Hoofdstuk 22

53 9 0
                                    

"Ik ben Ghaïa, en zoals je al had gezien ben ik ook een magiër. Ik zag Ezio met jou aan komen en heb jullie onderdak geboden. Je was buiten bewustzijn en we hebben je hier in een bed gelegd en je verzorgd. Je bent anderhalve dag buiten bewustzijn geweest. Kan je je nog iets herinneren?"
Rubi schudde haar hoofd, waarop Ghaïa zuchtte.
"Goed dan, ik denk dat je vervloekt bent door een krachtige magiër. Je mag op dit moment blij zijn dat je nog leeft. Dat drankje dat ik je gaf is een pijnstiller, maar de pijn zal terugkomen. Ik ben niet sterk genoeg om de vloek op te heffen. Hoe langer de vloek op je rust hoe zwakker deze zal worden, des te makkelijker het zal zijn om hem te verwijderen later. Maar voor nu, zit je ermee opgescheept."
"Is er een mogelijkheid dat ze alsnog dood gaat?" vroeg Ezio plots, waarna hij Ghaïa aankeek. Ghaïa draaide zich rustig bij in de richting van Ezio voordat ze antwoordde.
"De meest cruciale tijd is nu over, maar ja, het is mogelijk dat ze het alsnog niet overleeft."
Ezio slikte zichtbaar en Rubi sloot haar ogen, waarna ze haar hoofd verslagen terug in het kussen liet zakken. Dit was niet het nieuws waarop ze gehoopt had nu ze eenmaal de eilanden hadden bereikt. Ghaïa leek de plotselinge verandering van sfeer op te merken en liep de kamer uit, zodat Rubi en Ezio alleen waren.
"Het spijt me zo Rubi."
Rubi schudde haar hoofd en opende haar armen om Ezio een knuffel te geven, die hij maar al te graag beantwoordde. Ze voelde Ezio rustig worden en liet hem voorzichtig weer los. Ze glimlachte voorzichtig naar hem om niet te hoeven praten, iets dat hij blijkbaar begreep.
"Dankjewel Rubi, ga nu maar weer slapen, je hebt de rust nodig," zei hij voordat hij de kamer uit liep. Rubi deed maar zoals ze zeiden en draaide zich om in het bed, om daarna weer in slaap te vallen.

In de dagen die volgden had Rubi vreemde koortsdromen, die verassend veel leken op de werkelijkheid. Ze sliep veel om te herstellen en kreeg beetje bij beetje minder last van de vloek. Het duurde echter even voordat Rubi genoeg kracht in haar lichaam terug had om weer uit het bed te komen. Ezio kwam vaak bij haar langs en ook Ghaïa hield haar gezelschap. Rubi had nog niet weer mogen praten van Ghaïa, dat zou volgens haar te veel energie kosten. Het had wat moeite gekost maar Rubi had zich eraan gehouden. Ze was echter blij toen ze haar stem terug had en praten haar minder moeite kostte. Al snel liep ze weer kleine stukjes door het huis en hielp ze Ghaïa met lichte klusjes, terwijl Ezio zich bezig hield met de zoektocht naar de kapitein. Ghaïa had ook geïnformeerd op het eiland en het bleek dat de kapitein er inderdaad was geweest, hij bleef zich echter verplaatsen waardoor hij moeilijk te traceren was. Dat was wat Ezio en Ghaïa haar nu aan het vertellen waren.
Er klonk een klop op de deur en Ghaïa stond op om te antwoorden.
"U was op zoek naar een kapitein genaamd Edward?" werd er aan de deur gevraagd. Rubi spitste haar oren bij het horen van de naam en gebaarde Ezio om stil te zijn.
"Hij is zonet aangekomen in de haven." De deur sloot nadat Ghaïa degene aan de deur bedankt had. Toen ze de opgewekte gezichten van het duo zag begon ze te lachen.
"Ik neem aan dat jullie dat gehoord hebben?" Voordat ze nog iets anders kon zeggen was Rubi al onderweg naar de deur, met Ezio vlak achter haar. Ezio leidde haar zonder moeite naar de haven van het eiland, waar hij een schip aanwees dat er eerder nog niet had gelegen. Een gedeelte van de bemanning was nog aan boord en Rubi slikte bij de gedachte dat ze nogmaals afgewezen zou worden. Ezio schoot een bemanningslid aan.
"We zijn op zoek naar de kapitein," vermeldde hij. De matroos knikte met zijn hoofd in de richting van het schip, "degene met de grijze kap op." Rubi en Ezio gaven hem een knikje en liepen het schip op, op zoek naar de persoon die bij de beschrijving paste.
"Willen jullie het schip verlaten?" klonk er plots achter hen. Rubi was snel omgedraaid door de schrik. Achter hen stond een vrij jonge man, hij had bruin halflang haar en door zijn gezicht liep een opvallend litteken. Hij had inderdaad een grijze kap op, zwaarden hingen aan zijn zijde en hij leek klaar te zijn om op ieder moment het gevecht aan te gaan.
"U bent kapitein Edward?" vroeg Ezio plots naast haar. De kapitein knikte en bestudeerde Ezio van top tot teen.
"We zijn al een tijd op zoek naar u," vervolgde hij, wachtend op de reactie van de kapitein.
"En waarom zijn jullie op zoek naar mij?" vroeg hij spottend.
"Ik ben op zoek naar mijn vader, hij moet voor u gewerkt hebben." Nu ging zijn blik van Ezio naar Rubi, waarna hij Rubi ook van top tot teen bestudeerde.
"Ik kan je niet helpen," mompelde de kapitein terwijl hij tussen Rubi en Ezio doorliep, waardoor zij beide een stap op zij moesten doen.
"Kennington," riep Rubi hem na. De kapitein stokte zijn pas en draaide zich langzaam om.
"Wat zei je daar?"
"Je hoorde me, Kennington." De kapitein knikte langzaam.
"Die heeft inderdaad voor me gewerkt, beste kerel."
"Waar is hij nu?" vroeg Rubi voordat de kapitein weer weg kon lopen.
"Hij wilde dat ik hem ergens afzette nadat een aantal mannen gewond waren geraakt," antwoordde de kapitein koeltjes.
"Kunt u mij naar die plek brengen?"
"Wat levert dat mij op?" vroeg de kapitein terwijl hij zijn hand naar zijn kap bracht en deze af deed.
"Twee nieuwe bemanningsleden, waarvan een magiër." Ezio was Rubi voor met antwoorden, waarna Rubi geschokt naar Ezio keek.
"Een magiër zeg je?" De kapitein liep resoluut op Rubi af en pakte haar gezicht vast om in haar nek te kunnen kijken.
"Ze heeft geen teken, je liegt." De kapitein liet Rubi los, trok zijn zwaard uit zijn schede en richtte het op Ezio.
"Nee het is echt waar," in pure paniek hief Rubi haar hand op, waar het bekende lichtje tevoorschijn kwam.
"Dat is onmogelijk, alle magiërs krijgen een teken wanneer ze hun magie gaan gebruiken," mompelde de kapitein terwijl hij Rubi verward aankeek. Rubi opende haar mond om iets te zeggen, maar klapte hem weer dicht toen ze besefte dat ze geen antwoord had. De kapitein zuchtte en stopte zijn zwaard terug in zijn schede.
"Goed dan, jullie kunnen mee, ik kan wel wat extra handen gebruiken." Rubi's gezicht klaarde op en Ezio sloeg een keer tegen haar schouder.
"We vullen hier voorraden bij en gaan weer door, we vertrekken in twee dagen." Rubi en Ezio knikten waarna ze weer voet zetten op de kade, het schip achter hen latend. Beiden vrolijk door het goede nieuws.

Toen ze terugkwamen bij Ghaïa stond ze al te wachten in de deuropening. De gezichtsuitdrukking van Rubi sprak echter boekdelen en ze hoefde geen uitleg meer te geven.
"Fijn dat het jullie eindelijk is gelukt," zei Ghaïa terwijl ze het duo binnenliet. Rubi ging op een stoel zitten en keek toe hoe Ghaïa de deur sloot.
"Ghaïa, kan je mij iets vertellen over de tekens van de magiërs?" vroeg Rubi voorzichtig. Ghaïa leek even verbaasd, maar kwam al snel bij Rubi zitten, Ezio settelde zich in een hoekje van de kamer.
"Wat wil je weten kind?" vroeg ze belangstellend.
"Waarvoor staan de tekens in jullie nek?"
Ghaïa glimlachte voordat ze begon te praten.
"Iedere magiër krijgt een teken in zijn of haar nek zodra er magie gebruikt wordt, welk teken hangt af van welke magie je gebruikt. Gebruik je magie om jezelf en anderen te beschermen, krijg je dit teken." Ze wees naar haar nek, waar een anker in stond.
"Als je magie gebruikt om te veroveren of anderen pijn te doen, krijg je een zon. De zon staat voor het veroveren van andere continenten, waar het anker staat voor het beschermen van jezelf."
"En waarom heb ik geen teken?" vroeg Rubi toen ze de woorden van Ghaïa begreep.
"Het kan zijn dat je je teken nog krijgt als je meer magie gaat gebruiken, het kan echter ook zijn dat je helemaal geen teken krijgt. Dat gebeurt eens in de zoveel jaar en is niets om je zorgen over te maken."
Rubi knikte langzaam en hield Ghaïa in de gaten. Ze had het gevoel dat de vrouw iets achterhield, maar Rubi was niet degene die daar iets aan kon doen. Ze schudde het idee dan ook van zich af en glimlachte naar de oude vrouw.
"Dankjewel Ghaïa, voor alles." De oude vrouw glimlachte terug en stond op om terug aan het werk te gaan. Rubi en Ezio liet ze alleen in de kamer.
"Ezio, ik dacht dat men niet mocht weten dat je een magiër was?" vroeg Rubi belangstellend. Ezio stond op van zijn plaats in de hoek en liep in Rubi's richting.
"Het gewone volk is bang voor datgene dat ze niet kennen, dus het is beter om het niet te vertellen nee."
"Waarom de kapitein wel?" vroeg Rubi oprecht verward.
"Piraten hebben op zee zoveel gezien dat een magiër niet het vreemdste is."
Nu pas legde Rubi de link, "die steen waar je het over had in je verhaal ís echt, niet dan?" Ezio knikte alleen als antwoord.
"Denk je dat mijn vader daar naar opzoek is?" vroeg Rubi plots.
Ezio's verbazing was van zijn gezicht af te lezen, "dat zou goed kunnen ja."
Rubi wilde niet denken aan de mogelijkheid dat haar vader niet meer leefde en dat deze reis voor niets was.

Toen het eindelijk zover was was Rubi erg opgetogen. De vloek was een stuk minder actief en ze voelde zich stukken beter. De tas met het boek hing losjes over haar schouder terwijl ze wachtte tot Ezio ook klaar was. Ze hadden van Ghaïa nog wat eten meegekregen en waren al onderweg geweest toen Ezio zich bedacht dat hij iets was vergeten. Rubi stond op hem te wachten. Ze prutste wat met haar ketting en verbaasde zich nogmaals over het feit dat de ketting licht leek te geven. Ze bestudeerde de hanger en de steen maar kon niets afwijkends vinden. Toen ze de deur van het huis hoorde keek ze op, om Ezio naar buiten te zien stappen.
Hij glimlachte naar Rubi, "klaar voor?"
Rubi knikte en lachte terug terwijl ze begon te lopen. De route naar de haven duurde te lang voor Rubi's zenuwen, ze was dan ook blij toen ze het schip in de verte kon zien liggen. Er waren reparaties aan het schip uitgevoerd en voorraden werden vanaf het dek naar het ruim gebracht. De kapitein stond op het dek orders uit te delen. Toen Rubi en Ezio de loopplank op liepen werden ze begroet door meerdere bemanningsleden van het schip. De kapitein liep op hen af en gaf hen beide een hand.
"Jullie namen? Ik had niet verwacht dat jullie nog zouden komen."
"Rubi en Ezio," zei Rubi, het laatste gedeelte van de kapitein's zin negerend.
"Goed, Rubi, ik neem aan dat jij liever apart slaapt?" spotte de kapitein.
"Ehm, als dat zou kunnen," antwoordde Rubi serieus.
De kapitein knikte en leidde hen naar een ruimte naast de kajuit. Daar was een hangmat opgezet, naast een vast bed.
"Twee slaapplaatsen, voor het geval dat," zei de kapitein terwijl hij knipoogde naar Ezio. Hij liet hen alleen en ging verder met orders schreeuwen op het dek, terwijl de bemanning van hot naar her liep. Rubi zette haar tas in de ruimte en liep terug naar buiten, om te kijken of ze nog tot nut kon zijn. Niet veel later liep ze de trappen naar het ruim af om te helpen met het wegpakken van de spullen. Het zweet stond al snel op haar rug, aangezien het een warme dag was. De zon brandde op het dek en zorgde ervoor dat het benedendeks dubbel zo warm was. De bemanning van het schip moest tussen het proviand slapen, waardoor je benedendeks bezig was met het ontwijken van hangmatten en kisten. Rubi had medelijden met de bemanningsleden die hier straks moesten verblijven. Door de vele handen was het werk snel gedaan, waarna ze konden vertrekken. Afgezien van een aantal mensen die het schip losgemaakt hadden, stond er niemand op de kade.

RevelationWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu