Hoofdstuk 12: afgelopen

66 8 0
                                    

~Elodie~

Het absolute toppunt van doodgaan: wegrennen voor een grote roedel Weerwolven, die bovendien ook nog eens vergezeld worden door Zombies, Vormveranderaars en andere angstwekkende wezens waar ik niet eens de naam van ken. En dan ben je nog niet eens uitgerust of voel je je proper, want je bent zonet bevrijd uit een stinkende kooi in Nachtmerrieland van de machtswellustige koning Michaël.
Serieus, momenteel ziet mijn leven er als een puinhoop uit.
Maar als ik dan opzij kijk, naar de knappe Robert, weet ik weer waarom ik dit allemaal doe. Ik doe het voor de vriendschap, een gevoel waar ik jarenlang een gebrek aan gekend heb. Sinds ik Scarlett ontmoet heb, heeft mijn leven weer zin gekregen. Ik heb vrienden gemaakt, ik heb gereisd en ik heb avontuur gekend. Ik heb me vaak ellendig en bang gevoeld, maar tegelijkertijd ook nog nooit zo levendig. En nu ik hier, naast de zwaar ademende Robert, sta te rennen voor mijn leven, besef ik dat allemaal.
De roedel komt steeds dichterbij, en onze krachten laten het steeds meer afweten. Hopen dat we veilig zijn in het eerstvolgende Rijk, heeft weinig zin, want de Nachtmerriewezens lopen er gewoon in alsof het van hen is. Ik weet niet hoelang ik dit nog volhoud.
"Magieland", hijgt Robert. "Misschien kunnen de Feeën ons helpen."
Robert grijpt met zijn hand naar de mijne, en spoort me aan om iets sneller te gaan lopen. Ik volg hem gehoorzaam, al weet ik niet vanwaar die kracht komt. Ik heb al even geen gevoel meer in mijn benen en voeten, wat wel eens de oorzaak zou kunnen zijn van mijn vliegende gevoel. Mijn longen doen pijn door het zuurstofgebrek en het liefst van al zou ik me gewoon op de grond laten vallen, maar de kracht van Roberts hand in de mijne houdt me overeind.
Zonder stoppen rennen we het magierijke land binnen. Veel tijd en bewondering kan ik niet besteden aan de diamanten, waaruit dit hele Rijk bestaat. Het is niet de eerste keer dat ik hier ben, maar toch blijf ik me telkens opnieuw blindstaren op de prachtige natuur van Magieland. Als je hier binnenloopt, lijkt het alsof je een sprookje betreedt. Alles is hier van diamanten gemaakt: vogels, planten, gras, water, ... Echt alles. Net dat maakt het zo mooi. En ik lijk mijn kracht terug te vinden door de magie die in de lucht hangt, tot mijn voeten er anders over beslissen. Ik struikel, en laat me gewoon tot de grond aangezogen worden. Ik doe niet eens meer de moeite om me overeind te houden, of zo snel mogelijk overeind te krabbelen wanneer ik pijnlijk de grond raak.
"Elodie", fluistert Robert wanneer ik lang uitgerekt over de grond blijf liggen. Zijn hand heeft de mijne nog steeds niet gelost, maar dat doet hij nu wel, zodat hij me overeind kan zetten.
"Kom op, we gaan hier écht hulp vinden. Dat beloof ik je."
Zijn woorden dringen moeilijk tot me door terwijl hij me terug op mijn benen zet. Hij kijkt me doordringend aan, legt zijn hand weer in de mijne en spoort me aan om weer te beginnen rennen, maar ik ben het vluchten beu. Dus ik blijf staan, en werp een snelle blik over mijn schouder. De roedel is aan het begin van de vlakte, waar vroeger een oud boertje heeft geleefd.
Ze zijn dus wel héél dichtbij.
Over een vijftal minuutjes zullen ze ons ingehaald hebben. Maar dat gebeurt alleen maar als Robert mij meeneemt. Als hij alleen verder gaat, kan hij het halen. Op zijn hoge hertenpoten is hij dan ook stukken sneller dan ik.
"Ga, Robert", zeg ik zacht en laat mijn hand uit de zijne glijden. Tranen prikken achteraan in mijn ogen, maar ooit zal Robert –en ikzelf – beseffen dat ik het voor hem deed.
"Vergeet het maar", zegt hij streng.
Robert brengt zijn gezicht dicht naar het mijne toe en legt zijn handen in mijn hals. Zijn duimen houden mijn hoofd overeind, aangezien ik momenteel niets liever wil dan mijn gezicht af te wenden van hem, zo erg schaam ik me voor hem. Ik voel me een last, een betonblok aan zijn hertenpoot dat als een kwaadaardig gezwel aan hem blijft hangen. Bovendien kan ik niet tegen de manier waarop hij me aankijkt: vastbesloten, zelfverzekerd en koppig. Met een snuifje van zijn sexy blik, die me keer op keer in zijn macht weet te grijpen.
"Zonder mij maak je tenminste nog een kans om dit te overleven", deel ik hem rustig mee. "Ren nu gewoon maar door, ga hulp zoeken. Je kunt toch niet meer op me inpraten."
Robert straalt iets kwaad uit, maar tegelijkertijd kan ik twijfel zien opborrelen in zijn chocoladebruine ogen. En dat komt waarschijnlijk door mijn laatste zin: "Je kunt toch niet meer op me inpraten". Robert weet namelijk hoe koppig ik kan zijn. Als het 'neen' is, is het 'neen'. En als ik zeg dat hij verder moet zonder mij, dan zal hij verdergaan zonder mij. Of hij er nu mee akkoord is of niet. Mijn besluit staat in elk geval vast.
"Ik laat je hier niet alleen achter, Elodie", zegt hij kwaad en drukt zijn vingertoppen diep in mijn huid.
"Toch wel. Jij gaat alleen verder, en gaat mij héél trots maken omdat jij het wel gehaald hebt. Dit is niet ons laatste weerzien, Robert."
Ik leg mijn handen om de zijne, en dwing ze mijn hals los te laten. Verstijfd laat Robert het toe, maar zijn ogen spreken een heel andere mening uit dan ik hem opgedragen heb.
"Ik heb je beloofd dat alles goed zal komen, dus..."
"Soms is het verstandig om een belofte te breken, Robert", snik ik. "Ga nu maar. Ik zou het mezelf nooit kunnen vergeven mocht jou iets overkomen."
Ik sla mijn armen om zijn gespierde lichaam heen, en vlij mijn wang tegen zijn borstkas aan. Ik luister naar het regelmatige kloppen van zijn hart, wat me lijkt te kalmeren. Robert zal in elk geval veilig zijn, dat is het belangrijkste van alles. Hij zal het redden, en dat allemaal omdat ik dapper genoeg was om mezelf nu op te offeren.
Misschien heb ik toch nog wel iets goed gedaan in mijn leven.
Ik duw Robert van me af en dwing hem om verder te lopen, maar dat doet hij niet. Als tegenreactie slaat hij zijn armen nog steviger om me heen, en drukt een zoen op mijn kruin. Vastbesloten om me niet te laten gaan, fluistert hij in mijn oor: "En ik zou het mezelf nooit vergeven mocht ik jou hier gewoon achterlaten."
"Je laat me niet achter, Robert", fluister ik tegen zijn vuile kleren. "Het is mijn wens."
De regelmatige ademhaling van een groot dier klinkt plots heel dichtbij. Het schrapen van grote Wolvenklauwen is vlak bij ons. Ik kan de geur van wraak tot hier ruiken.
"Ik sterf nog liever dan ik alleen verder zou moeten. Dat is mijn wens", hoor ik Robert zacht mompelen.
Hij houdt me nog steeds stevig in zijn armen, zelfs wanneer Michaël zich van de rug van een Reuzespin laat glijden en op ons afstapt. Ik ril door de angst bijna uit mijn vel, terwijl Robert ijzig kalm blijft.
"Mooie ontsnappingsbeurt, vleugelloze Elf en waardeloos Hert", lacht Michaël, "maar helaas: niemand ontsnapt aan de koning van Nachtmerrieland."
"Scarlett zal het niet blijven pikken dat je ons achterna zit en ons opsluit", antwoordt Robert koeltjes. "Ze zal ons komen bevrijden, maar daarbij kan ik ook al het pijnlijke einde voor jou, machtige koning van Nachtmerrieland, voorspellen."
Ik hoor de ironie in de stem van Robert, waarbij ik mezelf sterk moet bedwingen niet in de lach te schieten. Michaël daarentegen scheurt bijna uit zijn vel van woede, letterlijk en figuurlijk dan. Er lopen namelijk diepe barsten over zijn hele huid, die erop wijzen dat hij elk moment uit zijn mensengedaante kan springen en weer als roskleurige, grote Weerwolf kan optreden.
Een gedaante waarin ik Michaël liever niet zie.
"Zelfs Scarlett krijgt me niet meer klein. Zelfs Scarlett is zodanig afgezwakt dat ze me niet meer kan doden. Zelfs het meest ongelovige wezen van Fantasia gelooft in mìjn tijdperk, dat weldra zal plaatsvinden."
De Nachtmerriewezens beginnen te juichen, en roepen Michaëls naam luid en duidelijk. Michaël geniet van die aandacht, en kijkt trots om zich heen. Daarbij verliest hij ons uit het oog. Volgens Robert de ultieme kans.
Hij sleurt me, zonder iets te zeggen, de magische bossen van Magieland in. Ondertussen zijn we een beetje op adem kunnen komen, dus ik zie het allemaal weer wat beter zitten. Maar die moed is al snel weer ver te zoeken.
Ik probeer namelijk Robert bij te houden, maar dat is praktisch onmogelijk. Opnieuw merk ik Roberts verkleinde kansen op, omdat hij mij aan zijn zijde houdt...
Ik zet meer kracht op mijn benen, maar ik blijf echt veel trager dan Robert. Had ik mijn vleugels nog maar, dan had ik ons al lang in veiligheid gebracht.
"En wat doen we nu, Robert?" hijg ik. "Ze halen ons zo in!"
Ik heb de woorden nog niet eens deftig kunnen uitspreken, of een hand vol schurft sleurt me tegen de grond. Ik slaak een kreet, en kan nog net zien hoe een zwarte Weerwolf voor Robert springt, en hem daarbij de weg verspert.
Ik draai me snel om en schop in de richting van het mismaakte monster. Zijn handen zitten onder het schurft, eveneens als zijn hoofd en benen. Het monster heeft geen haar meer, en zijn ogen zijn donkerzwarte vlekken die me aanstaren. Alsof hij alleen maar een pupil heeft.
Het monster graait met beide handen naar mijn enkels, en zorgt daarbij dat ik hem niet meer kan schoppen. Nu ben ik zeker verloren.
Michaël stapt met grote passen naar Robert toe, en baalt zijn hand weer tot een stevige vuist. Ik zie het beeld weer voor mij van een overwonnen Merida, die een stevige vuistslag had gekregen tegen haar wang van de woedende Weerwolvenkoning. Ik wil niet dat nog een vriend van me daar het slachtoffer van wordt.
"Nee, doe het niet!" schreeuw ik hem toe en probeer in de richting van Michaël te kruipen, maar het monster vol schurft trekt me terug naar mijn plaats toe. Ik sluit mijn ogen en vecht tegen de bijtende tranen. Ik bereid mijn oren erop voor dat Michaël niet genadig zal zijn en Robert dus een kreet van pijn zal slaken.
Maar ik hoor geen kreet.
Ik hoor geen vriend die me om hulp smeekt.
Ik kan alleen maar het gezoef horen van vliegende... magieballen?!
Geschrokken sla ik mijn ogen open, en zie een Fee staan. Haar toverstok is naar Michaël uitgestoken, het laatste Nachtmerriewezen dat nog overeind staat. De monsters achter me heeft ze gemakkelijk tegen de grond gewerkt. Ik kan niet zien wie het is, of hoe ze eruit ziet, want ze draagt een lange, blauwe cape. Ze heeft de kap van haar lange cape diep over haar hoofd getrokken en haar haar er goed onder verborgen.
"Ga, Elodie en Robert", zegt ze kortaf.
Veel tijd om na te denken of te twijfelen heb ik niet, want het volgende moment gaat het allemaal zo snel. Robert en ik sprinten overeind – want jawel, ook het monster van schurft is bewusteloos door haar magie –, waarbij het meisje slechts een seconde haar blik van Michaël afwendt. En net die seconde kiest de Weerwolvenkoning uit om haar aan te vallen. Hij springt naar haar nek toe en begint haar te wurgen, terwijl de hand van het meisje het gras aftast, op zoek naar haar toverstaf. Robert en ik twijfelen even om haar te hulp te schieten, maar haar vingertoppen vinden wat ze zochten: haar magie. Zonder genade vuurt ze haar magie op Michaël af, die doorheen de lucht geslingerd wordt en recht op de kop van de Reuzespin terecht komt. Jammer genoeg is het nog niet afgelopen voor het meisje: de Zombies zijn haar beginnen aanvallen, maar ze ziet er sterk genoeg uit om het alleen te fixen.
Robert grijpt me bij mijn pols vast, en sleurt me dieper de bossen van Magieland in.
Tot we bij een open plek aankomen.
Hijgend kruisen we deze over, maar plots verdwijnt de open plek en komen we terecht bij de voordeur van een modern huis. Geschrokken stoppen Robert en ik met rennen, en nemen het huis goed in ons op. Een geur van wierook waait ons tegemoet, maar toch ziet het huis er onbewoond uit. Ik laat mijn ogen over de naam glijden die in de brievenbus gekerfd staat: 'Merida Merlijn'.
"Volgens mij hebben we éindelijk een plek gevonden waar we veilig zijn", zucht ik opgelucht.

~⌘~

Het huis van Merida wordt goed verlicht door hetruime aanbod aan ramen. Overal staan toverdrankjes en branden reepjes wierook,maar voor de rest is het hier wel netjes en opgeruimd. Merida had zo te zieneerst nog eens een grote schoonmaak gehouden voor ze ons kwam redden.
"Wat een toeval dat we net hier terecht zijn gekomen", fluistert Robert.
Vermoeid laat ik me in de witte sofa van Merida ploffen en leg mijn hoofd terusten op de hoofdsteun. Eindelijk kan ik weer normaal ademhalen, en krijgtmijn lichaam de rust waarvoor het al uren stond te smeken.
"Je bedoelt zeker: wat een geluk hebben we wel niet dat we net hiér terechtkwamen."
Robert laat zich naast mij in de zetel zakken en knikt instemmend.
"Maar we moeten eerlijk zijn: zonder die Fee..."
"Ik weet het", onderbreek ik hem, mijn stem nog altijd trillend van angst eninspanning. "Kende je haar?"
Robert kijkt me zijlings aan en fronst zijn voorhoofd.
"Natuurlijk. Ik ken elke Fee bij naam en heb een persoonlijke band met hen."
Ik wil in een lach uitbarsten door Roberts grote ironie, maar daar krijg ik dekans niet toe.
"Echt waar, Robert? Ik dacht het niet, anders zou ik me jou wel blijvenherinneren zijn."
Vlak voor ons verschijnt het gestalte van het meisje van daarnet. Ze draagt nogsteeds haar blauwe cape, die haar gezicht verbergt achter de zachte stof. Zeziet er angstwekkend uit, waardoor ik automatisch naar Robert toe kruip en metegen zijn sterke lichaam aanplak.
"Ik zou je misschien herkennen als ik je gezicht zou zien", grapt Robert.
Het meisje glimlacht flauwtjes, maar omklemt toch met beide handen haar kap.Langzaam laat ze deze van haar hoofd glijden. Een beeldschone jongedame met zilverwithaar neemt ons met haar zilveren ogen goedin zich op.
Met een spijtige grimas schudt Robert zijn hoofd.
"Jammer, jou ken ik nog niet. Anders zou je wel een blijvende indruk op megemaakt hebben."
Ik geef een zacht klopje tegen Roberts borstkas. Dit is nu niet echt eengeschikt moment om te staan flirten met een onbekende.
Het meisje lacht en strijkt met haar vingers doorheen haar zilveren lokken.Vervolgens laat ze de cape van haar schouders glijden, waardoor een lelie blauwe, lange jurk tevoorschijn komt. De jurk zit strak om haar lichaam gewikkeld, enlaat haar vormen mooi uitkomen. Ze is bovenaan afgewerkt met een doorzichtigeglitterstof, die voor de steun rond haar hals zorgt. De strakke plooiingen inhaar jurk zorgen ervoor dat het lijkt alsof ze een erg lang lichaam heeft.
"Aangezien Robert me niet herkent, zal ik mezelf even voorstellen."
Ze schenkt Robert een speelse knipoog. Gaat deze Fee nu écht op de wanhopigeflirtpogingen van mijn Hertenvriend in?!
"Ik ben Elaine. Ik ben Merida's leerling."

  ~⌘~

In bijlage: een foto van onze beeldschone Elf, Elodie Staring :-)

  

Fantasia 4: Oneindig OnsterfelijkWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu