Hoofdstuk 1

4.3K 96 5
                                    

Perspectief Sakina
Ik kijk Naoual kwaad aan. "Ik begrijp je echt niet! Waarom schaam jij je? Mijn broers en neef doen je heus niks." schreeuw ik. Naoual zucht diep. "Ik voel me gewoon niet op mijn gemak in hun bijzijn, Sakina." "Bijzijn? Is goed, dan gaan we toch niet bij hun zitten. We gaan wel op mijn kamer zitten. Je bent echt gemeen Naoual. Je bent zolang niet bij me geweest." Ik kijk haar smekend aan. Ze gooit haar armen in de lucht en slaakt een zucht. "Oké, oké. Maar je moet wel weten dat ik niet lang blijf." Tevreden druk ik een kus op haar wang en trek haar met me mee.

Ik steek mijn sleutel in het slot en open de deur. Het geluid van de tv verraad dat iemand zich in het huis bevindt. Ik loop naar binnen met Naoual achter me aan. Snel rennen we naar boven, zodat ons niet wordt gevraagd erbij te komen zitten. Zodra we in mijn kamer zijn, sluit ik de deur en gooi mijn tas in de hoek. Naoual blijft onhandig naast mijn kast staan. "Waarom sta je daar? Doe alsof je thuis bent." Ze knikt en gaat op mijn bed liggen. "Wil je een blikje cola?" vraag ik haar. "Graag, ik verga van de dorst." Ik kruip onder mijn bed en haal een doos met blikjes tevoorschijn. Ik gooi er een naar Naoual en ga naast haar op het bed liggen. "Eindelijk, lekker rustig. Dit hebben we lang niet meer gedaan." zegt Naoual lachend. Ik staar naar het plafond en glimlach. Ik ken Naoual al dertien jaar en ze is echt mijn beste vriendin. Vanaf de basisschool gingen we al met elkaar om en nu? Tja nu, nu is onze band alleen maar sterker geworden, ondanks dat we elkaar zo weinig zien. Ik weet nog heel goed hoeveel lol we hadden, voordat we ons gingen storten op onze studie. Het was altijd pret. Het leven was voor ons een grap. We dachten er niet bij na. We dachten niet aan de situaties waar een persoon in zou kunnen belanden. We dachten niet aan de omstandigheden die het leven konden verpesten. We dachten niet aan verdriet en pijn. We dachten alleen aan geluk en samen zijn. Aan een glimlach en een zoen. Als we samen waren dachten we nooit aan dingen waar je een traan van zou moeten laten gaan. We dachten alleen aan samen gelukkig zijn. Samen waren we gelukkig.
"Ben je nog wakker?" Ik draai me om naar Naoual en glimlach. "Sorry, ik dacht even aan iets." zeg ik zacht. "En Sakina, hoe gaat het in de liefde?" Ik voel me rood worden bij haar vraag en weet niet wat ik moet zeggen. "Tja, wat voor liefde? Ik ben tot nu toe nog steeds geen prins op het witte paard tegengekomen." "Sakina lieverd, wanneer word je eens wakker. Tegenwoordig zijn het geen prinsen meer. Je komt nu alleen de pooier in de zilveren Mercedes tegen en geloof me, niemand wil zo een vent hebben." Ik ga rechtop zitten en kijk Naoual vragend aan. Zou ze gelijk hebben? Is er in deze tijd echt geen prins die mij gelukkig zou kunnen maken? "Bedoel je dat er geen goede jongens meer zijn?" "Nee, dat zeg ik niet. Je komt ze alleen zelden tegen. Ik hoop echt voor je dat je ooit de juiste tegenkomt, Sakina." Dat hoop ik ook, maar na de woorden van Naoual, twijfel ik eraan of ik ooit een aardige jongen tegenkom. "Sakina, wat is dit?" Ik kijk Naoual aan en schrik. Nee hé, ze heeft mijn fotoalbum gevonden. De fotoalbum die ik al jaren niet meer heb opengeslagen. Een angst ontstaat diep in me, waardoor ik de neiging krijg de fotoalbum uit haar handen te trekken en hem in de fik te steken. De angst dat Naoual de verkeerde herinneringen naar boven gaat brengen, wordt steeds groter. Ik weet niet of ik dit aankan. Ik weet niet of ik het verleden in de ogen kan kijken. Ik weet niet of ik de waarheid weer boven water kan halen. Ik weet het niet.
"Zullen we de foto's bekijken?" vraagt Naoual. Mijn hart klopt wild in mijn keel. Ik ben bang. Ik ben bang om alles weer opnieuw te moeten beleven. Ik ben bang om Naoual over mijn geheim te vertellen. Ik ben bang voor alles. "Nee, dat lijkt me eigenlijk geen goed idee." Mijn vriendin kijkt me verdrietig aan. "Alsjeblieft, Sakina. Ik zal je heus niet uitlachen als je er raar op staat." Ik weet dat als ik nu ga weigeren, ze het merkwaardig gaat vinden. Met trillende handen pak ik het grote album aan en leg het op mijn schoot. Ik staar er verdrietig naar. Ik open het rustig en bij het zien van de eerste foto, vullen mijn ogen zich met tranen. Mijn adem stokt en ik voel me misselijk worden. "Sakina? Wie is deze man op de foto? Jullie zien er allemaal zo gelukkig uit met hem." Er zit een flinke brok in mijn keel. Mijn onderlip trilt onbeheerst uit verdriet. Mijn hart lijkt te schreeuwen van de pijn. Het liefst wil ik gillen en in tranen uitbarsten, maar wie zal het begrijpen? Wie zal begrijpen dat het ongeval dat vergeten moest worden, na zoveel jaar toch weer ter sprake is gekomen? Mijn leven flitst weer voor mijn ogen langs. Elke gebeurtenis en elk uitgesproken woordje, lijkt zich te herhalen. Mijn verleden lijkt mijn heden te willen verpesten. Ik moet het nu echt vertellen. Als ik stil blijf en Naoual ook, zullen we het allebei niet meer begrijpen. Een te lang in bedwang gehouden traan verliest zijn evenwicht en belandt zachtjes op mijn wang.

"Deze man Nawal. Deze man heeft mij veel laten zien in dit leven. Hij heeft mij wakker gemaakt. Hij heeft mij laten zien dat dit leven geen sprookje is. Dat het leven een grap is. Dat dit leven een illusie is. Dat dromen bedrog zijn. Ik zal je een verhaal vertellen over deze man. Ik was nog maar twaalf jaar oud toen ik wakker werd geschud. Ik was nog maar een klein meisje, waarvan de dromen werden ontnomen. Een meisje dat liefde moest vergeten en haat moest gaan leren. Een meisje dat niet zoals elk ander kind kon zijn. Een meisje dat niet meer kon glimlachen. Een meisje dat stiekem in een hoekje, af en toe een traan liet gaan. Een jong meisje, dat te vroeg volwassen werd. Het begon allemaal in juli 1996."

Liefde op z'n MarokkaansWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu