Hoofdstuk 24.

295 25 8
                                    

~Loraine~

De spanning in de troonzaal was om te snijden, ze voelde zich niet prettig en wist dat haar vader op het randje van krankzinnigheid balanceerde, er hoefde maar iets te gebeuren of ze zouden er allemaal de prijs voor betalen.

Het was nu een week geleden dat Ledesia in de kerkers was gegooid en ze had diezelfde dag tegen lady Constance gezegd dat ze akkoord ging met het plan van koning Marius.

Maar haar vader was deze week alleen maar erger geworden.

De bedienden waren doodbenauwd aangezien haar vader een van hen had verbannen en een aantal naar de kerkers had gestuurd om idiote redenen zoals het te gaar maken van zijn vlees.

De immunen hadden geweigerd hun werk te doen en waren nu inmiddels verspreid onder de bevolking, een voor een werden ze door vaders soldaten gedood.

Ondanks hun beroep waren het voor haar vriendelijke mannen geweest die door hun afkomst tot het gewelddadige vak wat haar vader had ontworpen waren gedoemd.

Morgen zou de executie zijn van een stuk of vier immunen, hij had het hen net verteld, tezamen met het nieuws dat Veloria zijn troepen aan het verzamelen was en nu richting hen oprukte.

Ondanks haar voornemen om niets te zeggen om het lot van de mannen werd ze door haar geweten gedwongen om op te komen voor het lot van deze heren, dat van de bedienden en alle anderen die ze moest beschermen voor haar vaders toorn. Ze wist zeker dat dit haar duur zou komen te staan. 

‘Breng me wijn!’ Riep hij naar de bedienden. Orelia, een oudere vrouw die ze al jaren kende wilde naar hem toe lopen met een karaf rode wijn maar ze hield de vrouw tegen en nam de karaf en het wijnglas van haar over.

Met opluchting in haar ogen keek de vrouw haar opgelucht aan. ‘Dank u uwe hoogheid.’ Zei de vrouw eerbiedig.

Ze liep naar haar vader toe in de vrijwel lege troonzaal.

‘Loraine, het kind wat ik nooit wilde hebben. Je hebt je nu al verlaagd tot de taken van een bediende. Ben je werkelijk een adellijk kind?’ Mopperde hij dronken en sarcastisch, zijn stem sneed door haar als een vlijmscherp mes.

Ze wist dat hij haar nooit als kind wilde accepteren maar dat zijn huwelijk met haar moeder dit onmogelijk maakte.

‘Vader, ik smeek u. Kom bij zinnen voordat het te laat is. De bedienden zijn als de dood voor u en de soldaten muiten bijna om het wrede lot van hun medekameraden. Uw gedrag zorgt ervoor dat iedereen in dit kasteel bang is voor u en uw buien.’

Verbazingwekkend snel voor de hoeveelheid alcohol die hij had genuttigd ging hij rechtop zitten en keek haar met zijn glinsterende ratte-ogen vennijdig aan. ‘Wat zei je daar? Waag jij het om je koning tegen te spreken?’

‘Als een vorst zich niet gedraagt naar de wensen en noden van zijn dienaren dan voel ik mij verplicht om uiting te geven aan mijn ongenoegen en te pleiten voor degenen die daar niet toe in staat zijn.’ Probeerde ze diplomatiek te antwoorden.

‘Angst en pijn, daar zijn ze gevoelig voor Loraine, iets wat jij te weinig hebt meegemaakt.’

Zijn hand vloog razendsnel tegen haar wang aan en ze voelde de withete pijn over haar gezicht gaan, achterin haar hoofd kwam ook een doffe pijn naar boven zetten alsof dit een voorteken was van naderend onheil.

De gesprekken om hen heen verstomden en iedereen keek hen in geschokte stilte aan.

‘Je bent ongehoorzaam, met je giftige tong en valse adviezen praat je als een verrader en je zult als zodanig worden behandeld. Ik ben de koning!’ Zijn stem zwol aan en won aan kracht met elk woord wat hij zei.

‘Naar de kerkers met jou, wachters!’ Een drietal soldaten kwamen aangehold en keken verbaasd naar haar vader.

‘Ja uwe hoogheid?’ Vroeg een van de mannen.

‘Neem haar mee naar de kerkers en sluit haar op. Overmorgen zal ze hangen.’ Hij was in staat om zijn bevel zonder overslaande stem te uiten.

De mannen keken haar aan met blikken van onmacht, ze waren geboden door hun eed om hun koning te eren en zijn bevelen te gehoorzamen.

Ze kende de drie mannen bij naam. ‘John, Markus, Tredor. Het is goed, neem me maar mee.’ Zei ze berustend, wetend dat de mannen anders gestraft zouden worden voor insubordinatie.

Achter in de zaal was een commotie. Ze zag de bedienden elkaar tegenhouden. Lacita haar dienstmaagd was een van de velen die in bedwang gehouden moest worden.

Na de woede volgde de onmacht en de tranen, iedereen was ontdaan en ze voelde dat Markus en Tredor eraan twijfelden om de order werkelijk uit te voeren.

Met hoog geheven hoofd en een rechte rug liep ze de mannen vooruit die haar verbaasd volgden.

Ze ademde diep in toen ze de rij met verslagen gezichten zag van de bedienden, hofdames en heren en alle overige mensen die haar aankeken met een geschokt gezicht.

De vrouwen die ze al jaren kenden stonden met tranen in hun ogen naar haar te kijken en haar vader ontving woedende blikken, iets waar hij totaal geen acht op sloeg.

Darvos kwam aangelopen en riep woedend. ‘Wat heerst er hier een grafstemming, waar is de muziek en het vermaak!’

Een van de heren in het gezelschap keek Darvos aan met een blik van onverholen woede. ‘Je zuster wordt door je bloedeigen vader naar de kerkers gestuurd en jij maakt je druk om je eigen noden? Harteloos joch.’ Na die woorden kreeg Darvos een welverdiende oorvijg van diezelfde man.  

Voordat Darvos kon bevelen dat de man ook in de kerkers gegooid moest worden was de man naar haar toegelopen en maakte een respectvolle buiging naar haar.

‘Uwe hoogheid, Varol Everta. Tot uw dienst.’ Hij nam haar hand waar hij een kus op drukte en keek haar indringend aan.

Zonder dat ze haar hart daar toestemming voor had gegeven maakte deze een sprongetje van blijdschap en begon spontaan harder en sneller te slaan, ondanks de ernst van de situatie vond ze deze jongeman erg aantrekkelijk. Zijn felblauwe ogen schitterden van intelligentie en vriendelijkheid, hij had een krachtig gezicht en glanzende zwarte haren. En hij had de moed gehad om haar broer te slaan. Hij ging vervolgens niet naast haar lopen maar een aantal stappen achter haar, ze wist dat dit een teken van respect was. De drie soldaten lieten het tafereel gewoon gaan.

Darvos daarentegen had zijn tong weer gevonden en tierde door de menigte heen, die geen acht op hem sloeg. Iedereen was stil en de sfeer was beladen, dit was overduidelijk een keerpunt. Ze reageerde niet op hem maar zag om zich heen alle gezichten van mensen die ze had bezocht in ziekte, had getroost in verdriet en waar ze mee had gelachen in blijdschap.

Bij de ingang van de kerker ademde ze diep in en keek de soldaten aan die haar sympathieke blikken gaven.   

Op bevel van haar vader liep ze verder naar haar bestemming. 

________________________________

Hey lieve lezers. 

Op en aanmerkingen worden ontzettend gewaardeerd. Dit is een kort hoofdstuk maar het volgende wordt zeker weten weer langer. Ik weet zeker dat jullie willen weten wat Brennen zijn reactie is op Elisara haar woorden in het vorige hoofdstuk en wat er met Loraine & Ledesia gaat gebeuren! 

Groetjes Mirjam

VOTE, COMMENT & SHARE!

De vuurprinses (Dutch Nederlands)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu