16.

16 6 2
                                    

Ik zet het schokapparaat tegen zijn hoofd, zie de elektriciteit door zijn weerloze lichaam gaan, zijn lijf dat oncontroleerbaar beeft en zijn omhooggerolde pupillen. Zijn stem klinkt raspend en luid, dierlijk, schreeuwend alsof de wereld vergaat. De aders in zijn hals en gezicht zijn duidelijk zichtbaar, zijn hoofd is naar achteren gebogen, alles opgespannen door de elektriciteit die ik door hem stuur. Dit is pijn. Ik voel me machtig, alsof ik alle touwtjes in handen heb, maar tegelijkertijd trekt er een emotie door me heen die ik niet ken. Empathie? Nee, dat kan niet. Ik geniet van zijn lijden, van zijn marteling. Ik zie hem schreeuwen, zie hem pijn hebben.

Maar toch haal ik de machine weg van zijn hoofd, want ik wil niet dat hij sterft. Ik heb hem nodig, nog steeds, en hoeveel woede-aanvallen ik ook mag hebben, dat zal altijd zo zijn. Hij ligt daar maar te hijgen, veel te snel, en op dat moment besef ik ten volle wat ik heb gedaan. Ik heb geen spijt. Ik heb Dan geëlektrocuteerd. Ik heb hem bijna vermoord. Gelukkig ademt hij nog, steeds gelijkmatiger. Hij is weer ontspannen, zijn ogen zijn dicht. En ik zak door mijn knieën en kijk naar zijn trillende handen, naar zijn gezicht, naar de lippen die ik een week geleden nog zo vurig kuste. En ik glimlach. Ik zucht, haal mijn handen door mijn haar. Mijn schouder doet pijn, maar daar probeer ik niet op te letten. Plots hoor ik hem kreunen. Ik richt me op, pijlsnel, om naar hem te kijken en zijn stem te horen. Hij kreunt nog een keer en opent zijn ogen, zijn schitterende bruine ogen, ziet mij en grijnst op een zieke, gestoorde manier. Zijn tanden hangen vol bloed, waarschijnlijk heeft hij daarnet op zijn tong gebeten. Hij is prachtig.

"Phil." Zijn stem klinkt zo schor als schuurpapier, maar hij leeft, en dat is wat telt. Hij leeft, en hij herkent me. Zijn ogen glinsteren, twinkelen als sterren, en toch denk ik dat er iets aan hem veranderd is. Pijn verandert mensen, dat zou ik toch als de beste moeten weten? Waarom ben ik dan zo bang dat hij niet meer dezelfde is? "Phil", zegt hij nog een keer, alsof hij ademt met mijn naam op zijn lippen. Zijn trillende handen gaan omhoog, reiken naar mijn hoofd. Ik hou ze vast, voel ze bibberen tussen mijn vingers. Ze zijn koud, maar dat waren ze daarvoor ook al. Voor vandaag wilde ik ze steeds vastnemen om ze op te warmen. Nu liggen zijn vingers in mijn nek en trekt hij me naar zich toe, duwt zichzelf omhoog terwijl ik hem ondersteun. Ik heb nog steeds niets gezegd. Hij komt steeds dichterbij, langzaam. Hij stopt pas als onze neuzen elkaar raken en zijn mond zo dichtbij is dat ik zijn adem op mijn lippen kan voelen. Hij grinnikt even, een kort, schor geluid dat er niettemin voor zorgt dat mijn hart sneller gaat slaan. Wat heeft hij toch gedaan dat ik zo op hem reageer? "Weet je," fluistert hij tegen mijn mond, zo zacht dat ik hem met moeite kan verstaan," die eerste dag vond ik dat je eruit zag alsof alles wat je zou aanraken zou veranderen in goud. Maar ik was verkeerd. Alles wat je aanraakt verandert in schaduwen." Hij kust me even, zacht, met bloed op zijn lippen. "En ik zou je eeuwig dankbaar zijn om gewoon in de jouwe te leven."

SmileWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu