Augustus 2000
We rijden onze vertrouwde straat in. Het begint al aardig donker te worden en ik voel de koude buiten lucht al, voordat ik ben uitgestapt. Back in Holland. Ons kleine huisje verschijnt al. Wat ziet het er eenzaam en donker uit, bijna angstaanjagend. Bachir parkeert de auto voor de deur en ik zie net hoe Ismail met een paar vrienden de tuin uit loopt. Als hij ons ziet, stopt hij en blijft ons vol ongeloof aankijken.
Ik stap uit en trek mijn kleding goed. Ismail knikt naar zijn vrienden, als gebaar dat hij er zo aan komt. Hij loopt rustig op ons af. De tranen staan in zijn ogen en geen woord willen zijn lippen spreken. Adnane loopt op Ismail af en knikt trots naar hem. Mijn grote broer neemt Adnane in zijn armen en omhelst hem stevig. De tranen stromen over zijn gezicht.
Ik draai me snel om, zodat ik dit hartverscheurende moment niet hoef te zien. Ismail drukt een kus op het voorhoofd van mijn moeder en groet Bachir en Amal uitbundig. Ik blijf Ismail aankijken en weet niet wat ik moet doen. Ik bedoel, ik ben niet echt close met hem. Behalve een onhandige "hoi" komt er niks meer uit mijn mond.
Snel loop ik langs hem heen richting ons huis. "Is je vader thuis?" hoor ik mijn moeder Ismail vragen. "Ja." antwoord hij kortaf en loopt naar zijn vrienden toe. Hmm, vaag.
Mijn vader is ons dus voor. Hij heeft heus wel gehoord dat we er zijn, maar even naar buiten komen om ons te groeten kan hij niet. Jezus, wat walg ik soms van die schijnheilige man. Wat zeg ik nu? Zeg ik dit uit woede of meen ik het? Begint de haat voor mijn vader te ontstaan. Begint mijn liefde voor hem langzaam te verdwijnen. Of denk ik dit alleen, omdat hij me heeft gekwetst. Nee. Hoe hard ik ook ontken, ik weet dondersgoed dat al mijn tranen en verdriet door mijn vader plaats hebben gevonden. Ik begrijp het dat iemand een keer een fout maakt, maar mijn vader maakt fouten. Hij maakt fouten en blijft trots kijken en dat maakt me zo kwaad. Dat maakt me pissig! Ik word misselijk. Ik word misselijk alleen al bij de gedachte. Bij de gedachte dat hij bij een andere vrouw is geweest. Ik weet het zeker. Wat is hij anders in Marokko wezen doen? Hij heeft geen familie, geen vrienden. Ach, misschien is het beter als ik het voor nu laat rusten. Ik kom er wel achter. De waarheid zal ooit een keer door zijn eigen mond naar voren komen en dan is het mijn beurt. Dan is het mijn beurt om te spreken. Zwijgen zal ik niet meer doen. Het respect zal verdwijnen. Ik zal hem zo hard aanpakken, zo hard beledigen, zo hard, dat hij nooit meer naar mij durft om te kijken!
"Waaa! Bolle, je bent terug!" Voordat ik in de gaten krijg wie er schreeuwt, lig ik al plat op mijn buik in de tuin. Kwaad kijk ik om. "Jezus, Chahid! Ik ben er net!" Lachend helpt hij me overeind. "En? Heb je genoten van je vakantie?" Ik knik snel om van hem af te komen en ren naar binnen.
Ik groet mijn vader koeltjes en loop naar mijn kamer. Een scherpe geur dringt mijn neus binnen. Oh God! Welke stinkerds hebben in mijn kamer geslapen? Mijn gordijnen stinken naar sigaretten en mijn kussen naar heren parfum. Lekker zeg! (NOT) Ik gooi kwaad mijn ramen open en gooi mijn dekens op de grond. Er moet hier flink opgeruimd worden. Tja, maar daar heb ik nu geen zin in. Ik slaap vanavond wel bij Amal op de kamer. Een zacht geklop op mijn deur, schudt mij uit mijn gedachten. "Binnen." De deur gaat open en mijn moeder loopt rustig naar binnen. "Sakina. Ik wil je om een gunst vragen." zegt mijn moeder zachtjes. "Zeg het eens, mam." "Alsjeblieft, Sakina, doe gewoon tegen je vader. Laat niet merken dat wij weten dat hij in Marokko is geweest." Ik sla mijn armen over elkaar en kijk mijn moeder hoofdschuddend aan. "Hoezo? Hij speelt met ons, mama. Hij speelt met ons. Hij moet weten dat hij fout is. Hij moet gestraft worden!" Zeg ik kwaad. "Nee Sakina, je moet niet zo over je vader praten. Allah ziet alles ou 3allem bih." "Nee, mam! Ik kan hier niet tegen oké! Papa, is een slechte man! Hij is schijnheilig!" Ik voel hoe hard haar hand mijn gezicht raakt. Ik voel mijn wang branden en mijn ogen vullen zich met tranen. "Sakina! Je moet niet vergeten dat het je vader is en dat zal hij altijd blijven." Met die laatste woorden, verlaat ze kwaad mijn kamer.
Ik zak voorzichtig naar de grond en verberg mijn gezicht in mijn zachte tapijt. Ik huil zachtjes en er lijkt geen eind te komen aan mijn tranen. Ik ben kapot van binnen. Helemaal kapot. Het lijkt erop dat de oude, vrolijke Sakina, steeds meer verdwijnt. Ik ben niet meer de oude. Dit is een nieuwe Sakina. Een Sakina dat datgene wat van haar is niet mag hebben. Een Sakina dat niet meer denkt aan nu en aan morgen, maar een Sakina die voor altijd alleen blijft denken aan gisteren. Aan gisteren die haar jeugd van haar heeft afgenomen. Aan gisteren die haar hart heeft gebroken en haar heeft laten huilen.