Hoofdstuk 10

76 13 3
                                    


De Amarelia werd gereed gemaakt voor vertrek en de bemanning was druk bezig, zowel boven- als benedendeks. Rubi was echter niet van plan om mee te gaan deze keer. Ze zorgde er dan ook voor dat ze zo snel mogelijk weer van het schip af was. Toen ze weer op vaste grond stond liep ze naar de plaats waar ze Ezio voor het laatst had gezien. Op die plek vond ze een leeg krat, dat ze omdraaide zodat ze erop kon gaan zitten. Daar wachtte ze, hopend dat Ezio nog niet klaar was met zijn taak. Na een tijdje had ze een groot deel van de bemanning gezien, maar geen Ezio. Daarom besloot ze om maar bij de loopplank te wachten.

Toen het schip gereed was om te vertrekken zag ze Ezio op het dek lopen. Toen hij Rubi zag staan liep hij naar de loopplank, waar hij eerst moest wachten op een aantal mannen die met kratten een tonnen aan het slepen waren. Toen zij voorbij waren liep hij soepel over de plank en landde hij naast haar.
"Nog even van de vaste grond aan het genieten voordat we gaan?" Rubi schudde haar hoofd.
"Ik ga niet mee", was wat Rubi antwoordde. Een vragende blik verscheen op Ezio's gezicht.
"Ik ben op zoek naar mijn vader, maar daarvoor heb ik Kapitein Edward nodig." Terwijlze dat zei werden Ezio's ogen groot en ongelovig keek hij haar aan.
"Je weet naar wie je op zoek bent toch? De meest beruchte en meedogenloze piraat die er is?" Bij het horen van die woorden moest Rubi toch even slikken.
"Ja, maar hij is degene waar mijn vader altijd verhalen over vertelde. Mijn vader is niet thuisgekomen en als er iemand weet waar hij is, is de kapitein het", antwoordde Rubi. In haar ooghoek zag ze dat Ezio langzaam knikte.
"Prima, dan gaan we op zoek", was wat hij daarna zei. Rubi's hoofd ging met een ruk opzij en het ongeloof was in haar ogen af te lezen. Ezio glimlachte terug
"Ik werk nu al jaren op schepen als scheepshulp, ik ben wel toe aan wat avontuur", zei Ezio om zijn standpunt te verduidelijken. Hoe prettig Rubi die woorden ook vond klinken, het voelde verkeerd. Rubi schudde dan ook haar hoofd.
"Ik wil je niet in gevaar brengen, daarom wil ik niet dat je meegaat." Om haar woorden kracht bij te zetten liep ze langzaam achteruit terwijl ze het woord 'sorry' vormde met haar mond. Ze gaf Ezio nog een zwakke glimlach en draaide zich om. Het laatste beeld dat ze zag was Ezio, die verloren naast de loopplank stond. Toch stapte ze vastbesloten de haven uit, terug naar het marktplein.

Toen ze aankwam op het marktplein viel het haar op dat er veel minder mensen waren. De zon begon langzaam te zakken en de mensen gingen terug naar binnen. Alle kraampjes werden leeggeruimd en de handelaren brachten hun verkoopwaar naar de opslagplaats. Rubi volgde dan ook de handelaren en hun knechten die de kraampjes aan het leegruimen waren, in de hoop dat ze daar de volgende ochtend iemand kon vinden die de juiste richting in ging. Rubi wist niet waar ze uit zou komen maar de opslag kon niet ver weg zijn. Niet veel later kwam Rubi inderdaad bij een groot gebouw, vanaf hier werd er handelswaar vervoerd naar andere steden. Nu Rubi wist waar het was, was ze een stuk rustiger en was ze beter in staat om helder na te denken. Ze besloot daarom dat ze de nacht door kon brengen in de herberg, waar ze eerder samen met Ezio was geweest. Moeiteloos vond ze de weg terug naar de herberg, waar ze een kamer boekte en vroeg of er een teil met water naar haar kamer kon worden gebracht. Toen ze net op het bed plofte werd er op de deur geklopt.
"Binnen", riep ze in de richting van de deur. De deur werd geopend en Rubi sprong op om de teil met water aan te nemen. Ze draaide zich om om de teil op de grond te zetten en hoorde de kamerdeur achter haar dichtslaan. Met een plof landde de teil op de grond en er spatte wat water over de rand. Rubi vloekte en gooide de doek, die ze bij de teil had gekregen, op het gemorste water. Daarna zorgde ze ervoor dat de deur op slot zat en pakte ze de doek weer op. Ze begon zichzelf te wassen en het frisse water voelde prettig op haar huid. Even gingen haar ogen dicht en droomde ze weg, terugdenkend aan haar moeder. Toen ze weer terugkwam in de realiteit keek ze even verward om zich heen, om zich daarna te realiseren waar ze was. Met een diepe zucht stond ze op en liep ze naar het raam. Ze liet haar blik over, het nu lege, marktplein dwalen. Plotseling kwam er een schaduw langs haar raam, waardoor Rubi geschrokken achteruit deinsde. Haar nieuwsgierigheid won het echter van haar angst en langzaam schuifelde ze terug naar het raam. Voorzichtig schoof ze het raam homhoog en stak ze haar hoofd naar buiten. Ze keek de richting in waar de schaduw was verdwenen, daar zag ze alleen een raam open staan. De gordijnen die ervoor hingen dansten nu mee op het ritme van de wind. Opeens voelde ze een kracht op haar borst die haar terug de kamer in duwde. Rubi verloor haar balans en kwam op de grond terecht. Beduusd keek ze naar het raam, dat met een harde klap dichtsloeg. Even dacht ze een gezicht voor het raam te zien, maar die gedachte schudde ze al snel weer van zich af. Rubi had niet in de gaten gehad dat ze al die tijd haar adem in had gehouden en kwam daardoor nu in ademnood. Een kuchje ontsnapte en ze zoog de lucht naar binnen. Toen ze weer op adem was gekomen besefte ze zich dat ze nog op de grond zat. Snel krabbelde ze overeind en klopte ze het stof van haar kleding. Rubi ging op het bed zitten en liet haar hoofd in haar handen zakken.

Die nacht sliep Rubi weinig. Een schuldgevoel tegenover Ezio knaagde aan haar en de gebeurtenis van die avond had haar ook niet koud gelaten. Het was ongewoon stil geweest op straat, waardoor Rubi van ieder geluid was opgeschrokken. Ze besloot dan ook om al vroeg naar de opslagplaats te gaan, in de hoop dat ze een lift in de juiste richting kon vinden. Het was nog donker toen zze de deur van de herberg achter zich sloot. Op haar hoede liep ze door de bijna lege straten, het geluid van haar eigen voetstappen achtervolgde haar. Rubi's hart klopte in haar keel toen ze aankwam bij de opslag. Knechten waren al bezig met het klaarmaken van de paarden en de koetsen stonden klaar om te gaan. Handelaren stonden hun vracht te controleren en anderen waren de laatste spullen aan het laden. Terwijl Rubi moed aan het verzamelen was om iemand aan te spreken kwam de zon langzaam boven de horizon uit. De paarden werden voor de wagens gespannen en iedereen begon in beweging te komen. Dit zorgde ervoor dat Rubi ook in beweging kwam. Ze liep op de eerste wagen af.
"Pardon, meneer?" Rubi kreeg geen reactie en vroeg het deze keer luider.
"Pardon meneer, gaat u in de richting van Tudrin?" De man leek haar even te bestuderen en schudde daarna zijn hoofd. Hierop rende Rubi naar de volgende koets, waar ze hetzelfde antwoord kreeg. Nadat ze bijna overal afgewezen werd was Rubi klaar om het op te geven. Toen ze zich om wilde draaien om weg te lopen hoorde ze iemand roepen.
"Mevrouw, mevrouw", Rubi liep naar de man die haar riep. Hij was netjes gekleed en had een vriendelijke uitstraling. Toen Rubi binnen gehoorafstand was zei de man, "Ik ga naar Holbeck, niet helemaal waar je naartoe moet maar het is in de juiste richting." Rubi knikte en bedankte de man, waarop ze naar de achterkant van de wagen liep. Daar zocht ze een plekje tussen de lading. De man keek even achterom om te bevestigen dat ze veilig op de wagen zat en zette daarna de paarden in beweging. Het ritmische geluid van de paardenhoeven op de stenen zorgde ervoor dat Rubi langzaam wegdroomde.

Toen Rubi haar ogen weer opende zag ze boomtoppen voorbij gaan. Het zonlicht viel door de bladeren, wat betekende dat het inmiddels licht was geworden. Ze ging voorzichtig iets verder rechtop zitten, wat de aandacht trok van de handelaar.
"We zijn bijna halverwege", meldde hij terwijl hij even achterom keek. Rubi knikte en snoof daarna de geur van de bossen op. Het had pas geregend waardoor het geluid van de wielen van de koets wat gedempt werd. Hierdoor zag Rubi meerdere eekhoorns de bomen in schieten en huppelden er konijnen weg als ze de koets in de gaten kregen. Met een kleine glimlach op haar gezicht keek ze rond en genoot ze van het zingen van de vogels. Op een gegeven moment begon de handelaar een bekend deuntje te fluiten. Na een tijdje begon Rubi met hem mee te neuriën en dacht ze terug aan de verhalen die haar vader altijd vertelde. Ze miste hem, hoe hard ze het ook wilde ontkennen.

Terwijl het eind van de rit naderde werd het steeds drukker. Rubi en de handelaar kwamen veel andere wagens tegen, welke ook vol beladen waren. Rubi begon nu te snappen waarom haar vader zijn baan zo leuk vond, het leven buiten haar geboorteplaats was anders, het leek allemaal veel levendiger. Niet veel later kwamen ze aan in Holbeck, een middelgrote stad met een kleine haven. Ze kwamen langs smederijen, kroegen en een kleine bakkerij die erg aanlokkelijk rook. Kleine kinderen renden spelend door de straten terwijl hun moeders toekeken. Toen de wagen waar Rubi op zat op zijn bestemming gekomen was liet de man de paarden halthouden en sprong hij soepel van de wagen. Hij hielp Rubi ook van de wagen en Rubi bedankte de man nogmaals. Voordat hun wegen scheidden hielp Rubi de man met het uitladen van de wagen, toen dat klaar was liep ze de stad in. De geluiden van de smederij galmden door de straat en Rubi moest moeite doen om niet terug te lopen naar de bakker.

RevelationWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu