19

642 28 4
                                    

Ik werd langzaam wakker en knipperde beduusd met mijn ogen. Ik voelde Sebastian's borst tegen mijn wang op en neer gaan. Ik tilde mijn hoofd op en ging rechtop zitten. Ik wreef in mijn ogen en keek door het grote raam naar buiten. Ik keek naar de druppels regen die langzaam naar beneden gleden. De stad was gehuld in een grauwe kleur. Ik haalde mijn handen door mijn haren en liep naar de keuken, waar een klok hing. Ik zag dat het pas half 6 s'ochtends was. Ik liep naar de kraan en draaide het open. Ik hing mijn hoofd eronder en liet de koude stralen mijn mond in lopen. Ik maakte een kommetje van mijn handen en gooide het koude water in mijn gezicht. Ik draaide de kraan dicht en probeerde de gedachte aan mijn broer weg te duwen. Ik had hem dood zien gaan, ik had hem zien vallen, met zijn armen gespreid, zo zeker van zaak, en ik had hem niet kunnen helpen. Hij wou dit, hij wou dood. Ik kon hem niet helpen. Maar ondanks dat voelde ik me schuldig. Ik leunde tegen het aanrecht aan. Dit had mijn moeder hem aangedaan, niet ik. Ik zuchtte terwijl ik aan haar dacht. Ze haatte me, en Sebastian ook. Omdat we verkeerd waren, verkeerd omdat de Venatores dat dachten. Ik haalde mijn haren door mijn haren en zuchtte diep. Ik dacht aan het schilderij die ik had achtergelaten in mijn huis. Ik moest hem terugkrijgen. Ik liep terug naar de woonkamer.

Sebastian zat op de rand van de bank met zijn handen in zijn haren. Hij keek op en glimlachte. 'Hee.' Mompelde hij. Ik glimlachte. 'Hee.' Mompelde ik terug. Ik liep naar de bank toe en liet me naast hem zakken. Hij keek voor zich uit door het raam. 'Het regent.' Zei hij droog. Ik kuchte en keek hem verward aan. 'Nee het is droog.' Mompelde ik sarcastisch. Hij keek me fronsend aan. 'Wat heb jij ineens?' Mompelde hij. Ik schudde mijn hoofd. 'Niks, sorry.' Zei ik. Hij glimlachte flauwtjes en keek weer voor zich uit. Ik keek naar de zijkant van zijn hoofd. Hij is een prachtige jongen, dacht ik, maar zijn leven is gebroken. Zijn hart is gebroken. Ik keek naar zijn hand die op zijn bovenbeen rustte. Ik pakte zijn hand vast en kneep er zachtjes in. Hij keek me glimlachend aan en streelde met zijn vingers de mijne. Ik zuchtte en staarde naar de druppels op het raam. 'We moeten terug.' Mompelde ik. Ik voelde Sebastian's verwarde blik. Ik bleef naar de druppels kijken. Het waren net tranen, duizenden tranen, tranen van verdriet, en van geluk. 'Wat?' Zei Sebastian verward. Ik keek hem zelfverzekerd aan. 'Terug naar mijn huis.' Zei ik resoluut. Hij schudde wild zijn hoofd en zette grote ogen op. 'No way.' Zei hij. 'Ik moet dat schilderij hebben.'  Zei ik. Hij deed zijn handen geschokt in de lucht. 'Terug? Naar het hol van de leeuw? En dat allemaal voor een schilderij? Je bent gek.' Zei hij. Ik zette mijn handen in mijn zij. 'Dan ben ik maar gek, maar ik moet het hebben. En ik heb ook mijn schildersspullen nodig.' Zei ik. Sebastian keek me wanhopig aan. 'Moet het?' Mompelde hij. Ik knikte. 'Het moet, ik moet mijn..., mijn, mijn emoties kwijt.' Zei ik. Sebastian zuchtte en knikte daarna kort. 'Ik wist het, ik ben je zwakte.' Zei ik. Hij stak zijn tong uit. 'Spot er maar niet mee, niet iedereen hoeft dat te weten.' Zei hij. 

We liepen door de straten van Brooklyn. De regen had draden van mijn haren gemaakt. Ze plakten aan mijn voorhoofd. Ik veegde een dikke lok uit mijn gezicht en trok mijn mouwen verder naar beneden, zodat mijn trillende handen bedekt waren. Er droop een ijskoude druppel regen in mijn nek. Ik rilde en keek naar Sebastian. Hij had een zwarte trui met capuchon aangedaan. Hij had de capuchon op zijn hoofd gedaan. Zijn handen zaten diep in zijn zakken. Hij had zijn hoofd gebogen naar de grond. Zijn witblonde lokken kwamen net onder zijn capuchon vandaan. Ze waren helemaal nat geworden door de regen. We naderden mijn straat. Ik voelde mijn hart sneller gaan. Even twijfelde ik. Maar ik zette mezelf eroverheen. Ik moest schilderen. Ik moest het gewoon! Al mijn spieren schreeuwden om een kwast in mijn handen. Ik zag de grijze tegels van mijn huis glimmen door de regen. Ik zuchtte en keek naar het vertrouwde huis. Het huis waar ik was opgegroeid, het huis waar ik me veilig voelde als het buiten donker was. Het huis waar liefde werd gedeeld, waar tranen werden gelaten, het huis waar ruzies goed werden gemaakt, en het huis waarin ik voor het eerst het bed had gedeeld. Sebastian stopte. Ik keek hem verward aan. 'Weet je het zeker?' Vroeg hij. Ik keek naar een druppel regen die op zijn lippen lag. 'Ja.' Zei ik. Sebastian knikte en liep naar het huis toe. 

Hij duwde het poortje naar de tuin open. Ik liep snel achter hem aan. Ik voelde het natte gras kietelen tegen mijn enkels. Sebastian liep naar mijn raam toe en keek omhoog. Ik hief mijn hoofd en keek naar de grote schuiframen. Een van de schuiframen stond open. Sebastian keek me grijzend aan en zette af. Hij kwam in een soepele sprong op de tweede verdieping. Ik keek hem verbaasd aan. Hij gebaarde me: "Gewoon doen." Ik ging voor het raam staan en zette af. Ik voelde ineens de rand van de vensterbank onder mijn voeten en viel bijna achterover van verbazing. Sebastian greep me snel vast. 'Weerwolven voordeel?' Fluisterde ik. Sebastian knikte en sprong zachtjes van de vensterbank af de kamer in. Ik deed hem na en landde geluidloos in de kamer. Ik keek naar het vertrouwde beeld van mijn kamer. Het rommelige bureau, mijn met witte lakens bedekte bed en mijn grote kast met schuifdeuren. Ik zuchtte en zocht met mijn ogen naar het schilderij. Hij stond in de hoek van mijn kamer vlakbij het andere schuifraam. Ik keek er dromerig naar. De perfectie glom van het doek af. Sebastian pakte het schilderij en klapte het schildersezel in. Ik jogde naar mijn bureau en zocht al mijn schildersspullen bij elkaar. Ik propte ze in mijn zakken en duwde een paar potten verf onder mijn oksels. Sebastian keek me vragend aan. Ik knikte. Hij liep naar het raam en sprong eruit. Ik klom op de vensterbank en sprong ook uit het raam. 

Bitten by an Alpha #1Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu