11. Je hoeft niet bang te zijn

171 10 2
                                    

Er verstreek een week, dacht ik. Doordat er in de kerkers geen onderscheid zichtbaar was tussen de dag en de nacht, moest ik het van andere elementen hebben. Ondanks sommige duidelijke signalen, begonnen de dagen in elkaar over te lopen.
Het eten en drinken bleef onregelmatig komen, maar ik hoopte op Louw te bouwen wat de tijden betrof. Louw was, volgens mij, zeven keer langs geweest. Ik twijfelde een beetje over de eerste vierentwintig uur na de volle maan, want dat betrof een dag vol chaos. Elke keer als ik eraan terugdacht, zelfs na zoveel dagen, liepen de ijskoude rillingen over mijn rug.

Toen het knipperende licht uitging, kwam de relatieve rust weer terug. Het zicht werd minder, maar dat vond ik helemaal niet erg. Het zorgde ervoor dat ik de schade minder goed in me op kon nemen.
In dat geval was het niet-weten een zegen.

Een paar kooien verderop zag ik een dode wolf liggen op het pad tussen de cellen, maar die veranderde na verloop van tijd in een levenloze man; een gevangene die vóór de volle maan uit zijn kooi was gehaald. Ik kon met de beste wil van de wereld geen geschikte reden bedenken voor deze horrornacht, maar waarschijnlijk deden ze het om de boel een beetje op te peppen.

De gevangene was onherkenbaar verminkt. Er waren hele repen uit zijn lichaam gerukt en hij was van top tot teen bedekt met bloed, losgerukt vacht en algehele smerigheid. Hij moet onvoorstelbare pijnen hebben geleden in zijn laatste nacht en ik kon alleen maar hopen dat de waanzin dat tegen was gegaan.
Wel was het mij duidelijk dat de overlevenden, want die waren er, dood beter af zouden zijn. Ze jammerden onophoudelijk en het leek mij het meest humaan om ze uit hun lijden te verlossen.

Ik was te ver van hun kooien vandaan om een goede blik op ze te kunnen werpen en daar was ik blij mee. Hun pijnkreten waren al erg genoeg en ik betrapte mezelf erop dat ik meer dan eens heen en weer wiegde, met mijn vingers in mijn oren.
Ik wilde wanhopig graag weg van deze helse plek.

Jasper was ongedeerd en ik ook, maar de meesten hadden elkaar aangevallen: elkaar tussen de tralies door opgezocht. Vrijwel niemand was er zonder kleerscheuren afgekomen. Gelukkig leken de meeste wonden oppervlakkig, want het gekreun was die eerste dag een stuk heftiger dan nu, zeven dagen later.

Ik had enkele keren om een dokter geroepen, om hulp, maar dat werd honend afgewezen door de bewaking.

Ik wilde dat ik wat kon doen aan deze situatie, maar ik zat opgesloten in een kooi en er was niks wat ik voor elkaar kon krijgen. Die machteloosheid was misschien nog wel het ergst.

Inmiddels kon ik me nauwelijks voorstellen dat ik al zoveel dagen naast Jasper zat, zonder dat hij me iets meer over deze weerwolvenwereld vertelde. Eerlijk is eerlijk, in het begin hadden we wel wat anders aan ons hoofd, maar ik was nu enkele weken ondergedompeld in deze surrealistische omgeving en wist nergens het fijne van.

'Jasper, vertel me eens over Roan,' vroeg ik daarom. Mijn hele lichaam leek op te fleuren toen ik over hem begon, maar ik wist niet waarom. Of althans... 'Hoe zit dat met zielepartners?'
Ik zuchtte: 'Vertel me gewoon eens wat meer, ik snap er eigenlijk nog steeds niks van.'

Jasper begon met moeilijk kijken, dus dat was een fantastisch begin van dit vraag-en-antwoord-spel. Ik voelde hoe ik verstijfde.
Hij zat midden in zijn kooi en speelde wat met het stro om hem heen. Hij leek niet van zins om het me makkelijk te maken.

'Ik bedoel,' ploeterde ik door. 'Hij leek me te haten, toen op school.' Ik kon me niet voorstellen dat dat eigenlijk nog maar zo kort geleden was.

Op het moment dat ik "haten" zei, keek Jasper met een ruk op, maar hij keek niet heel verbaasd. Toch probeerde hij zich eruit te praten: 'Haten?' vroeg hij nonchalant, 'hoe kom je daar nou weer bij?'

'Je bent een minder goede acteur dan je denkt,' zei ik chagrijnig. Mijn uitbarsting hielp niet, dus ik ging over op smeken. Op mijn knieën schuifelde ik iets dichter naar onze gezamenlijke tralies en zette mijn stem op een vriendelijk standje: 'Stel je eens voor dat dit allemaal nieuw is voor jou. Jou wordt verteld dat er weerwolven bestaan en vlak daarop zie je dat dat klopt - en hóe. Je hebt duizend vragen, maar die worden niet, of ontwijkend, beantwoordt.'

In het woud || 18+Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu