Hoofdstuk 8: ontsnapt

77 8 0
                                    


~Scarlett~

Als je had gedacht dat een Vampier nooit de moed kan verliezen of depressief kan worden, dan heb je altijd al verkeerd gedacht. Want dit is zo'n moment waarop ik het allemaal niet meer zie zitten en het liefst van al in een hoekje kruip om de tranen uit mijn lichaam te huilen. Chris zit opgesloten, Jack zit opgesloten, Elodie en Robert zitten opgesloten en ik, de machtige Scarlett Leforne, zit opgesloten. Ik hoor de Vuurwezens nog altijd gniffelen toen ze me achter deze vurige tralies smeten. Ik hoor hun verwijten nog altijd doorheen mijn hoofd spoken: 'Eindelijk, die vuile Vampier achter ónze tralies."
Vuil? Oké, de afgelopen dagen heb ik niet echt meer de tijd gehad om eens een douche te kunnen nemen, maar zo erg is de schade nu ook weer niet. Maar toch krijg ik, elke keer opnieuw, het verwijt dat ik een 'vuile Vampier' ben. Alsof ze geen creatiever verwijt kunnen uitvinden en als een horde hersenloze Zombies gewoon de eerste de beste belediging kopiëren.
Bovendien zat ik dan ook nog eens opgeschept met de bewusteloze Tygo. Ik weet nog steeds niet wat die brandende kwibus op hem had afgevuurd, maar het moet wel een erg sterk spul geweest zijn.
Ik ijsbeer doorheen mijn cel en vermijd de tralies expres. Ik heb er namelijk alles behalve zin in om nog meer brandwonden op te lopen. Dus ik blijf maar toertjes lopen, wachtend op niets. Wat gaat er nu met ons gebeuren? Zitten we voor altijd hier onder de grond opgesloten? Wordt Tygo ooit wakker? Allemaal vragen waar ik geen antwoord op heb, en dat maakt me depressief. Ik wil weten wat er gaat gebeuren. Ik wil me mentaal voorbereiden op wat komen zal.
In de deuropening merk ik plots een brandend gestalte op. Het is – hoe kan het ook anders... – een Vuurwezen, maar hij is groter en robuuster gebouwd dan zijn voorganger. In zijn vlammige armen draagt hij hetzelfde wapen als dat van daarnet: het wapen dat Tygo nu al zolang bewusteloos houdt.
"Scarlett Leforne en Tygo", zeg hij droogjes.
Zijn stem klinkt verkoold, diep en raspig. Ik moet er bijna van huiveren: zo diep komt het vanuit zijn verbrande keel. Alles behalve een aangename stem, maar ik beslis wijselijk om er geen opmerking over te maken.
"Nee, die zitten in de cel hiernaast", zeg ik en rol terwijl met mijn ogen.
Het wezen kijkt me geïrriteerd aan, maar ook hij besluit wijselijk om er niet verder op in te gaan. Hij rolt een perkamentrol open, dat – tot mijn grote verbazing – geen vuur vat. Ik zie de beroemde stempel van koningin Leonora, haar handtekening onderaan de rol en een lange tekst, met sierlijke letters en vele kronkeltjes. Het typische geschrift van een ijdele koningin.
"Hare Majesteit koningin Leonora de Veertiende, koningin van heel Fantasia, koningin van het Dierenrijk, de oppermachtige..."
"De korte versie graag", onderbreek ik hem op monotone toon.
Het wezen kijkt me woedend aan, waarbij de perkamenten rol bijna verpulverd in zijn brandende hand. Maar hij bedaart zijn woede, en leest gewoon verder, na Leonora's lange aanspreektitel dan toch.
"Hare Majesteit beveelt dus bij deze, vandaag bij het ondergaan van de zon, dat jullie uitgeleverd zullen worden aan de Koninklijke Kerkers. Zowel de Vampier als de Vormveranderaar zullen een eerlijk proces en een gedemocratiseerd oordeel krijgen."
"Koninklijke Kerkers? Dat is zo te horen een betere plek dan hier", kreunt Tygo.
Opgelucht gooi ik mijn hoofd bruusk in de richting van Tygo, die aan de andere kant van mijn cel zit. We zijn van elkaar gescheiden door enkel een tralie die doormidden loopt, maar toch had ik de hele tijd het gevoel gehad dat we oneindig ver van elkaar waren. Nu hij weer wakker is, voel ik me minder alleen. En minder depressief.
"Nu de Vormveranderaar ook wakker is, kunnen we jullie samen beginnen uitleveren", zegt het Vuurwezen genietend.
"Wacht", ik hou mijn hoofd een tikkeltje schuin. "Nu al?! Het is toch pas bij zonsondergang?"
Het Vuurwezen maakt een wuifgebaar, waarbij de tralies van vuur plots oplossen in het niets. Een zwarte rook is het enige dat overblijft.
"Inderdaad", bevestigt het wezen en richt zijn wapen op Tygo. "En jullie zullen waarschijnlijk de zon nooit meer zien opkomen..."
Ik hoor dat het wezen zijn wapen ontgrendelt, en de trekker overhaalt. In een reflex stort ik me naar voor, en omdat ik erg snel ben, kan ik net op tijd het wapen in de lucht slaan. Het wapen vuurt af, want het wezen had de trekker al overgehaald. Een gigantische vuurbal zweeft doorheen de lucht, richting het plafond. Met veel lawaai brandt de vuurbal een gat in het plafond, dat meteen begint af te brokkelen. En vervolgens zal instorten.
"Tygo!" schreeuw ik en bied hem mijn hand aan.
Tygo twijfelt niet lang: hij legt zijn hand in de mijne, en ik trek hem de kamer uit, net op het moment dat deze begint in te storten. Het Vuurwezen was te traag en te lomp, want hij verdwijnt tussen de grote blokken van aarde en steen.
"Amen", grapt Tygo om zijn schouder als er niks meer van het wezen overblijft.
Maar veel tijd om te rouwen bij de grafkerker van het wezen hebben we niet, want zijn kompanen komen naar ons toegesneld. Sommigen onder hen dragen hetzelfde wapen als de forse kerel, die nu dood onder de aarde en stenen ligt. En ze zijn duidelijk niet bang om het wapen te gebruiken.
Tygo en ik werpen elkaar een korte blik toe, en zetten het op een rennen. Tygo tovert zichzelf meteen om naar een grote, zwarte panter, waardoor hij ongeveer even snel als ik is. Mijn snelheid is namelijk ferm verminderd, omdat ik al dagenlang geen mensenbloed meer heb gedronken. Natuurlijk blijf ik nog altijd sneller dan eender welk wezen, maar het baart me toch wel zorgen dat ik op zo'n korte tijd zo'n dip ken in mijn snelheid.
Ik hoor Tygo's diepe ademhaling naast me. Zijn poten blijven maar rennen, maar zijn longen smeken hem om te stoppen. Hij is dan ook nog niet lang geleden ontwaakt uit een lichte coma, en nu moet hij staan rennen voor zijn vrijheid.
De Vuurwezens proberen ons op allerlei manieren tegen te houden: ze rollen grote, dikke bollen van aarde op de weg, waardoor onze doorgang helemaal wordt afgesloten. Maar het is slechts een kleine klus voor mij om hier gewoon doorheen te lopen. Ons tweede obstakel is een rij van brandende toortsen, maar ook dat vormt geen enkel probleem. Tygo en ik duwen ons op tijd af van de grond, waardoor we zonder enige moeite over de brandende rij springen, en onze vlucht gewoon doorzetten.
Het derde obstakel, en ongetwijfeld het moeilijkste, is meteen ook het laatste. Een heel leger van Vuurwezens staat ons met vuurspugende ogen op te wachten, aan het einde van hun Rijk. Tygo en ik moeten alles toeslaan om niet tegen hen aan te botsen.
"Mooie poging, Leforne", zegt het Vuurwezen dat me de eerste keer ook gevangen had genomen.
"Maar nét niet gelukt."
Zijn spierwitte ogen zijn nu oranje van kleur. Zijn pupillen staan groter dan toen ik hem voor het eerst ontmoet had.
"Er is nog niks verloren", sis ik tussen mijn tanden en geef hem een schop ter hoogte van zijn buik.
Het Vuurwezen valt achterover, tegen enkele kompanen van hem aan. Ondertussen begin ik de andere Vuurwezens klappen uit te delen, en zet het gevecht naar mijn hand.
Tygo kan zijn ogen niet geloven als hij me zo ziet vechten: Vuurwezens die doorheen de lucht zweven, vuistslagen die netjes tegen hun brandende lichamen terecht komen en ik die lenig tussen hen door wring. Het is dan ook de eerste keer dat Tygo me ziet vechten, realiseer ik.
Ik duw het laatste wezen van de baan, die met veel lawaai naar beneden dondert, in het Rijk van de Waterwezens. Hij strekt zijn armen naar mij uit en schreeuwt om hulp, maar in tegenstelling tot wat hij vraagt, zwaai ik gewoon eens kort naar hem.
"Wauw Scarlett", hoor ik Tygo brommen, "je was..."
"Geweldig? Fascinerend? Goed? Lenig? Elegant?" gok ik grijnzend.
Tygo schiet in de lach, en schraapt met zijn poot over de grond.
"Misschien wel een mengeling van die vijf elementen."
Ik glimlach dankbaar naar hem en stap naar de zwarte panter toe. Ik geef een aai over zijn grote kop en krab achter zijn oortje.
"En nu?" vraag ik zuchtend.
Tygo laat zijn scherpe blik langs de horizon glijden. Vervolgens steekt hij zijn neus in de lucht.
"Dat wolkje ziet er heel behulpzaam uit..."
Ik frons mijn voorhoofd vragend en kijk in dezelfde richting als Tygo. Meteen zie ik waarop hij doelt: een witte, grote wolk daalt onze richting uit. Vlak voor onze neus stopt het, en blijft ter plekke zweven.
"Instappen?" stel ik aan Tygo voor.
Tygo knikt met zijn gigantische panterkop en laat mij als eerste opstappen. Ondertussen krijgt hij weer zijn menselijke gedaante, en neemt naast mij plaats op de wolk. De wolk zweeft geruisloos terug de hoogte in, waarbij het een wondermooi zicht biedt over het Rijk van de Tezora. Ik merk op dat het Rijk uit vier verdiepingen bestaat: helemaal in de lucht het Rijk van de Luchtwezens, dan de Aardewezens, onder de grond de Vuurwezens en nog een verdieping lager ligt dan het gigantische meer van de Waterwezens. Best wel een fascinerend zicht, van boven af dan toch.
"Waar brengt dit wolkje ons heen?" vraag ik terwijl ik met mijn vingers doorheen het dons strijk.
"Ik heb geen idee", biecht Tygo eerlijk op.

Fantasia 4: Oneindig OnsterfelijkWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu