- 9 -

3.8K 110 3
                                    

Jane Delaro

Er zijn een paar dagen verstreken. Hoeveel weet ik niet eens. Ik begin me slechter te voelen, zwakker.

Als ik in de spiegel kijk, schrik ik. Mijn grijs blonde haren lijken geen leven meer te hebben, er zitten donkere kringen rond mijn ogen. Waarom is mij dit niet eerder opgevallen? Ik heb expres gewacht met het tegen mijn vader zeggen, dat ik ergens anders blijf. Maar het wordt nu wel tijd om dat te gaan doen, ik ben de afgelopen dagen al niet naar school geweest.

"Vader? Heeft u even tijd?" vraag ik in de mind-link. Al heel snel reageert mijn vader. "Tuurlijk, moet ik naar je toe komen?" mind-linked hij terug.

Mind-linken begint zelfs een moeite te worden.

"Nee, ik kom wel naar u,"

Ik strompel mijn kamer uit en loop de trap af. Beneden aan de trap kom ik even op adem, maar tijdens het ademhalen voel ik een steek in mijn zij.
Ik trek mijn shirt omhoog en ook het verband. Met een pijnlijke blik kijk ik naar de wond, het lijkt alleen maar erger te worden. Kort zucht ik en doe het verband met mijn shirt weer goed.

Zodra ik bij het kantoor van mijn vader kom, klop ik twee keer. "Kom maar, Jane," hoor ik mijn vader zeggen. Langzaam open ik de deur en stap het kantoor binnen. Mijn vader kijkt op en zijn blik staat meteen gekweld.

"Dit gaat niet goed," fluistert hij. Ik schudt lichtjes mijn hoofd.

"Vader, ik blijf voorlopig in een andere pack. Quincy heeft familie in de Rhodos Pack, waar ik mag blijven. Ik wil u dit leed niet aan doen," zeg ik gelijk. Het is moeilijk om te liegen tegen mijn vader, maar ik heb nu geen andere keus. Het is te zien aan mijn vader zijn blik dat het hem niet aanstaat. Nog voor hij wat kan zeggen, ben ik hem voor.

"Maak het alstublieft niet moeilijker, dit is het beste voor ons beide. Voor iedereen," zeg ik. Ik ben nu al buiten adem. Mijn vader zucht sidderend.

"Goed, let alsjeblieft goed op jezelf," zijn stem slaat over, maar hij weet zijn emoties goed in te houden.

Ik knik en druk een kus op zijn voorhoofd.

"Ik hou van je, pap,"

Ik druk op het groene telefoontje en wacht tot er wordt opgenomen. "Jane? Alles oké?" hoor ik Oliver zijn bezorgde stem. Waarom is hij toch zo bezorgd?

"Ja- Kan je me ophalen? Ik heb mijn spullen ingepakt," mompel ik. Oliver zucht hoorbaar. Ik kon hem zelfs horen slikken. "Ik ben er met drie minuten, loop naar de grens," zegt hij en hangt vervolgens op. Ik berg mijn telefoon op en gooi mijn tas over mijn schouder.

Met moeite verlaat ik het packhuis en loop richting de grens. Bij de grens zijn er momenteel geen wachters te vinden. Maar verstopt zitten ze zeker. Oliver zie ik nergens, ik ruik hem ook niet.

Het geluid van ritselende bladeren trekt mijn aandacht. Waarom rook ik hem niet?

"Jane," fluistert hij. Bezorgd kijkt hij mij aan. "Wat zie je er uit," mompelt hij en legt zijn hand op mijn wang. "Dat zie ik als een compliment," grinnik ik zwakjes. Oliver schudt zijn hoofd en pakt mijn tas van mij over. Hij hangt hem op zijn rug en tilt mij vervolgens met gemak op.

"Eet jij wel?" vraagt hij plots tijdens het lopen. "Ja," antwoord ik snel. Eigenlijk niet, want ik ben non-stop misselijk. "Lieg niet, Jane. Je bent lichter dan de vorige keer," De vorige keer? Die keer toen ik zeker buiten bewustzijn was.

"Oké, ik eet niet," mompel ik. Oliver wilt wat zeggen, maar houdt zijn mond gesloten. "Je bent hooguit vier of vijf dagen niet op school geweest en je ziet er nog slechter uit. Jane, ik beloof je dat ik zo snel mogelijk het anti-gif voor je haal," zegt Oliver.

"Waarom ben je zo bezorgd om mij? Waarom wil je mij per see redden? En ga nou niet zeggen dat, dat niet in jou aard zit. Demonwolven geven niet zomaar om andere wolven, als zij een andere wolf hebben vergiftigd dan wachten ze af tot ze dood zijn," ratel ik in één keer door. Gelijk ben ik weer buiten adem.

Oliver zijn ogen flitsen van blauw naar zwart, heel snel.

"Het is een reden dat ik je niet kan vertellen," zegt hij, met op één geklemde kaken. Ik rol met mijn ogen en kijk nors naar mijn handen. Mijn vingers zijn dunner. Zo dun, dat het lijkt alsof je ze zo kunt breken.

Plots dringt er een hele scherpe lucht mijn neus binnen. Als ik op kijk, snap ik al waarom. We zijn in Oliver zijn pack, vol met demonwolven. De demonwolven merken mij op. Sommige kijken grijnzend, andere geschrokken en een paar zelfs meelevend.

Een jongen komt onze kant oplopen, ik herken hem vaag van Oliver zijn vrienden. Hij heeft zwart haar en bruine ogen, die opzich vriendelijk staan.

"Jane, dit is Sayn, hij blijft voor nu bij je. Ik moet snel iets regelen," zegt Oliver. Ik knik enkel, niet de kracht hebbend om er tegen in te gaan. Sayn pakt mij over van Oliver, waarna we toekijken hoe Oliver een groot gebouw in loopt. Dat zal het packhuis zijn. Is zijn vader de-

"Nee, zijn vader is niet de Alpha," grinnikt Sayn. Fronzend kijk ik hem aan.

"Ik zag die denk rimpels op je voorhoofd," verklaard hij. "Ah," mompel ik. Er volgt een ongemakkelijk stilte, waar ik mij totaal niet prettig bij voel.

"Misschien kunnen we beter ergens heen lopen? In plaats van dat je stil staat, met mij in je armen," zeg ik ongemakkelijk en kuch even.

"Uh- Ja, ik zal je voorstellen aan onze Alpha. Hij zal je zeker weten mogen," zegt Sayn snel en begint met lopen. We lopen het grootte gebouw binnen, waar ik mijn ogen uit kijk. Het is een prachtige inrichting, lichte kleuren.

"Alpha Luther?" vraagt Sayn, als we voor een grote deur staan. "Sayn, kom binnen. Neem je gast mee," hoor ik een zware mannenstem zeggen. Fronzend kijk ik Sayn aan. Hoe wist hij dat er nog iemand was?

"Hij kon je ruiken," fluistert Sayn.

Sayn opent moeilijk de deur en duwt hem verder open met zijn voet.

"De dochter van Luna Delaro,"

Hated But LovedWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu