FAOLON DENKT ALLES te weten over zijn tweelingbroer, behalve dat alles over hem weten niet eens mogelijk is. Hij weet dat Cialan geen prater is en dat hij dat nooit is geweest. Hij weet dat Cialan liever zijn dagen doorbrengt met boeken dan met mensen. Maar wat hij niet blijkt te weten, is dat het kennis is die iedereen over Cialan heeft en het hem dus niet speciaal maakt.
Wat hem wel speciaal maakt, is dat hij Cialan voor de verhuizing kende. Voor de brand. Voor het binnenstappen in een nieuwe school. Op een of andere manier zijn ze uit elkaar gaan groeien nadat alle gebeurtenissen elkaar snel hadden opgevolgd, misschien wel te snel.
Beiden hadden geprobeerd hun band te versterken, of in ieder geval iets te verbeteren. Tijd met elkaar doorbrengen is echter nooit goed gegaan voor lang. Zaken zijn veranderd, en het heeft lang geduurd voordat beiden het doorkregen. In het ziekenhuis liggend hebben ze vaak gepraat om tijd sneller te laten gaan, wat voor een lange tijd goed is gegaan, totdat ze niets meer hadden om over te praten. De stiltes waren het ergst geweest en kunnen nog steeds gehoord worden sinds ze gevuld zijn met woorden die beiden hadden willen zeggen toen ze er nog de tijd en ruimte voor hadden.
Ze hebben elkaar namelijk de rest van de schooldag genegeerd, alsof ze weten dat de stilte een deel van hun band is geworden. Tijdens de gezamenlijke lessen hebben ze niet naar elkaar omgekeken. Het blijft wonder boven wonder onopgemerkt, zowel door leraren als door medeleerlingen. Verveeld heeft Cialan naar de lesstof gekeken, om zo af en toe iets op te schrijven dat belangrijk lijkt. Hij hoeft niet rond te kijken om erachter te komen dat hij een van de weinigen is die het doet. Hij hoeft ook niet rond te kijken om te weten dat Medow hem bekijkt terwijl hij het doet.
De jongen loopt ongemakkelijk naast hem zodra de bel is gegaan en iedereen het klaslokaal uitloopt. Met zijn handen om de banden van zijn rugzak houdend, ontwijkt hij constant Cialans blik. Een zenuwachtige sfeer hangt om hem heen, maar het is onbekend waarom. Ernaar vragen doet Cialan eveneens niet.
Hij krijgt er ook niet de kans voor.
Een hand wordt op zijn schouder gelegd en laat hem geïrriteerd omkijken. Twee bekende ijsblauwe ogen staren hem welsprekend aan. 'Kom,' zegt Faolon zonder eromheen te draaien. Het klinkt niet zoals hemzelf, en dat laat Cialan gelijk stilstaan.
'Waarom?' vraagt hij op eenzelfde toon, al is het maar om de ander duidelijk te maken hoe hij klinkt.
Voor even blijft Faolon ook staan, om van zijn tweelingbroer naar Medow te kijken en weer terug, alsof hij nu doorheeft dat ze niet alleen zijn. Een diepe zucht ontsnapt tussen zijn lippen. 'Het is belangrijk. Daarom. Doe er niet zo moeilijk over.'
'En Medow mag het niet horen?'
'Medow gaat het niet aan,' en Faolon kijkt kort naar Medow, die snel zijn blik afwendt en richting Cialan knikt. 'Het is al goed. Tot morgen,' fluistert hij haast. Het klinkt echter niet alsof het goed is; de kans om dat te zeggen krijgt Cialan niet, want de jongen is al in de mensenmassa opgegaan, waar hij steeds beter in lijkt te worden. Nu is het zijn beurt om eens diep te zuchten en een dodelijke blik richting Faolon te geven.
JE LEEST
kapotgemaakte sigaretten en dagdromen [lhbt+]
Teen Fiction«the kids that the most love will ask it in the most unloving ways.»