Hoofdstuk 2

696 45 6
                                    

Mensen begeleiden ons naar een grote ruimte vol stoelen. Tegen Formatoren vertellen ze dat ze plaats mogen nemen op de stoelen, tegen ons wordt niets gezegd. Twijfelend sta ik voor de deur, niet wetend waar ik naartoe moet. 

''Doorlopen, Fronter,'' roept een jongen en duwt me hardhandig naar voren. Verschillende mensen lachen terwijl ik mijn uiterste best doe om rechtop te blijven staan. Ik wil gewoon doorlopen, het gebruikelijke getreiter negeren zoals ik eigenlijk altijd al heb gedaan, maar iemand grijpt mijn tas. Dit is de eerste keer dat ik niet blij ben met mijn rugzak.

Ik word ruw naar achter getrokken. Ik verschuil mijn gezicht in de zwarte stof, zodat die kinderen geen smoes hebben om al mijn botten te breken. Ik val weer naar achter. ''Daar moet je zitten, Fronter,'' zegt de jongen weer. Ik kijk voorzichtig op, zorg ervoor dat ze me niet zien kijken. Ik zie hoe het kleine groepje lachend verder loopt, naar de stoelen. Die stoelen zien er zo veel beter uit dan deze grond, maar ik zal wel moeten. 

Verschillende mensen met dezelfde zwarte capes komen naast me zitten, kijken vragend naar elkaar. Iedereen ontwijkt het vierkant in het midden, waar de Formatoren zitten. ''Weet jij waarom we hier zijn?'' vraagt mijn buurjongen, Jeath. Ik schud mijn hoofd, ontwijk elk oogcontact. Godzijdank is Jeath net zoals ik. Wij praten beiden niet veel. Dat is misschien de reden waarom wij al jaren samen doorbrengen op school. 

Uiteindelijk stapt er een vrouw in een zwart-mintgroene outfit op het podium. Haar bruine haren zitten in een strakke knot, wat haar een strenge uitstraling geeft. Ze klopt een paar keer op de microfoon voor haar. Een vreselijk geluid vult de ruimte, het ideale teken om te zeggen dat we op moeten letten. Elk hoofd van een Fronter zakt, kijkt naar beneden. De Formatoren kijken juist omhoog, kijken de vrouw aan. 

''Welkom, allemaal, in jullie laatste jaar van jullie opleiding. Dit jaar is het laatste jaar waarin jullie kunnen laten zien wat de ideale volgende stap is. Wij zullen jullie helpen met het kiezen daarvan. Ik ben de begeleider van de groep uit De Formatie,'' begint de vrouw. Verschillende mensen in het midden beginnen te juichen. Geen idee of deze mensen de vrouw al kennen. Ik herkende haar in ieder geval niet.

''Dit jaar zullen we de groep uit De Formatie en de groep uit Het Front samenvoegen tot een aantal klassen. Wij weten bijna zeker dat velen van jullie iets met elkaar te maken zullen hebben zodra jullie ouder worden. Zie dit als de start van een nieuwe samenwerking. Voor alle mensen uit het Front,'' gaat de vrouw verder. Bij de laatste zin spreekt ze harder, op een strengere toon. 

Vele Fronters om me heen schieten ietwat omhoog. ''De regels buiten gelden hier net zo goed. Jullie spreken met niemand behalve jullie eigen soort. Jullie doen alles wat de Formatoren jullie bevelen, student of niet. Jullie kijken alleen voor jullie uit wanneer er iets op het bord wordt geschreven. De capes mogen vergeleken met buiten uit, maar jullie zijn gedwongen een zwarte band om je arm te dragen, als teken van Het Front. Is dat begrepen?'' zegt de vrouw. 

Waarom kon ik niet blijven zitten? Waarom moet ik in een groep met Formatoren anders zijn, wat ons Fronters alleen maar in een hoek duwt?

Iedereen om me heen knikt. Ik doe braaf mee, tegenspreken zal me alleen maar in de moeilijkheden brengen. ''De klassen hangen aan de wand, Formatoren gaan eerst. Heel veel succes dit jaar!'' sluit de vrouw af. De mensen in het midden juichen weer, de mensen aan de rand klappen. 

Meer mensen met zwarte capes lopen onze kant op. Volgens mij moeten wij hier wachten. Steeds meer mensen om me heen trekken hun cape voorzichtig over hun hoofd. Verschillende volwassenen komen al onze kant op rennen, met zwarte linten in hun handen. Een slanke hand pakt mijn arm. ''Doe je cape uit, dan kan ik dit om je linkerarm doen,'' zegt ze, iets vriendelijker dan ik gewend ben. Gehoorzaam trek ik de cape over mijn hoofd. 

Ik heb me in de normale Front-kleren gekleed onder mijn cape. Ik heb een wit t-shirt, zwarte rok met een panty eronder aan. Mijn schoenen zijn ook zwart. Bijna iedereen om me heen ziet er zo uit. De meisjes dan. De jongens dragen broeken. Verbluft kijk ik naar de vormen van hun lichamen. Het is de eerste keer dat we naar elkaar kunnen kijken. 

Een koud lint om mijn huid schrikt me wakker. Ik kijk snel naar mijn arm en zie hoe het lint vast zit rond mijn bovenarm. ''Het zit vast met klittenband, zorg ervoor dat het om je linkerarm zit zodra je cape uit gaat,'' zegt de vrouw voordat ze verder gaat. 

Even voel ik over de stof van het lint. Het is zacht en ruw tegelijkertijd. Heel apart. Het is glazend, totaal anders dan de stof van onze cape. 

''We mogen gaan kijken,'' hoor ik de stem van Jeath vlak bij mijn oor. Geschrokken kijk ik op. Lachend om zijn eigen grap loopt Jeath naar de andere kant van deze grote ruimte. Ik ren naar hem toe, bang om alleen te lopen in de buurt van Formatoren. 

''Kijk dan, we zitten bij elkaar in de klas!'' roept Jeath opgelucht terwijl zijn lange, dunne vingers over het papier glijden. Ik duw zijn hand weg om zelf te kunnen kijken. Inderdaad, onder Jeath Milter staat in keurige letters; Cinth Heither

Heel diep van binnen spring ik als een klein kind. Nu zit ik niet alleen tussen die Formatoren. Ook Jeath kijkt behoorlijk blij. Zijn blik geeft mijn lichaam de neiging om mij armen om zijn nek te slaan. Godzijdank hoef ik niet de eerste stap te zetten. 

Na onze knuffel kijken we naar de andere klasgenoten. Er zitten nog drie andere Fronters in onze klas, de andere negentien zijn allemaal Formatoren. Langzaam werk ik de lijst door. Bijna geen enkele naam zegt me wat. Behalve eentje. En precies die naam laat mijn handen trillen. Ik tik Jeath aan en wijs naar de naam. 

Caleb Carter Formelia

Caleb, wie heeft die naam niet gehoord? Iedereen in deze stad kent zijn naam. Caleb is de zoon van het belangrijkste persoon van de zeven leiders. Zijn geboortedag, 12 oktober, is een feestdag in De Formatie. Nog nooit in de geschiedenis van deze stad is er een feestdag ontstaan door een geboorte van een baby.

Caleb's toekomst staat al voor hem uitgeschreven. Als hij oud genoeg is en alles over het vak heeft geleerd, zal hij zijn vader opvolgen. Hij weet dat hij het machtigst van ons allemaal zal worden. Vreemd genoeg is hij me nog niet opgevallen tussen de groep. Je zou verwachten dat een jongen met zo'n status en graag gebruik van maakt. 

''Hoe gaan we dat nou doen?'' fluistert Jeath zachtjes. Ik haal mijn schouders op.

''We zullen hem compleet moeten negeren, bewonderen van een afstand en alles moeten doen wat hij van ons vraagt. Net zoals bij iedereen,'' fluister ik terug.

''Misschien is dat wel een goed idee, ja,'' zegt hij iets harder, maar nog steeds niet hard genoeg voor anderen om te horen. 

We schrikken beiden op van een bel. Een harde zoem galmt door mijn botten. ''Wat is dat nou?'' vraag ik verbaast. Een jonge vrouw in een net pak staat gelijk voor ons. Jeath en ik kijken onmiddelijk naar beneden. 

De vrouw lacht. ''Ik ben jullie begeleider, jullie mogen me aankijken,'' zegt ze. Jeath en ik kijken haar tegelijkertijd vragend aan.

''Niet alleen Formatoren hebben een begeleider, hoor. Wat jullie zonet hoorden, was de bel. Dat is het teken dat jullie naar de les moeten. Ik breng jullie wel even,'' zegt ze vriendelijk. Jeath en ik glimlachen beleefd terug en volgen haar door het nieuwe gebouw, naar de eerste les met de toekomstige leider in dezelfde ruimte. 

Oh, help.

HoudersWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu