Hoofdstuk 3

1.4K 60 4
                                    

Ik stap uit en trek mijn koffer uit de auto. Mensen staren nieuwsgierig uit de ramen, als ze zien dat we, in hun woorden dan, 'buitenlanders' zijn. Ik schud mijn hoofd. We lopen de trappen op. De zon van Fes heeft het zweet op mijn voorhoofd gebracht. Ik heb het echt benauwd. Als we boven zijn, klop ik hard aan en wacht op een reactie. De deur vliegt open en twintig ogen kijken ons totaal verrast en verbaast aan. Geen minuut later klinkt er een oorverdovend lawaai. Ze gillen, springen, lachen en huilen van blijdschap. Ik groet mijn familieleden lachend en trek mijn koffer naar binnen. Oh, it’s good to be home. Ik voel me altijd thuis bij mijn oma. Hier voel ik me goed en vrolijk. Hier voel ik me veilig en gelukkig.

Ik kijk de woonkamer rond. God, wat ben ik hier lang niet geweest. Ik zie een witte jurk en glimlach dan. 'Granny, my sexy granny!' zeg ik lachend en loop dan naar mijn oma toe die alleen in een hoekje staat. Een glimlach siert haar gezicht, terwijl haar ogen zich met tranen vullen. Ik druk een kus op haar voorhoofd en omhels haar stevig. Ik voel haar te lang in bedwang gehouden traan in mijn hals belanden. Ik schrik even en houd haar nog steviger vast. "Mijn kindje is er weer. Mijn kindje is er weer." zegt ze terwijl ze twee kussen op mijn wangen drukt en mijn haren voor mijn gezicht weg duwt. "Ik heb je zo gemist, Keena." Ze drukt nog een kus op mijn voorhoofd en glimlacht dan. "Jij bent echt mijn kindje, Keena van me." Ik glimlach bescheiden en kijk naar mijn handen. Als mijn moeder mijn oma groet, pak ik mijn koffer en loop ik naar de slaapkamer.

Ik trek snel een lange pyjama aan en loop weer de huiskamer binnen. Ik word van alle kanten getrokken en geknuffeld. Er wordt in mijn wangen geknepen en overal gezoend. Ik vind dit allemaal heel lief van ze, maar waarom behandelen ze me als een klein kind? Ik ben in Godsnaam twaalf jaar. De enige die mij zo mag behandelen is mijn oma. De rest van mijn tantes en ooms moeten mij als een volwassene behandelen, want dat ben ik nou eenmaal. Wat een overdreven gedoe zeg! Ik vertel mijn moeder dat ik moe ben en wil slapen. "Ga je al zo vroeg slapen, Sakina? We zijn er net." zegt mijn vader. "Laat haar, el hadj, ze is vast moe geworden van de rit." Mijn moeder staat op en loopt met mij mee naar de kamer. Ze sluit de deur achter ons en kijkt me aan. "Wat is er Sakina? Is er wat? Voel je, je niet lekker?" vraagt ze bezorgd. Ik zucht diep. "Nee, mama. Ik ben gewoon moe. Ik wil slapen, dat is alles. "Morgen ben ik uitgerust en dan kan ik weer gezellig doen, oke?" We worden onderbroken door het geklop op de deur.

Mijn moeder doet open en mijn tante loopt naar binnen. "Ik heb een plekje voor je gemaakt in de grote kamer. Wil je niet eerst eten?" Ik schud mijn hoofd. "Nee, bedankt tante.’ Ik laat mijn moeder en tante achter en loop naar de grote kamer. Snel ga ik liggen en leg mijn hoofd rustig op het zachte kussen. Mijn hoofd bonkt hard. Ik pers even mijn ogen dicht om de pijn te verwerken. Moe staar ik naar het donkere plafond. Het leven is een raadsel. Een raadsel dat je moet oplossen met de aanwijzingen die je vindt. De aanwijzingen die jou in verwarring brengen en je niet lijken te helpen. De aanwijzingen die nutteloos lijken, maar toch heel wat duidelijk zouden kunnen maken. Ach ja, maar daarom heet het toch ook een raadsel.

Ik draai me op mijn zij en haal diep adem. Ik hoor mijn familie lachen en praten in de huiskamer. Goh, wat kunnen zij het gezellig hebben tijdens zo een dilemma! "Mensen, ik ga nu naar huis. Heb morgenochtend veel dingen te doen. Ik ben morgenmiddag denk ik weer hier." hoor ik mijn vader zeggen. De hele menigte spreekt tegen, maar dat lijkt hem niet op andere gedachten te brengen. Uiteindelijk stemmen ze in en even later valt de deur dicht.

Hij is weg. Waarom blijft hij niet hier slapen? In ons huis ligt alleen een matrasje. En wat voor dingen heeft hij te doen? We zijn pas in Marokko en hij heeft nu al dingen te doen. Ik leg mijn hand onder mijn wang. Ik hoor mijn ooms iedereen welterusten wensen en de deur openen. Als ze weg zijn, blijft het even stil tussen de dames. "Eindelijk kunnen we rustig praten." zegt mijn jongste tante Soumaya. "Hoe was jullie reis, Salma?" vraagt tante Mina. "Ewa Mina, je weet hoe hij is. Wanneer hij wat te vertellen heeft ratelt hij door en wanneer hij geen zin in me heeft, sluit hij zijn mond en zegt hij geen woord meer. Hij is zo wispelturig." zegt mijn moeder. Is dat echt zo? Waarom heb ik dit niet gemerkt? "Het maakt niet uit, Salma. Gewoon volhouden. Hoe gaat het verder met onze Adnane en Amal. En met mijn Ismail’, vraagt Mina. "Prima, ze wilden niet komen dit jaar. Ze zijn gebleven om te werken en geld te sparen. Dat lijkt me ook wel beter met zo’n vader." Ik ga verbaast rechtop zitten. Wat bedoelt mijn moeder toch? Waarom spreekt ze zo wreed over mijn vader. "Het komt wel goed, Salma. Hij doet alleen maar zo, omdat hij dat incident van een paar maanden terug moet verwerken." "Het is zijn eigen schuld, Mina. Ik heb hem gezegd ze niet eruit te gooien, maar dat heeft hij toch gedaan. Hij doet alles, Mina en dat maakt me echt zo kwaad. Nu verwijten zijn kinderen mij. Ze geloven dat ik heb gezegd dat hij ze eruit moest gooien, terwijl ik alleen het beste met ze voor heb." zegt mijn moeder haast huilend. Wat! Krijgt mijn moeder de schuld? Waarom krijgt zij de schuld? Ze heeft toch niks verkeerds gedaan? Ik word gek. Ik word ziek en misselijk. Ik begrijp dit niet! I’m so confused. Ik ga weer liggen. Iedereen praat door elkaar. Ze hebben allemaal wel wat te zeggen. Ze denken alles te begrijpen en te weten, maar dat hebben ze verkeerd. Ze praten onzin! Mijn vader doet ons geen kwaad. Hij is de liefste vader! Waarom praten ze zo over hem? Waarom praten ze zo over mijn vader? Ze moeten ophouden. Ze moeten nu ophouden! Ik haat ze, ik haat ze! Waarom praten ze zo over hem? Ik kan hier niet tegen. Ik wil niet meer luisteren. Ik wil niks meer horen. Ik wil doof zijn. Ik druk mijn handen wild tegen mijn oren aan en vecht met al mijn kracht tegen de opkomende tranen. Ik schud wild mijn hoofd om de tranen binnen te houden en druk mijn handen nog harder tegen mijn oren aan. Ik wil doof zijn, ya rabi! Ik wil doof zijn!

Liefde op z'n MarokkaansWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu