Hoofdstuk 21 ~ Doodsangsten

69 7 0
                                    

POV Jayden

Ik wacht nu al uren. Dat kind is toch minder sterk dan ik dacht. Zo veel Verbena zat er toch niet in dat spuitje. Ik haal m'n schouders op.

Ineens hoor ik haar hartslag versnellen, dat betekent dat ze wakker wordt. Eindelijk.

Langzaam en zacht kreunend tilt ze haar hoofd op. Waarschijnlijk merkt ze dat ze vast zit, want haar ogen schieten in een keer open. Als ze mij opmerkt gromt ze boos naar me. Ik kan de bloeddorst in haar ogen zien. Ze rukt met al haar kracht aan de kettingen.

'Kijk wie er eens besluit om wakker te worden,' zeg ik, terwijl ik op sta en naar haar toe loop. Ik loop een rondje om haar heen en blijf recht voor haar staan. 'Niet zo spraakzaam vandaag,' zeg ik met een vragende ondertoon. Ze gromt weer naar me.

Ik open mijn mond om wat te zeggen, maar ik word onderbroken door een harde knal.


POV Aiden


Ik heb het hele kasteel doorzocht, maar ik kan Jayden en Kaitlynn nergens vinden. Ook ben ik Catherine niet tegengekomen, wat ik nogal vreemd vind.

Ik loop door de oostelijke vleugel van het paleis als er een wachter recht voor mijn neus stopt. Hij staat wel erg dichtbij en zet daarom ook snel een stap achteruit. 'Prins Aiden, de wachters hebben Catherine het bos in zien gaan. Toen ze haar achterna wilden gaan was ze al verdwenen,' zegt de wachter in één adem teug. 'Bedankt voor het melden,' zeg ik met een ingehouden stem. Ik knipper een keer en de wachter is al weer weg.

Ik kan haar ook echt nooit even alleen laten, denk ik boos. In vampier-snelheid ren ik naar de voordeur. De wachters zien me aankomen en maken snel de deur open zodat ik meteen door kan rennen. Ik spring over de poort heen en ren het bos verder in.

Ik stop op een open plek. Gefrustreerd haal ik een hand door m'n haar. Dan schiet het me te binnen. De poel. Daar moet ze heen zijn gegaan.

Snel ren ik naar de poel. Ik stop voor het meer. Ik laat mijn ogen over de hele plek glijden, maar geen spoor van Catherine. Misschien is ze wel in de grotten, denk ik met een beetje hoop.

Ik ren naar de opening, een spleet tussen de rotsen, en wurm mezelf naar binnen. Ik loop als eerste naar de maanpoel.

Geen Catherine.

Ik probeer goed te luisteren, maar ik hoor niks opvallends. Boos sla ik tegen de muur.

Plots stopt er een geluid wat net zeker aanwezig was. Oh, oh, wat heb ik nu weer gedaan?

Ik verstop me snel achter een uitstekende rots. Voorzichtig gluur ik door een spleet. Ik hoor voetstappen dichterbij komen. Ik zet me schrap om weg te kunnen rennen als het moet.

Degene die om het hoekje tevoorschijn komt is; Jayden. Ik ontspan even. Nu heb ik je, denk ik met een grijns op mijn gezicht.

In een snelle beweging ren ik naar hem toe en nog voor dat hij kan reageren draai ik zijn nek om. Dat houdt hem voorlopig wel even rustig.

Ik hoor zacht gegrom uit een van de grot kamers komen. Op mijn hoede loop ik richting het geluid. Ik kijk om het hoekje en zie een vastgeketende Kaitlynn zitten.

Waarschijnlijk heeft ze me gehoord want ze heft abrupt haar hoofd op. Boos gromt ze haar hoektanden bloot.

In een hoek zie ik een leeg spuitje liggen. Ik pak het op en ruik er voorzichtig aan. Het brandt ontzettend in mijn neus. Meteen laat ik het spuitje vallen. Verbena. Natuurlijk.

Ik kijk naar Kaitlynn, die me nog steeds nijdig aankijkt. Ze moet dood. Catherine zal me waarschijnlijk haten. Ze zal weggaan. Zichzelf in de nesten werken. Maar nog steeds moet Kaitlynn dood. Bij sommige gaat de transformatie beter dan bij anderen. Kaitlynn is één van de mensen waarbij het niet goed is gegaan. Nog steeds vraag ik me af wie haar getransformeerd heeft. Waarschijnlijk Jayden. Ik vraag me alleen af waarom.

Met een trieste blik kijk ik Kaitlynn aan. 'Het spijt me.' En met dat ruk ik haar hart eruit. Ik laat het bebloede hart uit mijn hand op de grond vallen. Even kijk ik er naar. Dan draai ik me om en ren naar een hopelijk nog steeds bewusteloze Jayden.

POV Catherine

'Ze willen jou,' eindigt Lucy haar verhaal.

Ik kijk haar met bange en geschokte ogen aan. 'Wat?' stamel ik.

Lucy zegt niks en slaat haar ogen neer. 'Het spijt me.'

'Het is niet jouw schuld,' probeer ik haar en mezelf gerust te stellen.

'Kom we gaan,' zeg ik en ik sta op. 'Waarheen?' vraagt Lucy. Ik krijg een kleine glimlach op mijn gezicht.

'Het paleis'


Het Verlaten EilandWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu