Hoofdstuk 41

1 0 0
                                    

41 Noutolu

Vielen we met z'n drieën naar beneden, Dirana achterna. Toen we landen deed dat pijn, en we landen helaas op iemand, die stierf vanwege de wonden. Er kwam een plasje bloed op de grond.

We stonden in een arena van paarse stenen. De arena leek een beetje op het Colosseum, inclusief met ereplaats. Op die ereplaats zaten twee mensen. Liroulu's hoofd op een lichaam van magie, en de helt van Uluoril, met een half lichaam van magie. "LET THE GAMES BEGIN!" schreeuwde Liroulu. Iedereen in de arena begon te juichen en te joelen toen een van de poorten open ging en die lelijke bruut genaamd Tobor kwam binnen. Hij had nog steeds lazerogen en was nog steeds vervelend. Alleen stond hij nu permanent in de fik. Geweldig. Wapens kregen we ook niet, waarom zouden we ze ook krijgen. De bruut echter, kreeg een gigantische goedendag in de ene hand en een hellebaard in de andere. En hij kon er goed mee overweg.

Hij viel aan, en met onmenselijke snelheid - niet dat het een mens was, maar toch - raakte hij me. Au, dat deed pijn. Dat deed echt pijn. Ik ging door midden, alsof hij een heet mes door boter sneed. Ik lag door midden, op sterven na dood. Gelukkig kon Dirana mijn twee helften met magie aan elkaar lijmen en me weer tot leven brengen. "Bedankt!" "Graag gedaan!"

De bruut viel uit naar Dirana, ik kon haar nog net op tijd wegduwen, maar daardoor ging ik weer doormidden. Dirana lijmde me weer aan elkaar. "Nogmaals bedankt!" "Ik weet niet hoe vaak ik je nog kan redden, ga minder vaak net niet dood zijn!"

De bruut viel Denyr aan, en ook hem redde ik door hem weg te duwen. Ik ging weer doormidden. En zo verliep het gevecht een beetje. Op een gegeven moment was Dirana's magie op, dus toen ging Dirone verder. Van de pijn van het doormidden gaan merkte ik weinig meer, het gebeurde toch om de dertig seconden. De bruut werd woest, omdat ik steeds maar bleef leven, hij was het gewend dat mensen dood zijn als hij ze half doormidden slaat. Niet dat ze steeds weer leven.

De bruut viel feller en feller aan, niet dat het hielp want ik bleef maar leven, maar toch. Door dat continue bijna dood-gevoel begon mijn wereld trager en trager te gaan bewegen, waardoor ik alles in slow motion beleefde. Op die manier was ik eindelijk eens op tijd om mijn vrienden te redden en niet doormidden te worden gehakt. En nee, gehakt is geen woordgrap. We hakten Tobor ook niet in de pan, mocht je dat grappig vinden.

Liroulu was het gevecht een beetje zat, dus voegde hij wat variatie toe: een rigloriushyudnaf. Gelukkig voor ons vielen Tobor en dat andere wezen elkaar aan. Dat was niet waar Liroulu op hoopte, dus zorgde hij ervoor dat de wezens boos werden door van allebei een teen af te hakken. Ze begonnen alles aan te vallen, dus ons ook. Helaas voor ons konden we dit niet echt overleven. We werden om de haverklap geraakt. Toen kwamen er twee wezens binnen: een meisje dat onder het bloedje en vuumaer/glinsterwater zat, en een wezen volledig gemaakt van bloed. Ze keken allebei strijdlustig uit hun ogen. Het was afschrikwekkend. "Oh fijn! Nog meer vijanden!" riep ik boven het strijdgewoel. Het wezen van bloed pakte zich samen boven Tobor, werd vast, en verpletterde Tobor. Ook de rigloriushyudnaf stierf op deze manier. Het wezen absorbeerde al het bloed dat eruit kwam, terwijl het meisje op ons af kwam. "Jullie ook bezig Uluoril en Liroulu te verslaan?" "Ja, hoe weet je dat? Heul je met de vijand?" "Hoe durf je dat te denken?! We hebben jullie gered! Nee, wij zijn twee van de vier helden, gekomen om de wereld te bevrijden van die twee," zei ze, terwijl ze op Liroulu en Uluoril wees. "Dat hoopje bloed ook?" "Ja, dat is Graniolio. Vroeger was het een mens, toen een golem en nu dit. Hij is de zoon van Uluoril en daarom ongelooflijk krachtig. Ik ben trouwens Myra," zei Myra. "Ik ben Noutolu, dat is Denyr en de tweeling is Dirana en Dirone," zei ik. "Aangenaam."

Het wezen van bloed kwam op ons af. "Ik ben inderdaad Graniolio. Iemand een idee om die sukkels daar te verslaan?" "Nee," kwam het in koor." "Nou, dan doen we plan S, de rest slaan we over omdat die ons hoogstwaarschijnlijk vermoorden, en met hoogstwaarschijnlijk bedoel ik 99,9 procent." "En wat is plan S?" vroeg ik. "99,8 procent kans op falen. We vechten ons eerst door al die monsters, en dan zullen zij ons zelf willen doden. Dan vallen we ze aan. Zorg alleen dat er geen stukjes zijn groter dan twee vierkante centimeter." "Geweldig. Echt geweldig," zei Myra. Wij lieten het maar over ons heen komen.

Geen Vakantie (OnzinPower)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu