14.

17 6 4
                                    

De staven dynamiet liggen tegen de muur aan, klaar om opgeblazen te worden. Ik rol voorzichtig de draad uit die de bom verbind met mij, meter per meter, tot ik ergens veilig ben om hem op te blazen. Ik moet op Phil wachten voor ik mijn aansteker neem en die muur opblaas.

Man, daarnet was heftig. Ik... Ik moet eerlijk zijn. Het voelde goed om te schieten. Het voelde heerlijk om alle gedachten in mijn hoofd af te schieten samen met de kogel die uit mijn pistool vloog. En ik zag al die mensen neervallen, zag hun levens abrupt stoppen, en dat voelde geweldig. Ben ik gek? Waarschijnlijk wel. Kan het me iets schelen? Niet meer. Ik vraag me af waar al die anderen blijven die we zouden bevrijden. Zijn ze al op weg? En waar is Phil in hemelsnaam? Ik rol de draad nog een metertje uit en stop dan achter de hoek van een volgende muur. Dit zou ver genoeg moeten zijn. Mijn werk zit er momenteel op.

Ik hoor voetstappen achter me en draai me om naar Phil, die naar me toe strompelt met stormachtige ogen en een bloedende schouder. "Je bent gewond!" Hij rolt met zijn ogen, ziet er zichtbaar geïrriteerd uit. "Wauw, dat had ik nog niet door." Het sarcasme druipt van hem af, net als de pijn. De kogel moet van behoorlijk dicht zijn afgeschoten. Zo gaat dit niet. Ik neem Phil bij zijn goede arm en sleep hem achter me aan, de gang door naar de kleine ziekenpost die hier ook ergens moet zijn. "We gaan die schouder eerst verzorgen. Zo gaat dit niet, Phil." Hij probeert tegen te werken, maar krimpt ineen van de pijn. Verslagen loopt hij verder achter me aan. Hier moet het ergens zijn, denk ik terwijl ik de volgende witte gang in loop. Er is gelukkig een ziekenpost in het gebouw voor het geval één van de gevangenen zichzelf of anderen zou verwonden. Er staat niet meer dan een verzorgingstafel (met gespen om tegenstribbelende gevangenen tegen te houden), een verbanddoos en een apparaat om elektrische schokken te geven, van pijnlijk tot defibrillator (voor extreme noodgevallen). "Waar gaan we heen?" gromt Phil. "Naar een plaats waar ik je kan oplappen."

Het gebouw is raar nu het vol ligt met kermende mannen en de muren volzitten met bloedspatten. Eindelijk is alles niet meer zo vreselijk wit. Ik hoor Phil even zachtjes kreunen en versnel mijn pas. Ik kan het niet aan om hem pijn te zien lijden, het verscheurt me. Gang na gang lopen we door, verschillende deuren vliegen ons voorbij, maar voor mij gaat het nog steeds te traag. Mijn Phil heeft verdomme een kogel in zijn schouder zitten. Als dat infecteert... Gedaan met hem. Ik moet snel zijn. Een zucht van verlichting ontsnapt aan mijn lippen als ik het rode kruis op de muur zie staan. Dat er een lijk onder ligt die met zijn laatste krachten de ziekenpost probeerde bereiken, kan me nu even niet schelen. Ik trap hem eenvoudigweg opzij en open de deur. "Zitten", zeg ik tegen Phil. Er is geen tijd om beleefd te zijn, er is helemaal geen tijd meer. Verbanddoos, verbanddoos... Waar is dat ding verdomme? Mijn ogen vliegen door de kamer, mijn hart bonst veel te luid. "Op de kast", klinkt Phil schor. Ik ruk het metalen ding eraf en gooi het naast Phil op de verzorgingstafel. Mijn vingers trillen niet als ik de sloten openklik, zoals ik eet dat ze straks niet zullen trillen als ik de kogel eruit haal. Voordelen van een dokterstitel, zelfs al ben ik psycholoog. "Doe je hemd uit." Hij lacht even, maar stopt al snel om een kreet van pijn binnen te houden. "Het valt allemaal best mee-" Ik onderbreek hem terwijl ik zijn hemd afdoe. "Nee, Phil, het valt helemaal niet mee! Als ik dat ding er niet op tijd uithaal en die wonde infecteert ga je er aan. Dat kun je me niet aandoen." Hij haalt zijn goede hand even over mijn wang, en ik kijk omhoog naar zijn felblauwe ogen. Hij lijkt veel te serieus voor zijn doen. "We zullen snel leven en jong sterven, Dan. Ik weet dat dit niet zal zijn wat mijn einde zal betekenen, maar alles kan in een vingerknip voorbij zijn. Ben je bereid om voor mij te sterven?" Ik glimlach, glimlach naar hem. "Ja", fluister ik. Hij schudt zijn hoofd even, met gesloten ogen. "Nee, nee, dat is veel te makkelijk." Hij opent zijn ogen weer, een staalharde blik doorboort me. "Ben je bereid voor me te leven." Ik leg mijn eigen hand op de zijne. "Ja."

Hij protesteert niet meer. De schotwond ziet er erger uit dan ik had gedacht: opengereten vlees en warm, licht gestold bloed dat brandt op mijn netvlies. Ik neem een scherp pincet uit de verbandkist en geef Phil een stoffen zakdoek. "Steek dit in je mond. Je zult nu echt veel pijn hebben." Hij grijnst even en neemt de zakdoek aan. "Ik ben pijn gewend, Dan." Toch stopt hij de lap stof tussen zijn tanden. Ik zucht. Hier gaan we. Ik steek het pincet in de wonde, voel hem verstrakken. Doorgaan, kom op. Daar is het. Ik klem het stuk metaal vast, een korte ruk en de kogel is eruit. Phil heeft geen kik gegeven. "Dat was één. Oké, luister, ik ga nu de wonde zuiveren, maar dat betekent dat ik het aangetaste vlees zal moeten wegsnijden. Daarna moet ik het hechten. Ik heb geen verdovingsmiddel, maar ik moet dit doen. Gaat dat lukken?" Hij knikt, de zakdoek nog steeds in zijn mond. Een tiental bloederige minuten later wind ik een hagelwit verband rond zijn schouder. "Dat wordt een litteken", zucht ik. Hij spuwt de zakdoek uit, haalt zijn goede hand door zijn groene haar. "Ik sta al vol met littekens, Dan", mompelt hij. Ik leg mijn hand op zijn been, maar in een plotse woedevlaag slaat hij die weg. Zijn ogen zijn plots blauwe poelen van pure waanzin. "Ik wil je medelijden niet!" schreeuwt hij.

Op dat moment word ik bang van hem.  

SmileWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu