7. Home Sweet Home...?

407 20 2
                                    

Ik verken zijn kantoor terwijl ik nerveus op mijn lip bijt. De directeur sluit de deur achter zich dicht en gaat achter het bureau zitten. 'Helena, ik heb je al lang niet gezien. Hoe is het met je?' vraagt hij op een toon alsof het hem eigenlijk niet boeit. 'Goed en met u?' zijn gezicht klaart op, net zoals zijn stem. Ik denk dat hij verbaasd is om mijn reactie. Ik moet toegeven dat ik tijdens de les meestal chagrijnig tegen de leraren reageer.

'Met mij gaat het goed, helaas moet ik het met jou hebben over je schoolgedrag. En daarmee bedoel ik; spijbelen, geen huiswerk maken...eigenlijk gewoon doen alsof school niet bestaat. Weet je wat voor gevolgen dat heeft in de toekomst?'

Ik zucht. 'En kan je alsjeblieft stoppen met schoppen?!' bromt hij. Pas toen hij dat verzoekte, realiseerde ik dat ik met mijn voet constant tegen een stoelpoot aan schopte. 'Dat is geen paal, of stoelpoot, het is mijn been' zegt hij, weer chagrijnig.

Ik houd mijn voet stil. 'Wat is uw punt in dit gesprek, meneer?' vraag ik. Hij zucht. 'Sorry Helena, ik moet je schorsen voor een week'.
________

Ik gooi mijn tas in een hoekje en plof op de bank. 'Hoe was het bij de directeur?' roept mijn oma vanuit haar kamer. 'Ik ben geschorst, oma'. Het blijft even stil. Dan rolt ze de woonkamer binnen met een boos gezicht. 'Wat zeg je me nou, jongedame! Wat heb je gedaan?' gilt ze. 'Het is oké, oma. Het is maar voor een week, en zo heb ik meer tijd om aan de onderzoek te werken!'

'Welk onderzoek?' vraagt ze. Ik slik 'Euhm...niks bijzonders hoor' lieg ik. Dit is het meest bijzondere onderzoek die ik ooit heb gedaan. Haar handen trillen terwijl ze naar mij uitreikte. Uiteindelijk pakt ze mijn hand stevig vast. Haar hand is gerimpeld en het voelt zwak.

'Lena, je kunt me alles vertellen' zegt ze met een glimlach. Ik zucht. 'Ik...wil erachter komen wie mijn moeder echt vermoord heeft.

Ze laat mijn hand onmiddelijk gaan  en rolt verder van mij weg. ‘Oma, zeg tenminste iets!’ ze stopt met rollen en laat haar armen op haar schoot rusten. ‘Lena, lieverd. Wat ik ook zeg, het zal jou niet weerhouden om te stoppen met onderzoeken, toch?’ ik zucht en staar naar de grond. ‘Precies. Dus ga maar, wees alleen wel voorzichtig’ voegt ze eraan toe.

Sucré komt de trap af gerend. ‘Lena, stap in de auto! Ik heb een geweldig idee’. Ik frons mijn wenkbrauwen. ‘Wat gaan we doen?’ Sucré's gezicht staat vol enthousiasme. ‘We gaan naar het plaats delict’. Rillingen kruipen over mijn rug. ‘Ik weet niet of ik dat wel kan’ zeg ik met een trillende stem.

‘Tuurlijk kan jij dat. Ik heb volledige vertrouwen in je!’ ik trek mijn jas en schoenen aan, en loop naar buiten. Sucré opent de autodeur en gaat achter het stuur zitten. Ik kijk hem vreemd aan. ‘Raar om een keer niet achter het stuur te zitten?’ plaagt Sucré.

Ik rol met mijn ogen en ga met een diepe zucht in het passagierstoel zitten.

'Sucré, die mannen die gisteren buiten die geheime kelder stonden-’ ‘Denk je daar nou nog steeds aan?’ Ik knik alsof het de normaalste zaak van de wereld was.

‘Je hebt ze geholpen te ontsnappen, toch?' Sucré knikt. 'Dus, zij waren ook onschuldig net zoals jij, neem ik aan'. Hij aarzelt en kreunt. Hij trekt zijn mond open om te antwoorden, maar ik leun vlug naar voren. 'Laat maar, je gekreun zegt al genoeg!'

Hij zucht en trekt zijn mond weer dicht. 'Waarom zou je ze in hemelsnaam helpen?' 'Het was een deal'. 'Ja, maar-' 'Helena, ik heb dit voor jou en je vader gedaan oké? Accepteer je mijn hulp of niet?' Ik leun weer naar achteren. 'Ja' antwoord ik dan. 'Werk dan alsjeblieft mee, ik weet wat ik doe'.

'Wat als ze mij iets aan willen doen? Je stond gisteren niet voor niks zo beschermend voor mij. Ik weet dat ze gevaarlijk zijn' bedenk ik. Sucré schud zijn hoofd. 'Ze kunnen gevaarlijk zijn, maar ik ken deze mannen al zo lang. Ik denk dat iedereen iets goeds in hun heeft, hun dus ook. Ze moeten er alleen aan herinnerd worden'.

Ik zucht en staarde stilletjes  naar buiten totdat we bij mijn oude huis aankomen. ‘We zijn er’ zegt hij ter bevestiging. ‘Ben je er klaar voor?’ ik kijk op naar het huis. Er lopen rillingen over mijn huid bij de gedachte dat mijn moeder hier werd vermoord. We lopen naar binnen.

Het huis is rommelig, alle meubels staan op een plek waar het niet hoort, en er liggen glasscherven op de grond. ‘Ze heeft waarschijnlijk tegengestribbeld’ zei Sucré.

Ik ben op zoek naar iets opvallends, of iets wat ons kan leiden naar een verdachte. En net als ik niks leek te vinden, vind ik zandkorrels op de tapijt. 'Sucré, kom snel!' roep ik vol enthousiasme. Hij komt snel de trap af gerend. Ik wijs naar het zand op de tapijt en maak er vervolgens een foto van. Sucré schud zijn hoofd. 'Dat zijn geen sporen die de moordenaar heeft achtergelaten'.

Ik frons mijn wenkbrauwen en stop even met fotograferen. 'Hoe weet je dat?' Sucré glimlacht. 'Je denkt als een politie terwijl je moet denken als een moordenaar. Zou de moordenaar vergeten zijn sporen te wissen? Dat komt nauwelijks voor. Deze sporen zijn niet van de moordenaar’. ‘Maar van wie dan wel?' Hij haalt zijn schouders op.

'Het was zomer, het spoor leid naar de zandbak in de achtertuin...ik denk dat jullie bezoek hadden van een klein kind’ concludeert hij. ‘Dus deze kleine kind was erbij toen mijn moeder vermoord was? Ik bedoel, mijn moeder zou het vast wel hebben opgeruimd als ze zag dat iemand troep had gemaakt’.

‘Dat is waar. Misschien was diegene er ook wel bij’. Ik haal mijn schouders op. ‘Blijf zoeken’ zegt Sucré. Ik loop naar boven, naar mijn moeders slaapkamer. Mijn lippen krullen als ik een vergrootte foto vind van mijn ouders en ik. Jacy was er toen nog niet.

Mijn vingers glijden over de kast. Ik open een aantal laden. Stof vliegt alle kanten op. De laden zijn nog steeds gevuld met kleine spulletjes. Ik herinner me nog een paar. Ik vraag me af waarom dit huis nooit leeggehaald is.

‘Al iets gevonden?’ roept Sucré vanaf de onderste verdieping. Ik knijp mijn ogen tot spleetjes zodra ik iets vond. ‘Ja, wacht even!’ roep ik. Er steekt een boek uit van onder de kast. Ik haal het tevoorschijn. Ik blaas en veeg de stof van het boek en sla het open.

Sucré loopt de kamer binnen en richt zijn blik meteen op het boek. ‘Is dat haar dagboek?’

Ik knik.

They call me "Hell"Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu