Hoofdstuk 13

351 45 14
                                    

''Hoe heeft het zo fout kunnen gaan?'' blijft Caleb maar mompelen. Hij zit al een uur of drie in het donkerste hoekje van de cel. Ik zelf heb me geplaatst op het bed, starend naar mijn nagels. Ik ben zelf niet zo goed als het gaat om troosten. Eerlijk gezegd heb ik het gevoel dat niets zal helpen op dit moment.

Caleb is opgepakt door zijn eigen vader. Er is niets wat het minder erg maakt.

Verderop in de donkere gangen klinken vage voetstappen. Ze gaan traag, zo af en toe stoppen ze en volgt er geluid van een schuivend voorwerp. Ik sta op en loop nieuwsgierig naar de tralies. Mijn handen vormen zich rond het ijskoude metaal, glijden over de kleine oppervlakte. Al snel volgt mijn voorhoofd. Mijn ogen zoeken naar iets anders dan het zwakke peertje vlak naast de cel.

Ik zie nog niets anders dan het kleine meisje een cel schuin tegenover de mijne. Ook zij tuurt vragend de verte in, niet wetend wie of wat deze geluiden veroorzaakt. De voetstappen worden luider, het schuiven klinkt steeds harder. Een jongen, iets ouder dan ik, duwt zijn hoofd tegen de tralies tegenover me. Iedereen die ik kan zien, komt uit het Front.

Zodra de voetstappen angstig dichtbij komen, laat ik de tralies los en schuif ik naar achter. De voetstappen stoppen voor mijn cel. Doodsbang kijk ik naar de bewaker. Hij kijkt naar binnen, lijkt te controleren of zowel Caleb als ik er nog zijn, bukt en schuift iets naar binnen.

Ik wacht even voordat ik naar het voorwerp kruip. Hoe dichter ik in de buurt kom, hoe sterker de geur van aardappelpuree en vlees te ruiken is. De geur vult mijn neusgaten en laat me automatisch watertanden. Ik heb beiden nog nooit gegeten, maar wel geroken.

Achter me hoor ik geschuifel. Niet veel later zie ik de hand van Caleb naar het voorwerp reiken. ''Is dat voor ons?'' vraag ik zachtjes terwijl ik mijn focus op Caleb richt. Hij kijkt me in de ogen aan. Sporen van verwarring zijn er duidelijk van af te lezen.

''Natuurlijk, dit krijgen we te eten zodat ze ons later kunnen vermoorden op hun eigen manier,'' zegt hij, alsof het de normaalste zaak ter wereld is. Ik wend me snel af van zijn blik en kijk weer richting het eten. Het ligt al gescheden van elkaar. Ik pak een stukje van de aardappelpuree met mijn hand en stop het twijfelend in mijn mond.

Een explosie van verschillende smaken vullen mijn mond. Ik moet mezelf dwingen om te kauwen en niet gelijk alles door te slikken, zoals ik eerder altijd deed met het voedsel dat ik kreeg. Smaakbommen ontploffen op mijn tong. Een zachte kreun verlaat mijn gesloten mond.

Caleb begint te lachen. Ik stop meteen met kauwen en kijk vragend zijn kant op. ''Het valt nu echt op hoeveel verschil er tussen een Fronter en een Formator zit,'' zegt hij grinnikend terwijl hij een stuk vlees in zijn mond gooit.

''Hoezo? Krijgen jullie beter dan dit?'' vraag ik verbaast. Caleb kijkt me aan met een bepaalde blik, waardoor ik gelijk mijn antwoord heb gekregen. Ja dus. Ik besluit hem te negeren en mijn portie op te eten. Ik lieg niet als ik zeg dat ik nog nooit zo vol heb gezeten.

''Is het goed als ik ga slapen?'' vraag ik zachtjes. Caleb knikt afwezig, wat me af laat vragen of hij mijn vraag wel gehoord heeft. Ik zucht en sta op. Het is letterlijk twee stappen naar het bed, dus erg lang duurt het niet wanneer ik op het bed lig.

Zelfs de matrassen zijn beter dan thuis.

Ik lig op mijn rug en staar naar het plafond. Morgen word ik opgehaald, ergens naartoe gebracht waar waarschijnlijk iedereen toe moet kijken hoe ze me verbranden. Of iets anders, zolang het maar langzaam en pijnlijk gaat. Dit keer zullen ze niemand hersenspoelen. Dit keer laten ze zien wat er gebeurd wanneer je uitkomt voor een Houder.

''Ben je bang?'' vraag ik aan Caleb.

''Nee. Dit was een goede keuze geweest. De Beloviërs zouden ons vinden en ons misschien op een gruwelijke wijze vermoorden. Nog erger dan dat ze morgen bij ons doen. Ze hebben zelf niet door dat ze zelf hun dood bestempeld hebben door ons te vermoorden,'' antwoord hij.

''Hoezo zouden ze dat doen? Ze zijn de leiders van onze stad, ze denken voor de meerderheid,'' mompel ik.

''Zo denken ze ook. Maar Beloviërs stoppen niet totdat ze Houders gevonden hebben. Ze zullen de hele stad uitkammen, iedereen vermoorden die ze tegenkomen. Er zal niets meer van deze stad overblijven,'' zegt Caleb, harder dan daarnet. Ik wend me weer af en staar weer naar het plafond. Het is mijn laatste avond, die wil ik niet besteden met een ruzie die nergens over gaat.

Caleb lijkt het ook te beseffen, want hij komt naar me toe gekropen en pakt mijn hand.

''Het spijt me, we moeten onze laatste avond beter besteden dan dat,'' fluistert hij. Ik glimlach lichtjes en schuif wat op, zodat Caleb er ook kan liggen. Hij maakt er dankbaar gebruik van. Het gewicht neemt toe aan mijn linkerzij. Zijn arm glijd over mijn buik, pakt me bij mijn rechterheup en trekt me dichter tegen hem aan.

''Cinth, achteraf had ik dit misschien eerder moeten zeggen, maar ik had de ballen er niet voor,'' begint Caleb na een tijdje van stilte. Waar heeft hij het over?

''Maar morgen zijn we er beiden waarschijnlijk niet meer. Ik wil niet doodgaan met het gevoel dat ik niet alles heb gezegd wat ik wilde zeggen,'' gaat hij verder. Dit verhaal wordt alleen maar verwarrender.

''Wat wil je me nou vertellen? Ik volg het niet meer,'' zeg ik zacht. Caleb kijkt me twijfelend aan, lijkt te overwegen of hij het nou wel of niet moet zeggen. Uiteindelijk zucht hij, vult zijn longen weer met lucht en laat zijn woorden ontsnappen. Woorden die ik nooit had verwacht.

''Cinth, ik hou van je.''

Mijn ogen worden twee keer zo groot, mijn gedachten gaan tien keer sneller dan dat ze normaal doen, woorden blijven steken in mijn keel. Het zal er vast idioot uit zien, maar ik kan de controle over mijn lichaam niet terugwinnen.

''Je hoeft niets te zeggen. Ik wilde het gezegd hebben,'' fluistert Caleb. Hij draait zich om, zodat hij niet meer naar mij toe gericht ligt. Langzaam kom ik uit mijn shock en begin ik na te denken.

Ik las zijn naam die ene dag in het boek. Ik ben ook graag in zijn omgeving, sterker nog, ik houd er van. Maar aan de andere kant heb ik geen idee wat liefde is. Ik heb het gelezen, over gefantaseerd, maar ik heb geen idee hoe het zou moeten voelen.

Uiteindelijk schuif ik dichter tegen hem aan en sla ik mijn arm om hem heen. ''Ik... Ik hou ook van jou?'' fluister ik. Caleb hapt naar adem, waar ik zachtjes om giechel. Hij pakt mijn hand en draait zich om.

''Geen grappen?'' vraagt hij, vragend naar bewijs. Ik schud mijn hoofd.

''Geen grappen.''

Dat is wanneer Caleb naar voren buigt en zijn o zo zachte lippen op de mijne drukt. Ik twijfel geen seconde, ik sla mijn armen rond zijn nek en duw zijn hoofd dichter tegen de mijne. Alles om er zeker van te zijn dat dit gevoel niet snel zal stoppen.

HoudersWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu