11 Graniolio
Lekker dan, had ik een prinses ontmoet, die ik niet eens mag, en vluchten we samen richting het noorden, ofwel Krakoudi. "Jemig, wat een watje ben jij zeg." "We rennen al uren, ik mag toch best een pauze willen?!" "Nee! Ik ben ook al vanaf weet ik veel hoever hier heen komen rennen." Ik merkte ineens dat de man die met me mee was gerend weg was. Nou, ja. Niks aan te doen. "We zijn er bijna," zei ik. "Bijna, dat zei je een uur geleden ook al." "Moet ik je achterlaten? Ik doe het graag, zo'n zeurende prinses heb je niks aan." "WAT? IK? EEN ZEURENDE PRINSES? Neem je woorden terug!" "Nee," zei ik eenvoudig. "Argh. Het is dat je mijn beste kans op overleven bent, anders had ik je laten vermoorden, nee beter, ik had je zelf vermoord met mijn dolk!" Ineens dook een kluizenaar op. Hij zei continu hetzelfde. Namelijk de profetie die Denyr in hoofdstuk 9 vertelde.
"Zou dat op ons slaan?" vroeg Myra. "Weet ik niet. Ik heb een boog en kom uit een koud land..." "En ik heb een dolk en kom uit een warm land." "Misschien dat we Uruolil moeten verslaan. Maar zijn de andere twee helden, en wie zouden die verslaan?" "Weet ik niet, ik ben niet alwetend." "Zo doe je wel." "Waarom ben jij nou een van die helden?" vroeg de prinses. "Dat kan ik ook aan jou vragen." "Laten we gewoon gaan." "Maar hoe komen we het makkelijkst bij Uruolil?" "We laten ons ontvoeren," zei Myra simpel. "Dan hebben we geen tijd te verliezen, op naar die idiote stad van je. Alleen een ding, we moeten naar bepaald zand op zoek, het zand van de verkleining." "Oké, waarom zijn we nog niet vertrokken?"
We liepen een heel eind, en kwamen bij dat zand. Maar toen we iets wouden pakken, werden we tegengehouden. "3 vragen, dan zand. Vraag 1: Hoe verander je zand in glas? Vraag 2: Waarom kan een cactus in een woestijn overleven? Vraag 3: Waar zit ik op?" Ik zei daarop: "1: Verhitten. 2: Verliest nauwelijks water door de stekels. 3: Lucht." "En dat is... ... ... ... ... GOED! Gefeliciteerd, je mag wat zand meenemen!" We pakten wat zand, en, op aanwijzing van mij, aten we wat zand.
Er gebeurde weinig terwijl we op weg gingen naar de stad. Eigenlijk helemaal niks. Toen we bij de poort kwamen, werden we gevangengenomen. Maar in plaats van in de ruïne te worden gegooid, gingen we naar het paleis, natuurlijk nadat onze handen en voeten waren gebonden.
De tocht naar het paleis was niet heel prettig, we werden op een kar gegooid, we kregen iets over onze mond heen geplakt, zodat we niet konden praten, en er werd een stinkende doek over ons heen gegooid, zodat wij niks konden zijn, en de mensen die keken ook niet. Ik snapte niet waarom, maar de tocht duurde een uur of twee, en ging heel erg langzaam. We werden er niet vrolijker op. En we mochten elkaar toch al niet. Kortom, een geweldige tocht, maar niet heus.
Toen we eindelijk bij het paleis kwamen, werden we niet eens van de kar afgehaald, we werden alleen neergezet en alleen gelaten. Pas na een uur werden we, met kar en al, het paleis in gereden, en zonder dat we werden losgemaakt iets mochten zien, of iets mochten zeggen, werden er ook nog eens watten in onze oren gestopt, zodat we niks konden horen. Fijn, heel fijn.
Zo lagen we een paar dagen. Elke dag kwam iemand de ons eten en drinken geven, en dan was onze mond heel even vrij. Maar dat was niet lang genoeg, en nooit ons allebei tegelijk. Jemig, ze waren goed in irriteren. En ook goed in vastbinden.
Na iets van een week, we waren de tijd een beetje kwijt want het was altijd donker, werden we eindelijk van de kar gehaald. Ook mochten we weer praten, luisteren en zien. We werden naar de troonzaal gedirigeerd. En daar zat een man op de troon die Myra naar mijn mening iets te goed kende. "Zo. Eindelijk gekomen? Dat duurde lang, ik had jullie eerder verwacht. Weten jullie wel dat je een koning niet mag laten wachten," zei de man. "Trulé, moet je nou de troon overnemen. Was een land nog niet goed genoeg?" vroeg Myra. "Natuurlijk niet. Ik wil altijd meer, meer en nog heel veel meer. En die Vierkanthoofden kwamen goed van pas. Zie je, in mijn tijd als onderkoning van Uruolil had ik een groot leger, en was ik een geweldige aanvoerder, naar mijn mening." "U bent slecht! Een door en door slecht mens!" "Wie zal het zeggen, prinses. Breng ze naar de kamer en laat ze daar martelen. Vergeet vooral niet de poort te openen."
We werden naar die kamer gebracht. Maar voor ze ons konden martelen, sprongen we in de poort. Op naar de Donkere Dimensie.
JE LEEST
Geen Vakantie (OnzinPower)
FantasyIn dit boek zijn 4 kinderen uit de 4 landen van de wereld genoemd in een profetie, alleen weten ze dat nog niet. Ze reizen af naar een andere dimensie naar het rijk Duiria. Daar leven 2 wrede leiders. Lukt het onze 4 helden om de 2 wrede leiders te...