te nemen die haar leven drastisch zal veranderen.' En ik wil nog niet weg bij Miles. Niet dat ik dat hardop ga toegeven.

Nee, daar moet ik helemaal niet aan denken. Bovendien zegt het helemaal niks. Ik wil ook nog niet weg bij Dusty en ik heb absoluut geen romantische gevoelens voor haar.

'Dus je gaat ons niet net als opa vertellen dat je alleen maar terugkomt om je spullen te pakken?'

Ik denk aan mijn kamer in Nederland. Aan het bed dat meestal onopgemaakt is, aan de kast vol saaie kleren, aan de boeken die overal in slordige stapels liggen. Het is niet dat ik daar nou zo veel heb. Voor mij zou het veel makkelijker zijn om mijn spullen te pakken dan voor mijn opa destijds. Bovendien heb ik hier altijd een slaapplek, en familie om me heen. Ik heb zelfs een fantastische vriendin én ik zou altijd werk kunnen hebben als het nodig is. In Nederland heb ik alleen die eerste twee dingen. In bepaalde opzichten is verhuizen naar Amerika zo gek nog niet.

Rot op, Clio. Je hoort in Nederland. Trouwens, dit land zit helemaal niet te wachten op nieuwkomers.

'Clio?'

De snelweg naar mijn hartWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu