28. Chaos

496 23 9
                                    

Ik sloeg net zo lang met mijn vuisten tegen de marmeren muur totdat mijn knokkels onder het bloed zaten. Ik voelde geen pijn doordat de woede die me te veel was geworden zo zijn weg uit mijn lichaam baande.

Het was twee uur 's nachts en ik had geruisloos weg weten te sluipen uit mijn vertrekken zonder mijn kamergenoten te wekken. De Dikke Dame had stilletjes gemopperd toen ik haar schilderij aan de kant had gegooid toen ik door de uitgang was gekropen.

De toren van Griffoendor had ik al gauw achter me gelaten. Ik was zo snel mogelijk naar een van de onderste verdiepingen gelopen alsof het had geleken dat mijn benen een eigen leven leidde en er met mijn romp vandoor gingen.

Ik had mijn tranen stug binnen gehouden en de brok, die ik in mijn keel had, weggeslikt. In plaats van mijn woede te uiten door mijn lichaam op hol te laten slaan en al het vocht uit mijn lijf te huilen, had ik mezelf zo gek gemaakt met allerlei gedachten die door mijn hoofd krioelden dat ik er uiteindelijk duizelig van was geworden. Dat lichte gevoel in mijn hoofd veroorzaakte mijn bewustzijn van het warme bloed, dat brandend door mijn aderen gierde. Ik hield er niet van wanneer ik niet helder kon nadenken. Dat was mijn beste kwaliteit, en wat heb je aan zo'n kwaliteit wanneer je jezelf niet eens onder controle kan houden wanneer je emoties de loop met je probeerde te nemen?

Om de waas uit mijn hoofd te verwijderen was ik wild tegen de muren beginnen te bonken, hopend dat de scheuten pijn me weer naar mijn normale zelf zouden brengen. Tevergeefs. In plaats van mijn overzichtelijkheid weer terug te krijgen bleef ik als een dwaas met mijn ledematen tegen de wand slaan, waarvan ik wist dat die heus niet zou breken door mijn armoedige stompjes.

Ik liet mezelf langzaam op mijn knieën zakken en drukte mijn hoofd in mijn trillende, verwonde handen. Bevend ademde ik uit en sloot ik mijn ogen.

Nachtmerries hadden zich afgelopen week in mijn dromen gewurmd, met als gevolg talloze slapeloze nachten. Dan struinde ik rusteloos door het kasteel, op zoek naar iets wat me zou kalmeren van de vrees die op me jaagde alsof ik een machteloze prooi was. Ik zag het als een beklemmende test. Ik mocht niet toegeven aan de angsten die mijn ogen 's nachts open hielden. Mijn angsten die me bogen net zolang totdat ik zou breken.

De nachtmerries waren alleen maar erger geworden toen Harry me had benadert en me had geïnformeerd over de Orde van de Feniks. Over hun plan. Over hun bedoelingen wegens mijn leven, zoals ik het zag.

Ik hoefde me niet tot een Dooddoener te laten inlijven, was het eerste wat hij me had verteld. Ik had me opgelucht gevoeld, maar had daar al snel weer spijt van toen ik de rest van hun intenties hoorde. Ik wist natuurlijk dat ik zou moeten sterven en ik was bereidt om dat ook te doen, alleen kwam het nu steeds dichterbij en dat zaaide angst door mijn gebeente.

Ik zou me als een echte dochter moeten gedragen jegens Voldemort, totdat de Orde van de Feniks genoeg informatie had verzamelt over de locaties waar de andere Gruzielementen zich zouden moeten bevinden. Ik zou mijn best doen, maar ik was een slechte leugenaar. Ik was er dan misschien in geslaagd om me voor te doen als een Zwadderaar in Villa Malfidus, maar meneer en mevrouw Malfidus droegen dan ook niet de naam 'Voldemort'. Hij zou het nerveuze geknipper met mijn ogen en het zenuwachtige geknarsetand wel opmerken wanneer ik hem naar zijn plannen zou vragen. Het zou achterdocht bij hem opwekken wanneer ik aan hem vroeg of ik bij hem op bezoek zou mogen komen, omdat ik eerst mijn angst zeer zichtbaar had laten blijken iedere keer dat hij dicht bij me was gekomen en ik geen moeite had gedaan om de afschuw die ik voor hem had te verbergen.

Ik zou alle informatie over de bevindplaats en plannen van de Duistere Heer die ik uit hem los kon krijgen door moeten spelen aan de Orde van de Feniks. En wanneer de Orde alle onderdelen die ze nodig hadden zouden bemachtigen, zou het achter de rug zijn. Dan was het moment daar waarop ik aan het einde van mijn korte leven zou komen, op de manier waar ik de voorkeur aan geef. Maar wanneer die dag zou aanbreken stond een groot vraagteken bij. Het zou weken, maanden of jaren kunnen duren. De onduidelijkheid was zenuwslopend, alhoewel ik wist dat er geen enkel menselijk wezen was op aarde die de precieze datum, tijd en plaats van hun dood wisten. Er is niemand die je komt vertellen wanneer je doodgaat, je weet alleen dát je dood gaat. Dus daaraan was niet veel verandert.

Aparecium { dutch harry potter fanfiction }Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu