Het gevecht zelf was geen hel geweest. De dagen erna wel. Artan lijkt ons niet met rust te kunnen laten. Zijn vrienden ook niet, hoor.
Geregeld ben ik ze tegengekomen om vervolgens hun geschreeuw te moeten negeren. Mensen zeggen dat negeren de oplossing is. Faolon heeft het zelfs tegen me gezegd. Artan snakt naar aandacht en die zal hij niet kunnen krijgen als ik hem negeer. Maar Faolon heeft nooit meegemaakt wat ik heb meegemaakt en weet dus niet dat negeren mij helemaal niet zal helpen.
Voor hem geldt hetzelfde.
Ik wil hem niet dwingen met mij om te gaan, niet onder deze omstandigheden. Hij heeft het zwaar genoeg. Ik zie Artan alleen op school, hij leeft onder een dak met hem. Het is daarom niet moeilijk om voor te stellen hoe hij zich moet voelen. Dus ik had verwacht, ik had mij voorbereid op een eenzame dag, zittend in het park. Toch was hij gekomen. De open plek is onze plek geworden waar we zonder van tevoren te zeggen naartoe gaan.
Hij leunde terug tegen mij aan zodra ik zijn wonden weer had bekeken. Voor enkele minuten had hij zo gezeten, starend naar pleisters en verband, zichzelf stoppend eraan te frunniken. Er was niet veel veranderd. Op sommige plekken waren er korstjes verschenen en op andere plekken was er nog blauw te zien. Enkele keren had hij in elkaar gedoken omdat hem aanraken zoveel pijn deed. Ik had het woord sorry nog nooit zo vaak gezegd.
Uiteindelijk had hij zich naar mij omgedraaid om een vraag te stellen, een waar ik mij op had moeten voorbereiden.
'Hoezo meisjeskleding?'
Met een wenkbrauw opgetrokken had ik hem aangekeken. 'Wat?' vroeg ik terug. Er was verwarring op mijn gezicht te vinden sinds ik niet begreep waar zijn vraag vandaan kwam. Ik had er een lange tijd ook niet over nagedacht. Natuurlijk had ik niet moeten verwachten dat het onderwerp rustte na ons eerste gesprek, maar ik had het gehoopt. Gehoopt en vergeten.
'Artan- hij,' en hij onderbrak zichzelf, op zoek naar de geschikte woorden. 'Hij noemt ja namen. Je weet wel, ik bedoel, je hoort ze ook. Ik vroeg me gewoon af wat je dacht toen je je zo begon te kleden?' Het kwam er voorzichtig uit, alsof hij niet zeker wist hoe hij het moest vragen. Hij was niet de enige.
Langzaam had ik van hem weggekeken, mijzelf afvragend hoe ik erop moest reageren. Waarom had ik het gedaan? Waarom zal ik hem vertellen?
Vertrouwde ik hem?
Ja, ik doe dat. Ik weet dat hij het zal begrijpen, weet dat hij het niet tegen mij zal gebruiken. Waarom zal hij dat doen?
'De maatschappij heeft gewoon zoveel problemen,' mompelde ik. Ik vertrouwde mijn stem niet. Wat vertrouwde ik wel wanneer ik bij hem was?
Hij had opgekeken, ietwat verbaast over mijn toon en indirect antwoord. Zijn ogen waren over mij heen gegaan en bleven hangen bij mijn handen, die ik zenuwachtig bewoog. 'Ga door,' zei hij, deze keer duidelijk.
JE LEEST
kapotgemaakte sigaretten en dagdromen [lhbt+]
Teen Fiction«the kids that the most love will ask it in the most unloving ways.»