Hoofdstuk 14 ~ Meer Problemen

96 9 0
                                    

POV Catherine

Ik loop de stal uit en sluit de deur achter me. Ik loop een beetje op en neer.

Opeens hoor ik dat er iemand binnen zijn stem verheft. Ik denk dat het Jayden is, maar ik hoor niet wat hij zegt. Dan gaat het allemaal heel snel. Ik hoor een lichte kraak en draai me abrupt om. Maar voor dat ik het weet gooit iemand me over zijn schouder en rent in vampier-snelheid weg. Ik sluit mijn ogen, omdat ik niet wil zien wat er gebeurt.

Ik voel een klein windvlaagje en merk dat ik weer grond onder mijn voeten heb. Langzaam open ik mijn ogen. Voor me zie ik een enorme kamer. Er staat een reusachtig 2-persoons hemelbed, met spierwitte lakens erop. Verder staat er nog een boekenkastje en een antieke salontafel.

Opeens voel ik een warme lucht in mijn nek. Ik verstijf meteen. Langzaam draai ik me om. En daar staat; Aiden. Ik zie zijn lange hoektanden en rode ogen. Ik slik. Ik wil een paar stappen achteruit zetten, maar hij houdt me tegen door me bij mijn armen vast te pakken. Aiden zet nog een stap dichterbij. In één seconde lig ik op het bed, met hem op me. Ik kijk hem bang aan, maar het lijkt hem niks te doen. Ik zie dat hij diep inademt. Ik durf niks te zeggen, bang dat hij me pijn zal doen. Hij heeft zijn handen aan weerszijden van mijn hoofd geplaatst, zodat ik niet weg kan. Ik raap al mijn moed bij elkaar om wat te zeggen. 'W-wat ga je-e d-doen?' vraag ik stotterend. En nadat ik dat heb gezegd, zie ik zijn hoofd naar beneden gaan, richting mijn nek. Ik voel zijn hoektanden in mijn huid prikken. En niet veel later drukt hij ze er helemaal in. Het doet verschrikkelijk veel pijn. Ik gil zo hard als ik kan, hopend dat iemand me hoort en me zal bevrijden van deze pijn. Mijn gegil wordt gedempt door Aiden die zijn hand op mijn mond legt. Ik voel hoe hij mijn bloed naar binnen zuigt.

Na een minuutje begin ik me licht te voelen in mijn hoofd. Ik ben allang gestopt met gillen, maar nu heb ik ook de kracht niet meer om tegen te stribbelen. Ik voel hoe Aidens tanden mijn lichaam langzaam verlaten. Hij houdt zijn hoofd boven het mijne en veegt met de bovenkant van zijn hand de restjes bloed, bij zijn mond, weg. Hij heeft een stomme grijns op zijn gezicht en kijkt me zelfvoldaan aan. Hij brengt zijn pols naar zijn mond en bijt erin. Mijn ogen worden even groot. Hij brengt zijn pols naar mijn mond en houdt hem er tegenaan. Ik houd mijn lippen stijf op elkaar gedrukt. Toch dringt er een druppeltje bloed binnen. Het smaakt gek genoeg best goed. Langzaam open ik mijn mond een beetje meer. Ik pak met mijn handen zijn pols vast en zuig eraan. 'Goed zo, drink maar.' Hoor ik Aiden zeggen.

Opeens besef ik me waar ik mee bezig ben en laat snel zijn pols los. Mijn adem stokt even. Ik heb zijn bloed gedronken. 'Waarom doe je dit?' vraag ik Aiden. 'Ik heb zo mijn redenen.' antwoordt hij. Ik voel even aan mijn nek. Bloed. Ik kijk met grote ogen naar mijn vingers. Aiden pakt mijn hand en brengt mijn vingers naar zijn mond toe. Langzaam likt hij het bloed eraf. 'Ik moet zeggen, je hebt geweldig bloed. Zo goed kom je het niet vaak tegen.' zegt hij. Hij laat mijn hand los en snel trek ik hem terug.

Aiden rolt van me af en snel sta ik op. Meteen ren ik naar de deur. Ik kijk even om, richting het bed, maar Aiden zit er niet meer. Ik draai mijn hoofd snel terug en bots tegen Aiden aan. Angstig zet ik snel een paar stappen achteruit. 'En waar dacht jij heen te gaan?' vraagt Aiden geamuseerd. 'Weg,' antwoord ik droog. 'Aha,' zegt hij. 'Dat zal helaas niet gaan,' vervolgt hij zijn zin. 'O, en hoezo niet?' antwoord ik. 'Nou kijk, als jij weggaat dan heb ik geen eten meer,' zegt hij alsof het allemaal heel logisch is. Boos kijk ik hem aan. Ik zie dat hij even afgeleid is, door iets achter me. Ik maak er gebruik van en ren snel langs hem heen. Als ik de deurklink vast heb, denk ik dat ik vrij ben. Voor dat ik de deur open kan doen, word ik tegen de muur ernaast aangedrukt. Aiden heeft zijn handen tegen mijn schouders aangedrukt, zodat ik niet weg kan. Aiden kijkt me geïrriteerd, maar toch licht geamuseerd, aan. Boos kijk ik terug. Hij drukt mijn schouders bijna fijn. 'Aiden stop, je doet me pijn,' smeek ik hem. Maar in plaats van dat hij los laat, drukt hij alleen maar harder. Ik piep van de pijn en een traan ontsnapt vanuit mijn ooghoek. 'Alsjeblieft, laat me los. Ik smeek het je,' zeg ik moeizaam. Aiden kijkt me nog steeds hetzelfde aan. En dan opeens, is hij weg. Ik zak op de grond en begin te huilen.

Even later komt Jayden binnengestormd. Ik kijk hem met betraande ogen aan. Hij gaat voor me op zijn knieën zitten en kijkt me bezorgd aan. 'Hé, sssh, het is al goed,' fluistert hij. Hij gaat naast me zitten en ik leg mijn hoofd tegen zijn schouder.

'Wat is er gebeurd?' vraagt hij, als ik ben uitgehuild. 'Aiden heeft me gebeten,' zeg ik snikkend. Ik voel dat Jayden zijn spieren aanspant.

'Kom we gaan,' zegt Jayden na een tijdje. Hij helpt me op te staan en tilt me daarna in bruid-stijl op. Ik leg mijn armen om zijn nek en leg mijn hoofd tegen zijn borstkas. In vampier-snelheid rent hij weg.

Jayden legt me voorzichtig neer op zijn bed. Hij legt een deken over me heen en wil weglopen. Maar ik stop hem door zijn pols vast te pakken. Hij draait zich om. 'Dank je,' fluister ik, maar ik weet dat hij het kan horen. 'Ga maar slapen,' zegt hij alleen maar. Ik laat zijn pols los en val al snel in een diepe slaap.

De volgende morgen word ik rond tien uur wakker, denk ik. Ik til gapend mijn hoofd op en kijk de kamer rond. 'Vreemd, Jayden is er niet,' zeg ik hardop tegen mezelf. Ik besluit op te staan. Ik loop als eerste naar de badkamer toe.

In de badkamer kijk ik als eerste in de spiegel. Ik haal mijn haar uit mijn nek, om te kijken naar de plek waar Aiden me gebeten heeft. Maar er is niks te zien. Geen gaatjes, geen bloed. Niks. Natuurlijk, het bloed dat Aiden me gaf. Het heeft me geheeld. En Jayden moet vast het bloed wat er nog zat weggeveegd hebben.

Ik kleed me snel uit en ga onder de douche staan.

Als ik klaar ben met douchen föhn ik mijn haar en doe wat make-up op. En zo dom als ik ben, vergeet ik wéér kleren mee te nemen. Ik sla de handdoek om me heen. Ik open de deur een klein stukje en gluur in de kamer. Niemand te zien. 'Pfew,' zeg ik hardop. Snel loop ik naar de andere kant van de kamer, naar de inloopkast. Ik ga er naar binnen.

Zoekend naar de perfecte outfit voor vandaag loop ik langs alle kasten met kleren. Wat ik eigenlijk wel vreemd vind is dat de helft van kleren, vrouwen kleren zijn. Ach ja, het zal wel.

Mijn aandacht wordt getrokken door een schattig mint groen jurkje. Snel pak ik het uit de kast. Ik pak nog een zwart lingerie setje en een paar witte hakken met mint groene accenten. Snel trek ik het allemaal aan. Ik besluit om nog even langs de sieraden te lopen. Ik pak een gouden kettinkje met een diamantje eraan en een goud met witte armband.

Ik wil de inloopkast uitlopen, maar ik stop als ik stemmen aan de andere kant van de deur hoor.

'Weet ze het al?' 'Nee, natuurlijk niet en waag het niet om het haar te vertellen. Hoor je me?' 'Ik zal niks zeggen. Dat risico zal ik niet nemen.' 'Mooi zo, want als ik erachter kom dat je het wel verteld hebt, dan heb je een groot probleem.' 'Ik snap het.' 'Ga nu, voor dat ze terugkomt.'

Ik hoor de deur open en dicht gaan. Stilletjes laat ik me tegen de deur aan zakken. Waar ging dat over? Ik herkende de ene stem als die van Jayden, maar de andere herkende ik niet. En wat mag ik niet weten? Of ging het helemaal niet over mij? Wat ik wel weet is dat ik nu niet tevoorschijn kan komen. Anders weet hij dat ik alles heb gehoord.

Na een tijdje hoor ik de deur nog een keer open en dicht gaan. Zachtjes sta ik op. Heel voorzichtig open ik de deur een beetje. Ik gluur de kamer in en zie niemand. Ik stap uit de inloopkast, de kamer in.

Ik weet niet hoe snel ik weg moet komen. Nu pas heb ik door hoe graag ik naar huis wil. Weg van alles hier.

Ik ren de kamer uit, de gangen door. Ik heb geen idee waar ik heen ga, maar ik hoop dat het een uitgang is.

Eindelijk zie ik aan het einde van een gang een deur. Ik hoop zo dat die deur naar buiten leidt.

Ik versnel mijn pas, zodat ik sneller bij de deur ben. Ik wil net de deurklink vastpakken, wanneer ik door iemand gegrepen wordt. Ik word over schouder van de persoon gegooid en hij of zij rent in vampier-snelheid weg. Dit alles gebeurd in zo'n vier seconden.

Ik word ergens in een kamer gegooid. Ja letterlijk, gegooid. Ik hoor een deur met een klap dicht gaan. Meer hoor en zie ik niet, want alles wordt zwart voor mijn ogen.

Het Verlaten EilandWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu