Hoofdstuk 11

428 44 10
                                    

Ik heb het gevoel dat zelfs de voordeur alleen al groter is dan mijn gehele huis. Het is reuze, twee grote poorten die langzaam voor onze neuzen open gaan. ''Wat vind je ervan?'' vraagt Caleb met ondeugende pretoogjes. Ik geef hem een stomp tegen zijn schouder. Werkelijk waar Cinth. Alles wat je kan bedenken is een stomp?

''Weet je zeker dat je vader niet thuis is?'' vraag ik voor de zoveelste keer. Caleb slaakt een zucht. ''Nee, hij staat voor de deur te wachten om je op te pakken, nou goed?'' Ik draai met mijn ogen en schud mijn hoofd, maar kan de glimlach niet inhouden. 

''Wil je wat drinken?'' vraagt Caleb, die een enorm grote deur opent. ''Euh, is goed,'' mompel ik. ''Wat wil je?''. 

''Hoezo, is er dan nog wat anders dan water?''. 

Caleb kijkt me met grote ogen aan. ''Er bestaat zoveel meer dan water. Wil je mijn favoriete drankje proeven?'' Ik knik twijfelend. Hij grinnikt en geeft me een glas met een bruine inhoud. ''Wat is het?'' vraag ik. ''IJsthee. Niet verschrikkelijk ongezond, maar toch zoet,'' verteld hij. Ik lach en neem een slokje. 

Waarom hebben wij dit niet?

''Lekker?'' vraagt Caleb. Ik kijk hem met een veelbetekende blik aan. ''Ja dus...'' mompelt hij. Ik zet het glas voorzichtig voor me neer en kijk hem met mijn handen onder mijn kin aan. ''Dus, waarom ben ik hier?''. ''Oh ja, die beelden,'' zegt hij, alsof hij het al lang vergeten was. Hij pakt mijn hand en trekt me door het huis heen. 

Uiteindelijk komen we aan in een vrij grote ruimte met een aantal schermen aan een muur. ''Hier houdt mijn vader altijd alles van buiten in de gaten. Ik mag er ook komen, daarom weet ik ook van de groep,'' zegt Caleb snel uit. Ik kijk naar de zwarte schermen. 

''Ga ergens zitten, dan zet ik het systeem aan,'' wordt er me verteld. Ik ga op één van de pluchen rode stoelen zitten en kijk vol verwachting naar de schermen. Ze springen één voor één aan. 

Het beeld is best schokkend. De camera's zijn gericht op een verwoeste stad. Op de grond liggen nog vele botten. Wie weet van wie ze zijn, laat staan hoe oud ze zijn. De grond is geel, grauw, alsof de zon er eeuwen op geschenen heeft zonder dat er regen op is gevallen. Overal in de grond kan je barsten vinden, waar zo af en toe een bot uit steekt. 

Ooit leefde hier mensen. In zwarte letters staat onder de video: Rio de Janeiro. Dat is in Brazilië. ''Deze opnames zijn van een uur of twee geleden. Ze noteerden beweging en begonnen met filmen. Over een paar seconden zie je de eerste mensen buiten deze stad,'' zegt Caleb, die met zijn ogen het scherm scherp in de gaten houdt. 

Ik keer me ook weer terug. Het duurt inderdaad een tijdje voordat er wat anders te zien is. Mensen lopen het beeld in. Of nou ja, mensen. 

Deze wezens lijken vaag op ons, maar je moet ver zoeken. Ze lijken een stuk langer, een meter of twee. Er lijkt geen verschil te zijn tussen man en vrouw, iedereen ziet er hetzelfde uit. Al het haar is in een paardenstaart op hun hoofd vastgebonden. Een lichtgevend lint wikkelt zich losjes rond het gitzwarte haar. 

De lichaamsbouw is ook bij iedereen hetzelfde. Hetzelfde lange gezicht, lange benen vergeleken met hun romp, armen die iets te lang lijken te zijn. Allemaal dragen ze verschillende potjes rond hun lichaam. En toch zie ik nergens een band, alsof hun huid het zelf vast houdt. 

Maar het grootste verschil zit in hun huidskleur. Ze zijn donkergroen. Alsof ze in het bos zouden kunnen verdwijnen. Op deze locatie vallen ze op. Tenminste, dat dacht ik. Want zodra ze een paar seconden in het beeld lopen, veranderd hun huidskleur naar dezelfde grauwe, gele grond. Ze kunnen zich aanpassen aan hun omgeving. 

''Dit zijn de Beloviërs. Ze wonen waar eerder Afrika lag. Dat kan je zien aan hun grote, zwarte ogen,'' zegt Caleb wanneer hij het beeld op pauze zet. Ik zie een aantal Beloviërs. Pas nu zie je de kleine verschillen. Het ligt aan de lichtgevende vlekken in hun gezicht waarin je een verschil kan zien. 

''Waarom kunnen ze zich aanpassen aan hun omgeving? En waarom zijn ze zo lang?'' vraag ik.

''Ik weet het niet zeker, maar mijn vader vertelde me dat ze zich hebben vervormd door verschillende chemicaliën aan zwangere vrouwen te dienen. De vrouwen overleefde de bevalling nooit, maar de kinderen werden lichtpaars geboren. Ze groeiden snel, waren al twee meter lang toen ze acht jaar oud waren. Net zoals het haar. Het is zo lang omdat afknippen het verliezen van hun krachten betekend. Ze hebben al de groep uit Zuid-Amerika verslagen en elke Houder vermoord.''

''Hoe weten ze wie Houders zijn?''

''Ze voelen en zien het. Houders hebben een haperende aura rond het lichaam. Daarnaast is onze lichaamstemperatuur hoger. Het is een te klein verschil voor iemand van onze groep om het te voelen, maar Beloviërs kunnen het voelen. Hun krachten zijn sterk, maar hun sterkste punt is aanvallen wanneer niemand het zien. Altijd overdag, want zodra het nacht wordt, zijn ze opvallend door de lichtgevende vlekken op hun lichaam.''

''Maar waarom komen ze deze kant op?'' 

''De Zuid-Amerikaanse groep was het dichtsbij, sinds Europa geen levend wezen meer heeft. We hebben gewoon het ongeluk dat we daar dichtbij liggen.''

Caleb spoelt door en stopt bij een persoon. ''Dit is Murasi, de leider van de Beloviërs. Hij is de oudste van de groep, wel 235 jaar oud, en het sterkste van iedereen. Je kan hem herkennen door het litteken boven zijn oog. Ik weet niet hoe hij die heeft opgelopen, maar met zijn verleden is dit verdomde weinig schade.''

''Hij is levensgevaarlijk, nietwaar?'' vraag ik. Caleb knikt. ''Hoe lang duurt het voordat ze hier zijn?'' vraag ik. ''Dat kan een week of twee duren, als ze hetzelfde tempo blijven aanhouden,'' zegt Caleb. 

Ik kijk weer naar Murasi. In zijn ogen zie je overduidelijk de ingehouden woede. Niet alleen in zijn ogen, zijn hele lichaamstaal straalt het uit. Ik durf niet te gokken voor hoe lang hij die woede zal hebben. Ik wil ook niet gokken hoeveel moorden hij al op zijn naam heeft staan. 

''Hoe kunnen we ze verslaan?'' vraag ik uiteindelijk. Caleb lijkt na te denken. ''Ik weet het niet, ik heb alleen ideeën die we op het moment zelf maar moeten testen. We kunnen ze niet tegenhouden. Individueel met ze vechten heeft geen nut. Maar ik heb nog nooit Houders samen zien werken. Onze krachten zijn zoveel sterker als we samen werken. We moeten elke Houder zien te zoeken. Wat ook nog kan, is het afsnijden van het haar. We moeten dan alleen gevaarlijk dichtbij zien te komen, wat eigenlijk een zelfmoordactie is. En anders moeten we er alles aan doen om de schade zo laag mogelijk te houden.''

''Ons zelf aangeven bedoel je?''

Caleb knikt.

Een steek vol angst prikt in mijn onderbuik. ''Nee, dat kan niet. Ik kan mijn moeder dat niet aan doen,'' fluister ik. Caleb loopt naar me toe en hurkt voor me neer. ''Daarom moeten we ook zoveel mogelijk trainen met iedere Houder die we kunnen vinden. Ik wil ook niet dood, echt niet. Maar als dat betekend dat ik daar mijn familie en vrienden mee red, doe ik het.''

''Hoe gaan we ze vinden?'' vraag ik. ''Over vijf dagen moet elke Fronter en Formatoor naar het plein komen voor de toespraak van mijn vader. Ik zal het daar van hem overnemen. Maar daar heb ik jou voor nodig.''

Wat?

''Pardon? Wat kan ik in godsnaam voor je doen?'' vraag ik.

''Ik wil dat je naast me komt staan, zodat geen enkele Houder bang hoeft te zijn.''

HoudersWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu