12. Colloportus

618 40 4
                                    

Ik werd wakker gemaakt door Muldir, die boven mijn hoofd hing. Zijn oren hingen langs zijn gezicht en zijn uitgeputte, groene ogen keken naar mijn gezicht.

'Gewoon Amiya,' zei hij, waardoor ik zachtjes moest grinniken. 'Het ontbijt is klaar.'
'O, natuurlijk,' zei ik. 'Ik kom eraan.'
Ik gooide de deken van me af en griste snel een zwarte trui en een doffe, donkere spijkerbroek uit de kast. Ik liet mezelf snel in de broek glijden en trok de trui over mijn hoofd met als gevolg dat mijn haar statisch werd en boven mijn hoofd zweefde.
Ik zocht in een haast naar een elastiekje in mijn toilettas die ik op het bureau neer had gezet en maakte me een vlug, nonchalant staartje.
Toen ik de deur van de kamer achter me dicht deed en me omdraaide, botste ik bijna tegen Draco op.
'Goedemorgen,' zei Draco grijnzend. 'De volgende keer hoef je me niet bijna te verpletteren.'
Ik rolde met mijn ogen. 'Verpletteren,' mompelde ik zachtjes.
We liepen samen, zwijgend, de trappen af, waarschijnlijk omdat we beide te moe waren om iets te zeggen.
'Goedemorgen,' begroette mevrouw Malfidus ons, die al aan de tafel zat, in de salon.

'Goedemorgen, moeder,' zei Draco. Toen hij langs haar liep stopte hij even, legde hij zijn hand op haar schouder en drukte een kus op haar wang. Mevrouw Malfidus mondhoeken krulde meteen omhoog.

'Goedemorgen,' zei ik schor. Mijn stem sloeg over en mijn stem klonk nog fragiel.

Ik nam plaats aan de tafel, tegenover Draco. Toen ik mijn blik op Draco liet rusten moest ik bijna lachen omdat hij zijn armen uitrekte, zijn mond wagenwijd opentrok en geeuwde, maar ik hield me in.

'Is vader nog steeds aan het knutselen?' vroeg Draco aan zijn moeder.

Mevrouw Malfidus haalde haar schouders op. 'Ik weet het niet, kindje. Wat ik wél weet is dat ik geen zin heb om op hem te wachten, want ik heb honger. Tast toe, kinderen.' Ze liet haar hand even over de tafel wapperen als teken dat we dingen mochten pakken om vervolgens op ons bord te leggen en op te eten.

Een beetje beschaamd strekte ik mijn hand uit naar een mand waar harde, knapperige broodjes inlagen. Toen ik mijn hand om een broodje klemde voelde ik dat hij nog redelijk warm was en legde ik hem gehaast op mijn bord.

Ik schrok toen ik opeens een woest gegrom hoorde dat van buiten af kwam en besefte toen dat het waarschijnlijk een donderslag was geweest. Ik keek door het raam, dat zich achter mevrouw Malfidus bevondt. Opeens werd ik verblind door de bliksem, het weerlicht, hoe ik het vroeger noemde en knipperde ik een paar keer met mijn ogen.

'Wat een verschrikkelijk weer,' merkte Draco op, onder het wegrommelen van een andere donderslag.

Toen het dreigement van het 'weerlicht' weer vloekte aan de lucht, keek ik hoe Draco's gezicht opeens oplichte en zijn grijze ogen groen leken te flakkeren. Draco, die verlekkerd naar zijn broodje staarde die hij open aan het snijden was, besteedde geen aandacht aan het rumoerige weer. Maari ik daarin tegen keek weer uit het raam. De lucht zag er glanzig en metaalachtig uit. Hier en daar zag je wat wolkjes met wat kleur van het onweer, die verdrongen werden door een dikke laag grijze mist. Belast met somberheid kletterde de fontein verder. Onder de fontein zag ik dat de witte pauwen aan het schuilen waren. Ze hadden hun prachtige, witte veren waar ze normaal gesproken maar al te graag mee zouden pronken, bijelkaar geklapt en hun hoofden hadden ze naar onder hangen. In deze ongenaakbaarheid voelde ik me nooit prettig. Ik hield van de zomer, de zon die brandde op je huid, niet van dit vreselijke weer. Ik voelde me altijd opgesloten tussen de dikke lagen mist die om ons heen krioelden. Het leek wel een kooi met een dikke, stenen muur die me had omringd.

Toen het 'weerlicht' alweer rommelde alsof er buitenom kanonnen rolde, schudde ik even mijn hoofd, om mezelf te ontwaken uit mijn roes.

Ik at het broodje langzaam op. Niemand sprak. Het was doodstil. Ik vroeg me af of het iedere dag zo ging. Arme Draco.

Bij mij thuis werd ik altijd gestóórd van mijn ouders die te veel praatte onder het eten. Ze konden hun monden nooit houden en het ergste was dat ze beide erg luid praten. Ik wed dat de buren mee kunnen genieten van de laatste roddels uit ons saaie, leveloze dorp.

Nadat ik en Draco het broodje ophadden vroegen we of we ons konden excuseren en dat stond mevrouw Malfidus toe.

Toen we langs de geheime kamer van Villa Malfidus liepen, zag ik daar meneer Malfidus die het slot op de deur deed.

Ik hoorde hem net nog 'Colloportus' mompelen en ik wist heel goed wat daar het tegenovergestelde van was. Alohomora. Ik had niet verwacht dat hij zown simpele bezwering op het slot zou laten rusten, maar het was het proberen waard om vannacht ernaartoe te gaan.

'Nou,' zei Draco,' wat gaan we vandaag doen, boekenmeisje?'

'Verras me,' zei ik.

'Wat dacht je ervan om een jurk te kopen voor het bal?' vroeg hij. De vraag verraste me. 'Een eindje verderop ligt een klein, oud stadje, daar zou ik je mee naartoe kunnen nemen als je wilt?'

Ik glimlachte naar hem. 'Lijkt me leuk.'

Hij stak zijn arm naar me toe, als een gentleman die je vaker ziet in zo'n romantische drama's, die mijn moeder me dwingt om te kijken. Tot slot ben je wel mijn dochter, heks of niet, zegt ze dan altijd.

Ik legde mijn hand op de zijne. Hij pakte de toppen van mijn vingers en begeleidde me naar de kapstok.

'Wij gaan even weg, vader!' riep Draco naar meneer Malfidus die net de trappen op kwam gelopen. Hij keek ons even aan, gaf een kort knikje en beende toen naar de salon.

Vanavond was mijn kans, dacht ik, toen ik hem weg zag lopen. Fingers crossed.

Hi! Sorry, ik weet het, het is best een kort hoofdstukje, maar mijn proefwerkweek komt steeds dichterbij en ik moet zoveel leren..Pfffff.

Heeft iemand enig idee wat achter de deur van de geheime kamer zou kunnen zitten? (;

Thanks voor het lezen trouwens. Ik probeer weer snel te schrijven!

Loves

Aparecium { dutch harry potter fanfiction }Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu