Hoofdstuk 26

156 12 2
                                    

~Loraine~

'Varol, hoor jij dat lawaai boven ook?' Vroeg ze de man die net zoals haar opgesloten was in de kerkers.

Tot nu toe was gevangenschap nog niet zo erg. Ze waren nu meer dan een week gevangen gehouden. Ze kregen goed te eten en ze vermoedde dat dit kwam door de sympathie van de bedienden en de soldaten die waarschijnlijk haar vaders wensen trotseerden door hen van meer voeding te voorzien dan eigenlijk werd voorgeschreven.

'Het klinkt alsof er leuzen worden geroepen.' Murmelde hij.

'Jonah, kun jij me alsjeblieft vertellen wat er boven aan de hand is?' Jonah was een bewaker die het cellenblok waar zij zaten bewaakte en hij vond het verschrikkelijk hoe de koning met haar omging. Om die reden hield hij hen op de hoogte van alles wat er boven gebeurde en dat was niet niks.

Doordat zij zonder protest naar de kerkers was gegaan waren de bedienden in oproer gekomen, net zoals vele edelen die aanwezig waren en een aantal soldaten hadden hun wapens neergelegd.

Haar vader was daar woedend om geworden en had de mensen gestraft zoals alleen hij dat kon. Zijn handvol trouwe soldaten hadden de mensen beschoten en uit angst hadden de mensen hun taken weer opgepakt.

Maar Jonah vertelde dat er een revolutie sudderde en dat de mensen haar als koningin wilden. Dit werd natuurlijk niet hardop gezegd uit angst dat haar vader haar nog veel erger aan zou doen om dat tegen te gaan.

'Het Veloriaanse leger is gearriveerd. Ze willen Ledesia terughebben en je vader omverwerpen. De soldaten proberen ze tegen te houden maar de bedienden hebben besloten te gaan helpen en hebben vele deuren en grachten open gelaten zodat het Veloriaanse leger binnen kan komen. Dat hebben ze tot nu toe nog niet gedaan omdat de koning dreigt om Ledesia te onthoofden.'

Fluisterde hij.

'Jonah, je moet haar helpen. Ledesia is zwanger en je weet dat mijn vader zijn heerschappij tot een einde komt.

Als jij ervoor zorgt dat ze buiten het kasteel komt dan zullen de Velorianen vader omver kunnen werpen.'

Jonah dacht er even over na, ze hadden al vaker dit soort gesprekken gehad. Ze kende Jonah al van klein kind af aan, het was een eerlijke en vriendelijke man die niemand eigenlijk kwaad wilde doen. Door zijn krachtige postuur moest hij in dienst maar al snel bleek dat het hem aan bloeddorst ontbrak. Doordat hij op het strijdveld weinig toegevoegde waarde had werd hij verbannen tot de bewaking van de kerkers.

'Als je vader erachter komt weet hij dat ik het ben geweest en zal hij mij en mijn gezin wat aandoen.' Hij was even stil en ze kon zien dat hij hard nadacht. 'Als ik dit ga doen dan zal ik het ook goed doen.'

Hij pakte zijn sleutelbos en opende haar celdeur, vervolgens opende hij die van Varol en de andere mensen die in dat celblok werden vastgehouden.

Hij liep naar een kabinet en gaf de mannen wapens. Zij en Ledesia waren de enige vrouwen die opgesloten waren.

'We gaan de kerkers ontruimen. Probeer geen van de bewakers pijn te doen. Zij werken hier ook niet uit vrije wil. Daarna ga ik mijn gezin hier weghalen.' Waarschuwde hij de mannen.

Varol kwam direct bij haar staan. 'Ben je het hiermee eens?' Vroeg hij behoedzaam.

In de afgelopen week waren ze erg naar elkaar toegegroeid en alhoewel ze hem niet meer had gezien omdat hun cellen naast elkaar waren hadden ze veel gesproken.

'Zolang niemand gewond raakt ben ik het hiermee eens.'

Hij raakte zacht haar hand vast. 'Ik zal ervoor zorgen dat jou niets overkomt.'

Ze keek hem aan. 'Dank je Varol, dat kan ik zeer waarderen.'

Hij grinnikte. 'Ik moet eerlijk bekennen dat ik het ook voor mijn eigen zelfzuchtige redenen doe. Ik wil je hart en je hand voor mijzelf winnen Loraine. Ik wilde je al vanaf het moment dat ik je voor het eerst zag al die maanden geleden. Je vriendelijkheid, hartelijkheid en menselijkheid wonnen mijn hart vrijwel direct.'

Hij keek haar met broeierige ogen aan en ze kreeg weer datzelfde gevoel in haar onderbuik.

'Wil je me die kans geven wanneer we hieruit komen?' Vroeg hij.

Ze keek hem glimlachend aan. 'Het zou mij een eer zijn jou beter te leren kennen en te zien hoe je mijn hart zal proberen te winnen.'

Zijn gezicht straalde en Jonah maakte korte metten met hun kleine onderonsje. 'Uwe hoogheid, we moeten nu gaan.'

Ze knikte en volgde de meute.

Al snel kwamen ze bij het tweede celblok, er waren in totaal vier kerker gedeelten.

Jonah liep naar voren. 'John. Laat de gevangenen gaan.'

John keek Jonah berustend aan. 'Dus het gaat eindelijk gebeuren?'

Ze stapte naar voren. 'John, je weet dat de mensen die hier zitten hier alleen maar zijn omdat ze mijn vader hebben tegengesproken of niet wilden doen wat hij van ze vroeg. Niemand hier is werkelijk een crimineel die zich niet aan de wet heeft gehouden.'

Hij keek haar aan en wendde zijn blik in schaamte af. 'Ik had al veel eerder iets moeten doen. Dat ik u in de kerker moest gooien was voor mij de druppel.' Hij pakte zijn sleutels en liet de gevangenen vrij.

'Ik zorg wel voor Markus, Tredor is in de laatste kerker maar de vrouw die Ledesia heet is door uw vader meegenomen naar een onbekende plaats, ik weet niet waarheen.' Hij keek haar aan. 'Waar het ook zal zijn, uw vader kennende zal het niets goeds betekenen voor de vrouw.'

Jonah vloekte. 'Als haar iets overkomt kunnen we het wel vergeten.'

'Dat is niet waar Jonah, de Velorianen zijn erg schappelijke mensen. Wij zoeken Ledesia en jij gaat onze gezinnen in veiligheid brengen.' Zeiden de andere bewakers.

De man knikte en liep snel weg nadat hij een korte buiging voor haar had gemaakt. 'Uwe hoogheid.'

'Hoe moeten we haar vinden?' Vroeg een jongeman verbaasd. 'Ik zal het lady Constance vragen en jullie vragen jullie collega's.' Zei ze en keek de bewakers aan. Vervolgens keek ze iedereen aan en zei. 'Luister goed, ik wil het liefst dat deze missie zonder bloedvergieten verloopt. Niemand heeft hier echt voor gekozen, maar als jouw leven of dat van een ander in gevaar is dan moet je jezelf verdedigen.'

'En uw verdediging uwe hoogheid? U bent te belangrijk om zonder escorte te lopen.'

Varol stapte naar voren en keek haar met twinkelende ogen aan. 'Ik bied mij aan als beschermer.' Drie andere mannen deden hetzelfde.

'Goed, nu iedereen weet wat ze moeten doen stel ik voor over een uur in de ontbijtkamer af te spreken, die zal rond deze tijd niet in gebruik zijn.'

Gezamenlijk liepen ze de kerkers uit maar wat er voor hun ogen gebeurde toen ze op de binnenplaats kwamen konden ze niet meer ongedaan maken.

De vuurprinses (Dutch Nederlands)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu