Hoofdstuk 11: bloedverslaafd

74 7 0
                                    


~Scarlett~

De nacht duurt lang. Mijn gedachten draaien op volle toeren: het gif van de onbekende koningin, de gevangenis van de Vuurwezens en het afgebrande bloemenveld in Lente. Leonora's haat tegenover mij is duidelijk nog nooit zo groot geweest.
En waarom? Jack is nu toch bij haar?
Ik heb het gevoel dat ik nergens meer veilig ben. Ik moet constant vluchten, zowel om mezelf als mijn vrienden te redden. Ik word er langzaam maar zeker duizelig van. Ik trek er me niets van aan dat ik mezelf de hele tijd moet beschermen, dat ben ik gewoon. Maar die valse koningin moet ermee stoppen met mijn vrienden lastig te vallen en hen te bedreigen. Want mijn wraak zal ze voelen, alleen bepaalt Leonora zelf hoe hard of hoe zacht deze zal zijn.
Tygo kruipt rillend in elkaar als er een zacht briesje opsteekt. Ondanks zijn kledij ondertussen al droog is, blijft het vochtig aanvoelen. En dat bezorgd hem die koude rillingen. Ik wou dat ik hem kon helpen, maar volgens mij kan mijn koude lichaam niet veel goed doen.
Maar ik word helemaal uit mijn gedachten weggerukt als een heerlijke geur van vers bloed me tegemoet waait. Ik had al lang niet meer zo dorstig gestaan als nu, dus de beheersing is dan ook ver te zoeken.
Meer zelfs: ik heb helemaal geen beheersing meer.
Ik begin gewoon te sprinten in de richting van mijn voedselbron, die me brengt tot bij de hoge klif met de Vuurwezens. Een paar uur geleden had ik daar bovenop nog gestaan, terwijl ik de Vuurwezens in de ravijn stond te gooien, waar ik nu dus sta. Vreemd dat er op een paar uur tijd zoveel kan gebeuren.
Van de Vuurwezens zijn geen sporen te bekennen. Zowel niet bovenop de klif als hier, in het Rijk van de Waterwezens. Dat maakt mijn jacht nog gemakkelijker.
Ik plaats mijn vingertoppen in de ruwe wand en begin naar boven te klimmen, zoals een behendig roofdier dit zou doen. Brokjes steen kraken onder mijn voeten en tuimelen vervolgens naar beneden. Mijn nagels worden vuil door de afbrokkelende stenen, maar daar trek ik me allemaal niets van aan. Ik kan alleen maar naar mijn prooi kijken, die bovenop de klif happend naar lucht op adem staat te komen. Het is een meisje, niet veel ouder dan ikzelf. Lang golvend, blond haar verbergt haar gezicht en haar kleren zijn gescheurd. Bloed sijpelt uit haar wonden, want me nog dorstiger maakt.
Lenig gooi ik me bovenop de klif. De jongedame schrikt op, haar mond lichtjes geopend door haar gebrek aan lucht. Ze heeft een litteken boven haar wenkbrauw en op haar kin. Om haar pols draagt ze een armband van een kronkelende Draak.
Een Drakentemmer.
"Drakenland is de andere kant op, kind", zeg ik zacht en recht daarbij mijn rug.
Uit de ogen van het meisje druipt angst. Haar mond vormt zich tot een gillende 'A', maar ik grijp net op tijd naar haar keel. Het geluid sterft weg, samen met haar wilskracht om tegen mij te vechten.
"Wees stil", sis ik haar toe. "Je mag niet roepen in de nacht."
Ik til het meisje op van de grond, waarbij ze met haar voeten in de richting van mijn scheenbenen begint te schoppen. Ik voel hoe ze in paniek slaat, omdat haar luchttoevoer helemaal afgesloten wordt.
"Jij was... toch dood?!" vraagt het meisje met haar laatste krachten.
Ik gooi het meisje op de grond, die een opgeluchte kreun slaakt wanneer ze met haar rug op de grond valt. Haar blonde haar blijft plakken in het zweet op haar voorhoofd.
"Maakt Leonora jullie nu nog altijd wijs dat ik gestorven ben in Zomer?" vraag ik lachend.
De jongedame knikt voorzichtig en maakt aanstalten om op te staan.
"Blijf zitten", snauw ik haar toe.
Meteen gehoorzaamt het meisje, met tranen prikkend in haar ogen. Met haar rechterhand dekt ze een grote wonde, ter hoogte van haar buik, af. Zelfs al zou ik haar nu sparen, ze zal sterven. Zo'n grote buikwonde overleefd niemand.
Zelfs geen Drakentemmer.
"Alstublieft, Scarlett: spaar me", smeekt ze me toe. "Ik heb zonet de Vuurwezens overleefd... Ik wil gewoon reizen, Fantasia zien. Weg uit de verdorde vlaktes van Drakenland."
Ik trek een wenkbrauw op en plaats mijn handen in mijn zij.
"Ik zal je teleur moeten stellen, Drakentemmer: je zult sterven. Oftewel door mijn drang naar bloed, oftewel door die wonde in je buik."
Het meisje barst in tranen uit en laat daarbij haar hoofd verslagen voorover leunen. Ze haalt haar hand weg van haar bloedende zij, en vlecht haar vingers in elkaar. Haar bloed kleeft op haar vingertoppen, waar mijn blik op gekluisd zit. In mijn gedachten zie ik mezelf als een opvliegende Vampier haar aanvallen. Ik zou mijn tanden meteen in haar nek duwen, en het bloed slok voor slok naar binnen slurpen.
Maar als ik de dame daar zo zie zitten, snikkend en smekend haar niet te doden, slaat de twijfel toe.
Ze is nog jong.
Ze heeft nog een heel leven voor haar liggen. Ik kan haar toch niet aandoen wat een dronken chauffeur mij ooit aangedaan heeft?
Ik strijk met mijn hand doorheen mijn rode haar en vermorzel mijn lip onder de kracht van mijn tanden. Diep vanbinnen verwijt ik mezelf dat ik zwak geworden. Waar is die moordlustige Vampier gebleven die geen genade kent?
"Hoe heet je?" vraag ik op zachte, eerbiedige toon.
"Noa", antwoordt ze met een pijnlijke kreun in haar stem.
"We kunnen een deal sluiten, Noa", zeg ik hees. "Ik zorg ervoor dat je in leven blijft, in ruil voor een deel van jouw bloed."

Fantasia 4: Oneindig OnsterfelijkWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu