Hoofdstuk 3

7 1 0
                                    

3 Graniolio

"Pak dat hert! We hebben het nodig! Drijf het naar onze maten!" Het hert rende, precies in de richting waar een aantal stamgenoten in een hinderlaag lagen. "Drijf hem verder!" De aanvoerder van deze jachtgroep was een kalende, maar daarom niet minder fanatieke, man. Gestoken in een berenvel dreef hij samen met een deel van onze groep het hert in de hinderlaag. We hadden al vroeg ontdekt dat er allerlei wild in deze bergen leefden, en dat ze renden voor alles wat bewoog. Onze hele stam is, om per persoon verschillende reden, als straf de bergen in gestuurd. Daar moesten we maar zien te overleven. En aangezien het zomer was moesten we een wintervoorraad aanleggen dus extra veel jagen.

Het hert rende richting de hinderlaag, en precies op het moment dat hij langs de hinderlaag liep, kwam er een bijl van de zijkant die precies in zijn hart boorde. "Mooi werk, dat hert is genoeg voor zeker 2 dagen eten! Jij ook goed gedaan Graniolio. Ik weet dat het je tweede keer jagen pas is, maar je doet het best goed."

Natuurlijk was ik blij met dat compliment. Maar het betekende ook dat ik vaker mee moest, en ik hield niet van jagen. Maar in onze stam was het of jagen, of verzamelen, of wegwezen, maar dan was je vogelvrij. En uit al die keuzes ben ik het liefst de jager die de prooi in de hinderlaag lokt.

We liepen met het dode hert terug naar onze nederzetting, hoog in de bergen. Helaas was het hert zwaar, nou ja, helaas, het betekende ook dat er veel vlees op zat. Maar omdat het zwaar was, moest ik helpen dragen, en daarbij raakten mijn hele armen onder het bloed. Net toen we in onze nederzetting het hert in de opslagruimte te roken hadden gelegd, hoorden we een imitatie van de roep van een adelaar, die heel veel boven deze bergen rondvliegen.

Het enige was, dat zo'n roep betekende dat een vijandige verstoten stam probeerde ons aan te vallen, of deed alsof. Meestal was het dat laatste, want de stammen bij ons in de buurt hielden van pesten! Hoe dan ook, ik ging in de rij staan bij onze wapenopslag. Maar toen ik naar binnen wou om een wapen te pakken werd ik tegengehouden door een potige mededorpeling. "Jij bent te jong. Ga naar de vrouwen en verstop je." "Nee, de vorige keer was ik ook al te jong, ik wil actie!" "Nee, doe wat ik zeg!" Ik liep weg, maar toen de man niet keek, glipte ik naar binnen en pakte mijn favoriete wapen, pijl en boog. Ik weet niet waarom, maar ik betreed niet graag het strijdperk. Ik sta liever op een afstandje de irritantste vijanden uit te schakelen, niet vermoorden. Ik vond dat iemand een pijl door zijn been schieten beter was dan iemand een pijl door zijn hart, en daarbij, met doden kun je niks. Met slaven daarentegen... En ik vond mezelf best een goede schutter, ik raakte ongeveer 78 van de 79 keer. Tegenwoordig is dat meer, maar... toen is toen.

Ik glipte weer uit de wapenopslag, en ging op pad naar de vijand. Het waren de Vierkanthoofden. Onze buren van de berg hiernaast. We ruziën al jaren over jachtgebied. Soms vreedzaam, soms minder vreedzaam. Ik wist dat de Vierkanthoofden veel waarde hechten aan goede vechters, die ze de mooiste kleding geven. Al schreeuwend vielen ze aan. Degenen waarvan ik dacht dat ze dure kleding hadden schoot ik een pijl in. Onze stam verdedigde, en aangezien wij hoogtevoordeel hadden, vielen bij ons wel strijders, maar gewond en niet dood. Bij de Vierkanthoofden echter, was het een slachtpartij. Toen het duidelijk werd dat ze gingen verliezen, en dat werd het erg snel, doen ze wat ze altijd doen. Iemand van de vijandige stam meenemen. En helaas, het viel te verwachten, ik was de ongelukkige. Een paar grote en sterke handen pakten mijn boog en braken hem, daarna pakten ze mij, en ze namen me mee. Voor een laatste keer, dacht ik, wierp ik een blik op mijn mooie dorpje. De wit geschilderde huizen, de blauw geschilderde opslag, waar ons hert lag te roken. En mijn huis, met al mijn bezittingen, namelijk: een bed. Ik had erg weinig bij me, alleen de kleding die ik aan had en ik heb altijd een betoverde koek bij me, die ik heb gekregen van iemand in mijn jeugd, vlak nadat mijn ouders zijn vermoord, en ik werd verstoten. Ik werd meegevoerd. Ontvoerd, op naar het onbekende. En daar was ik alles behalve blij mee.

Geen Vakantie (OnzinPower)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu