Hoofdstuk 5: het Rijk van de Tezora

87 7 5
                                    

~Scarlett~

Terwijl de zon een nieuwe ochtend aankondigt, arriveren Tygo en ik in het Rijk van de Tezora. Het is een heel speciaal Rijk, bestaande uit voornamelijk hoge bomen die vanuit het middelpunt van de aarde naar ons toe kruipen. Ze bevatten een kilometers lange, smalle stam, met bovenaan een dunne, afgeplatte kruin. Op die afgeplatte kruinen bevindt zich het Rijk. Alles is gemaakt met natuurproducten: takken, bladeren, bloesems en ga zo maar verder.
Het opvallendste: een gigantische waterval.
Vanop de hoogte boom buldert de waterval met veel lawaai naar de lagergelegen bomen. Een smal stroompje water baant zich vervolgens een weg naar het noorden toe, weg van ons. Naar het gebied van de Waterwezens.
"De Aardewezens?" vraag ik nieuwsgierig en kijk Tygo aan.
"Goed geraden. Ze zijn ongetwijfeld de vriendelijkste wezens. Maar ik weet niet hoe ze tegenover jou zullen reageren..."
Ik slik en strijk met mijn hand doorheen mijn haren.
"Logisch. Niemand herrijst twee keer uit de dood."
"Inderdaad. We mogen bovendien niet vergeten dat Leonora officieel aangekondigd heeft dat je dood bent. Dat je gestorven bent in Zomer. Het tegendeel blijkt dus echter waar", grijnst Tygo.
Ik stoot de Vormveranderaar aan en wandel naar de rondboog.
"Zo gemakkelijk dood je een Vampier niet", roep ik lachend om mijn schouder.

Het is stil, té stil als je het mij vraagt. Eris geen enkele levende ziel te bespeuren. Ik voel me echter niet op mijn gemak,maar Tygo loopt er relaxt bij.
"Hebben we hoogtevrees, Leforne?" plaagt Tygo me.
"Schat, ik spring van kliffen, van watervallen, in ravijnen. Als er iéts iswaar ik niet bang voor ben, zijn het wel hoogtes."
"Toch zie je er zo... gespannen uit", constateert Tygo twijfelend.
Ik laat mijn blik over de afgeplatte kruinen glijden, terwijl ik voetje voorvoetje verder schuif.
"Het is hier te stil. Volgens mij verstoppen ze zich, om ons nadien teovermeesteren."
"Zoiets zouden de Aardewezens nooit doen", antwoordt Tygo koppig.
"Misschien niet aan jou, maar ik..."
Voor ik mijn zin kan afmaken, zakt de grond onder mijn voeten weg. Een gilverlaat onbewust mijn mond, terwijl mijn ogen een laatste blik op Tygo werpen.Ik zie dat Tygo zijn hand nog naar me uitstrekt, maar zijn reflex komt te laat.Ik glij weg, aan een razendsnel tempo. De gang, die meer iets weg heeft van eenglijbaan, is claustrofobisch en ruikt naar verbrande plantresten. Ik probeerhet einde van de gang te zien, maar dat is nog lang niet in zicht.
In paniek kijk ik om me heen, maar ik kan me niet veel bewegen. Ik plaats mijnhanden tegen de wand en probeer me op deze manier tegen te houden. De muurvoelt verdacht warm aan en laat mijn huid dan ook branden. Ik klem mijn tandenop elkaar en blijf mijn vingertoppen diep in de aarde duwen, tot ik helemaalstil sta. Opgelucht laat ik een zucht over mijn lippen rollen. Ik plaats mijnvoeten tegen de wand en probeer terug naar boven te klimmen, maar dat is nietzo simpel. Ik gooi mijn hoofd in mijn nek en staar naar de ellelange, steileglijbaan.
Tot ik een schim tegen hoge snelheid recht op mij zie afkomen.
Mijn ogen worden zo groot als schoteltjes. Ik laat de wand snel los en probeermezelf vooruit te duwen, maar de schim heeft me al ingehaald. Hij vlamt tegenmijn rug aan, waardoor ik weer vooruit vlieg en mijn tocht doorheen dezemollengangen verder zet. Ik kijk om mijn schouder naar de schim, maar ik zie demysterieuze persoon niet meer. .
Het dringt maar traag tot me door dat de grond plots gevaarlijk dichtbij is.Mijn reflex om af te remmen komt dan ook veel te laat. Tegen hoge snelheid botsik tegen de grond, en rol enkele meters verder. Ik hoor mijn botten kraken enmijn lichaam tintelt van pijn, maar het trekt gelukkig allemaal snel weg.
"Oef", zucht ik en ga wat meer rechtop zitten.
Het eerste wat me meteen opvalt: het is hier snikheet. Ik begin de kamer tebestuderen, maar veel tijd heb ik hier niet voor: de mysterieuze schim vliegttegen een even hoge snelheid als ik recht tegen me aan. Hij komt tegen mijnschouder terecht, rolt over mijn lichaam heen en slaat in paniek zijn armen ommijn bekken heen. Stil blijft hij bovenop me liggen. Zijn borstkas jaagt opverse lucht en zijn hart klopt duidelijk in zijn keel. Hij bloedt oppervlakkigdoor de schaafwonden die hij opgelopen heeft tijdens zijn landing.
"Ga van me af", beveel ik hem en schop zacht met mijn benen.
De jongen laat zich van mijn lichaam afglijden en legt zijn handen over zijngezicht. Hij wrijft het zweet van zijn wangen en begint te lachen. Een lach dieik intussen ben gaan leren kennen.
"Dat was geweldig", lacht de jongen tussen zijn vingers heen.
"Tygo?" vraag ik verbaasd.
Ik kruip ongelovig op mijn knieën dichter naar hem toe. Zijn kleren zijn in elkgeval dezelfde, en zijn lichaamsbouw in identiek aan die van deVormveranderaar. Twijfelend leg ik mijn hand tegen de zijne, die nog steeds opzijn wangen rusten. Hij splitst zijn vingers tussen de mijne en laat zijn handen van zijn gezicht glijden.Een glimlach siert zijn lippen en de adrenaline druipt uit zijn ogen, maar ikzie ook een schram op zijn rechterwang.
"Wat..." stotter ik en kijk verbaasd naar onze verstrengelde handen. "Ben je meécht achterna gesprongen?!"
"Wat moest ik anders doen? Zonder jou ben ik slechts een hulpeloze panter,Scarlett", grapt hij. Hij gaat ook op zijn knieën zitten en begint de kamerrond te kijken.
"Ik had gehoopt hier nooit te moeten komen", zucht hij.
Haastig, als een angstig dier, kruip ik naar Tygo toe en sla mijn armen om zijnmagere lichaam heen. Ik leg mijn wang te rusten tegen zijn borstkas en knijpkrampachtig in de zoom van zijn T-shirt. Voor één keer was ik blij metgezelschap, en met zijn gezelschap dan nog wel. Ik kende het hier voor geenmeter, dus ik kon wel een gids gebruiken. En aan de blik in Tygo's ogen tezien, was het hier niet zo best.
"Bedankt dat je me gevolgd ben", fluister ik hees. "Nu heb ik ons echt in deproblemen gebracht, alsof het allemaal nog niet erg genoeg was."
"Hé, het komt wel goed", stelt hij me gerust en laat traag zijn hand uit demijne glijden. Hij slaat zijn gespierde armen om me heen en drukt me stevigtegen zich aan.
"Waar zijn we?" vraag ik met een piepstem, die amper hoorbaar is tegen zijnkatoenen T-shirt.
"Bij de Vuurwezens", zegt Tygo droogjes. "Zij hebben het niet zo vooronbevoegden."
"Kunnen we niet terug naar de Aardewezens?" vraag ik wanhopig.
Tygo schudt zijn hoofd en tekent cirkeltjes met zijn vingertoppen op mijn deeltontblote schouderbladen.
"Ik vrees dat we erdoorheen moeten."
Voorzichtig laat ik Tygo los en leg mijn hand tegen zijn afgeschroefde wang.Nog voorzichtiger laat ik mijn duim langs de schrammen glijden, het stof envuil wegvegend. Ik voel zijn ogen op mijn lichaam branden, maar ik kijk hemniet aan. Ik kan alleen maar gefascineerd naar het oppervlakkige bloed staren.
"Vertrouw je me?" vraag ik hem, woord voor woord duidelijk articulerend.
Nu ontmoeten onze ogen elkaar. Ik kijk hem als een braaf katje aan, mijn ogensmekend om zijn vertrouwen. Ik ben hem namelijk nog iets verschuldigd na zijnheldhaftige daad om zich blind achter me aan te storen.
Tygo zegt niets, hij knikt alleen maar. Zijn ogen staan vriendelijk envertrouwd. Langzaam krullen mijn mondhoeken omhoog, en nog langzamer breng ikmijn mond naar zijn gewonde wang toe. Ik druk mijn lippen tegen zijn wonde aan,waar Tygo diep in zijn keel om moet kreunen. Traag laat ik mijn lippen uitelkaar glijden en breng mijn tong tegen zijn huid aan. Ik voel hoe Tygo zichbegint te ontspannen, omdat de prikkende pijn door mijn ontsmettende handelingverdwijnt. Bovendien geniet ik er ook nog eens van, want écht bloed smaakt tochnog steeds beter dan het sap van een plasmavrucht.
Maar ik moet me zien te beheersen.
Tygo gelooft in me: hij heeft me zijn vertrouwen geschonken. Daar mag ik geenmisbruik van maken. Ik lik het oppervlakkige bloed weg, maar voel de drang omnog meer uit zijn lichaam te zuigen.
"Vertel me iets, Tygo", smeek ik hem. "Ik wil je stem horen."
"Zal ik je vertellen hoe de kamer eruit ziet?" stelt hij voor.
Zijn stem klinkt traag en genietend, waardoor er een warm gevoel opborrelt inmijn onderbuik. Ik plaats voorzichtig nu ook mijn andere hand tegen zijn wangen maak een instemmend geluidje.
"Het is een vierkantige ruimte. Achter ons ligt de glijbaan: de ingang naar deVuurwezens. Voor mij ligt de rondboog. Het is een gat dat in de wand gebeiteldis. Het is van steen en is versierd met vlammetjes, hoofden die in brand staanen woorden in Fantasiageschrift."
"Wat staat er geschreven?" vraag ik oprecht geïnteresseerd en los Tygo's wang vooreven.
Ik spuug het stof en de vuiligheid uit mijn mond en bestudeer Tygo's wonde. Zeziet er al beter uit, maar ik moet nog een klein stukje verzorgen. Vers bloed,vermengt met aarde en stof, plakt op zijn opperhuid en laat automatisch nieuwspeeksel in mijn mond ontstaan. Ik schuif nog dichter tegen Tygo aan, druk mijnlichaam stevig tegen het zijne aan en begin het laatste stukje te verzorgen. Ikvoel zijn hart tegen mijn borstkas kloppen en hoor het pompen van zijn bloed.Genietend leg ik mijn arm om zijn schouder heen, met mijn hand in zijn nek enmijn vingers verspreid in zijn haar. Mijn andere hand knijpt zacht in hetuiteinde van zijn T-shirt. Tygo kreunt genietend.
"De woorden, Tygo", fluister ik tegen zijn wang en begin het bloed weg telikken.
"Van een kleine vonk komt vaak een groot vuur", vertaalt hij in stukjes.
"Als dat niet de quote van de dag is", grijns ik en laat mijn mond verder overzijn huid bewegen.
"Je hebt wel een zeer speciale manier van ontsmetten, Scar", grapt Tygo.
"Wat moest ik anders doen? Jou met een afgeschroefde wang laten rondlopen? Nieterg sexy als je het mij vraagt", antwoord ik lachend en breng mijn gezichtverder weg van het zijne, zodat ik hem een gretige knipoog kan schenken.
"Moet ik je nu dánkbaar zijn?" vraagt Tygo, waarbij hij een soort van klemtoonop de 'dankbaar' legt, alsof hij het ironisch opvat.
Ik tik met mijn wijsvinger bedenkelijk tegen mijn kin, waarna ik met mijn hoofdknik.
"Ja, eigenlijk wel. Ik heb ervoor gezorgd dat je eerste indruk bij een knapVuurmeisje gered is."
Tygo schiet luid in de lach omwille van mijn sarcastische opmerkingen, waardoorik mezelf ook niet langer kan bedwingen en met hem mee lach.
En daar zitten we dan, op onze knieën in een onbekend hol, waar het muf ruikten snikheet is, onbezorgd te lachen.
Intussen laat Tygo zijn vingertoppen over zijn afgeschroefde wonde glijden,waardoor deze opnieuw begint te bloeden.
Ik tik berispend tegen zijn hand.
"Fijn, nu heb je mijn meesterwerk verknald", zucht ik en rol met mijn ogen.
Tygo grijnst en wijst naar de bloedende snee: "Ga je gang, miss Leforne. Genietvan mijn bloed. Je hebt het verdient."
Mijn mondhoeken krullen zacht naar boven, en automatisch buig ik me voorover.Ik plant mijn lippen om zijn wonde heen, en lik met veel genot het spoor vanbloed van zijn wang.
"Ik moet wel iets bekennen, Tygo", fluister ik tegen zijn huid en veervervolgens weer achterover. "Je hebt echt verschrikkelijk bloed. Je smaaktgewoon dat je uit Nachtmerrieland afkomstig bent."
Daar moet Tygo, wederom, hard om lachen.
"Vind je me dan ook even slecht als mijn soortgenoten?" vraagt hijnieuwsgierig, terwijl hij met zijn hand doorheen zijn haar glijdt.
Dat maakt hem onzeker, zelfs een beetje schattig.
"Nee", zeg ik oprecht. "Nee, helemaal niet. Maar daar zal Merida's magie welvoor iets tussen zitten."
Dat laatste komt er uiteraard weer sarcastisch uit, waarop Tygo's reactie eenbrede grijns is. Intussen staat hij op, en biedt me zijn hand aan.
"We kunnen misschien maar beter eens doorlopen."
Ik knik enthousiast en wil mijn hand in de zijne leggen, maar voor ik nog maariets gedaan heb, vlieg Tygo op zijn zij tegen de grond. Verbaasd kijk ik naarde Vormveranderaar, die kreunend van de pijn zijn hand tegen zijn wang drukt.
Mijn blik schiet naar de rondboog, waar een tiental Vuurwezens ons staan op tewachten. Maar ze zijn nog met veel meer: ze hebben zich tegen de muur geplaatsten hebben ons de hele tijd staan begluren. Een Vuurwezen, dat vlak naast mestaat met een speciaal wapen in zijn handen, kijkt me met strenge ogen aan. Erkomt nog rook uit het wapen: een teken dat hij geschoten heeft.
Op Tygo.
"Heb je op hém geschoten?" vraag ik ongelovig en bestudeer het wezen.
Het ziet er eerder vals dan echt uit. Hij bestaat alleen maar uit vlammen en heefttwee spierwitte ogen in het midden van de brandende vlek. Hij heeft geen iris,alleen een pupil. Zijn lichaam straalt een warmte uit dat onuitstaanbaar is. Enik maar denken dat het Tygo's warme lichaam was...
"Als je meekomt en meewerkt, overkomt hem verder niets", bromt het wezen.
Ik sta langzaam op en neem het wezen goed in me op. Ik laat mijn ogen afkeurendover zijn lichaam glijden en voel woede opborrelen.
"Niemand, maar dan ook écht niemand, doet mijn vrienden iets aan!" schreeuw ikkwaad en storm op hem af. Ik plaats mijn onderarm tegen zijn hals en druk hemtegen de muur aan. Zijn vlammen branden in mijn brandwonden, waardoor zelfsvoor mij de pijn bijna onhoudbaar is. Maar ik blijf sterk en blijf het monsterwurgen, tot zijn collega's hem te hulp snellen. Ze sleuren me weg, terwijl ikin alle mogelijke richtingen en houdingen blijf schoppen en slagen.
"Tygo! Word wakker!" schreeuw ik hem toe, maar Tygo blijft roerloos op de grondliggen.
"Laat me los! Of jullie verlaten nooit meer jullie donkere hol!"
De dam in mijn ogen breekt. De tranen lopen als rivieren over mijn wangen, maarveranderen al snel in ijskristalletjes. Wat hebben ze met Tygo gedaan?
Nee. Wat heb ìk gedaan?!      

~⌘~

Welkom in een nieuw, gevaarlijk Rijk... :D 

Zijn jullie kamp Jack, of zijn er voorstanders van Tygo? :-)


Fantasia 4: Oneindig OnsterfelijkWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu