Juli 2000
04:30 uur. De laatste kus, een knuffel en een ingehouden traan. Tot ziens, wil ik zeggen maar geen woord glijdt tussen mijn lippen door. Met een simpele glimlach, geef ik aan dat ik hem zal missen. Dat ik van hem houdt en dat ik hem gauw weer terug zie. Ik loop naar buiten. De kou zorgt voor kippenvel. Het is stil buiten. De sterren zijn verdwenen en de ochtend is er weer. Snel stap ik in de auto en wikkel mezelf in een warme deken. Vandaag vertrekken we naar Marokko. Bachir en Adnane zitten voorin en bekijken alvast welke cd’s ze gaan draaien. Amal komt naast me zitten en samen delen we de deken. Mijn vader gaat niet mee. Hij wil niet mee en Ismail blijft bij hem. Mijn vader heeft ons maar driehonderd euro meegegeven. Moeten we daar mee eten? Moeten we daar mee tanken? Hij zegt dat hij geen geld heeft. Gelukkig hebben we zelf wat gespaard. Ismail is gisteravond uitgegaan. Hij heeft ons nog gezegd hem te bellen voor we vertrekken, maar dat doen we liever niet. Mijn broer lijkt misschien een ruige jongen, maar een hart heeft hij wel. Hij is heel gevoelig, ook al laat hij dit niet zien. We weten dat als we afscheid van hem nemen, zijn tranen ons verdriet zullen doen. Ondanks dat hij me vaak kwetst, houd ik zielsveel van mijn broer.
Mijn moeder loopt de trap af. Aan haar rode ogen kan ik zien dat ze heeft gehuild. Adnane stapt uit en laat mijn moeder naast Bachir zitten. Bachir start de auto en iedereen begint zachtjes een dua op te lezen, om Inshallah veilig aan te komen. Als we klaar zijn, kunnen we vertrekken. Ik draai me nog 1 keer om, in de hoop mijn vader ons te zien zwaaien, maar het enige dat ik zie is een gesloten voordeur, die duidelijk blij is met ons vertrek. Teleurgesteld draai ik me om en staar uit het raam. We rijden onze vertrouwde straat uit. Een paar straten verderop zie ik een bekende jas. Dat is Ismail! Als hij de auto ziet, zwaait hij opvallend zodat we stoppen. Bachir remt zachtjes af. Ismail rent op ons af. Als ik hem zo zie, prikken de tranen in mijn ogen. Zo hopeloos en alleen ziet hij eruit. Het liefst wil ik hem omhelzen en nooit meer loslaten, maar het lef heb ik niet. Mijn moeder stapt uit en omhelst mijn broer. "Ismail, zorg goed voor jezelf, mijn zoon. Je vader zal dat niet doen. Eet goed en houdt je sterk." zegt ze met een trillende stem. "Ja, moeder. Maak je maar geen zorgen." zegt Ismail dapper, maar ergens in zijn stem hoor ik gemis en verdriet. Ismail omhelst Bachir en zegt dat hij rustig moet rijden. Adnane opent het portier en stapt uit. Mijn twee broers blijven elkaar lang aanstaren, zonder een woord te zeggen. De tranen hangen als kristallen aan de wimpers van Ismail. Hij trekt Adnane stevig tegen zich aan en klopt hem op de rug. Het wordt Ismail teveel en de tranen stromen over zijn wangen. "Ik zal je missen, broertje. Ik smeek je zorg voor mama en mijn zusjes! Laat ze niet in de steek! Ik zal je missen." Een traan glijdt hopeloos over mijn wang. De stem van mijn broer klinkt hees. Adnane stapt weer rustig in en doet zijn best zijn tranen in bedwang te houden. Ik staar Ismail aan, hopend dat hij mij ook zal omhelzen, maar een liefdevolle blik vindt hij meer dan genoeg. "Amal, bel me zodra jullie er zijn." Mijn zus knikt zachtjes. Adnane sluit het portier en Bachir start de wagen weer. We rijden zachtjes weg en laten de huilende Ismail achter. Ik draai me om en zie hem in het donker achter ons aan lopen en rustig zwaaien. Hij stopt met lopen en legt zijn hand tegen zijn achterhoofd aan terwijl hij zijn gezicht in zijn arm verbergt. Dit is hartverscheurend. Als ik mijn oudste broer niet meer kan zien, verstop ik mijn gezicht in mijn handen en huil ik geluidloos. Als ik opkijk, zie ik dat niemand de tranen meer kan koesteren. Ik leg mijn trillende vingers tegen mijn lippen aan en laat de tranen op hun eigen ritme dansen.Ik stap vermoeid uit en probeer mijn ogen tegen de zon te beschermen. Ik strijk mijn kleren goed en strek me uit. Als ik nog een minuut in die auto had moeten zitten, was een hernia nog zacht uitgedrukt. Ik loop meteen met mijn moeder en zus richting het toilet. Ik fris me op en steek mijn haar op. Ik heb het nu al benauwd, laat staan als ik in Fes aankom en die zon zijn kokende hitte op mij laat vallen. Mijn moeder loopt terug naar de auto, terwijl Amal en ik wat broodjes voor het ontbijt gaan halen. Gelukkig hebben we wel thee en koffie bij ons. We rekenen de broodjes en een fles water af en wandelen terug naar de auto. Bachir ligt uitgeput op een bankje te roken. Lekker gezond, hoor! Amal en ik gaan achterin de auto zitten en nemen bekertjes thee van mijn moeder aan. Ik drink er wat aan en neem een hap uit mijn broodje. "Bachir, wanneer komen we denk je aan?" schreeuw ik naar buiten. Hij legt zijn hand op zijn voorhoofd en blaast de rook in de lucht. "Ik weet het niet." Ik staar hem geïrriteerd aan. "Je kunt toch wel raden." Hij gaat zitten en trekt zijn slippers aan. "Dat is het nou met jou, Sakina. Je denkt dat alles makkelijk is, maar dat is het niet, oké?" Hij staart me bitter en hatelijk aan. Mijn neef loopt weg en dan wordt mij duidelijk waarom hij zo kwaad is. "Hij zag zijn vader net. Het is voor hem niet zo plezierig om te zien hoe gelukkig die man is. Vooral nu hij nog meer kinderen heeft." fluistert Amal in mijn oor. Hmm dus dat is het probleem. Ach ja, ik zal mijn neef wel opvrolijken. Het is tijd om weer te vertrekken. Mijn neef start de auto en zet het raam een stukje open. Klunzig trek ik mijn truitje uit en blijf zwetend in mijn hemdje zitten. Dit wordt nog een lange zweterige reis.