Hoofdstuk 27 ~ Hoop

58 7 1
                                    

POV Emmy

Uitgeput ga ik tegen een grote rots zitten. Die mannen houden ook nooit op. Ze proberen me nu al dagen te pakken te krijgen, maar het is ze gelukkig nog niet gelukt.

Ik hoor stemmen en kruip snel in de struiken achter de rots. Ik houd mijn adem in, want ik weet niet wat het met die mannen is, maar volgens mij kunnen een blaadje nog horen vallen. Ook zijn heel snel. Sneller dan een normaal mens kan rennen. Gelukkig ben ik ze steeds weer te slim af. En dat moet zo blijven, want ik heb het gevoel dat die mannen niet zo aardig zijn.

Ik weet trouwens ook niet hoe lang ik nu al hier ben. Ik werd wakker op een strand en ben toen het bos ingelopen. Sindsdien vlucht ik voor die mannen en probeer ik één of andere vorm van ander leven te vinden.

Ik gluur even door de struiken om te kijken of de mannen al weg zijn. Ik zie ze nergens dus ik kruip voorzichtig achter de rots vandaan. Mijn blik glijdt over het bos. Mijn ogen blijven hangen bij voetsporen. Die moeten de mannen zeker hebben achter gelaten. Ik besluit het spoor te volgen. Misschien vind ik Catherine wel of Kaitlynn. Of iemand die me kan helpen.

POV Aiden

'Aiden! Aiden!' hoor ik iemand vaag roepen. 'Je moet wakker worden! Alsjeblieft,' klinkt het zwak.

Ik knipper een paar keer met mijn ogen voordat ik ze open kan houden. Ik word meteen door iemand om de hals gevlogen. Catherine. Ik sla opgelucht mijn armen om haar heen. Blij dat ze nog leeft.

Na haar even vastgehouden te hebben duw ik haar een stukje van me af. Ik veeg een paar verdwaalde tranen van haar gezicht.

Ik wil wat zeggen, maar ik weet niet wat. 'Wat is er gebeurt?' vraagt Catherine plots. 'Verbena,' antwoord ik zuchtend. Ze kijkt me vragend aan.

'Een vergif voor vampieren,' leg ik uit. Ze knikt.

Nu pas kijk ik de kamer rond waarin we zijn. Hij is vrij modern ingericht, maar mijn blik blijft hangen bij het schilderij op de muur.

'Amira,' fluister ik. Dan verplaats ik mijn blik naar Catherine. En dan weer naar het schilderij. Ik krijg een glimlach op mijn gezicht. 'Wat?' vraagt Catherine. Ik schud mijn hoofd. 'Nu weet ik waarom,' zeg ik alleen maar.


POV Alison


Ik slaak een vermoeide zucht. 'Hoe lang zitten we hier nu al?' vraag ik aan Anna. 'Twee maanden en veertien dagen,' zegt ze, terwijl ze nog een streepje op de muur zet.

Ik kijk naar de mensen in de andere cellen. Nou ja, mensen...

De rij cellen tegenover ons zijn vampieren onze rij bestaat uit mensen, dat zijn er alleen niet veel. Ik geloofde eerst niet dat vampieren bestonden, maar als je een paar scherpe hoektanden ziet groeien dan valt er niet veel meer te ontkennen.

'Hé Abigail!' roep ik. Zuchtend draait ze zich om. Abigail is een vampier en zit in de cel tegenover me gevangen. Ze kan best aardig zijn, maar soms is ze ook best wel een bitch.

'Wat?'

'Ik vroeg me gewoon af, hoe word je eigenlijk een vampier?'

Ze draait zich nog iets beter naar me toe en kijkt me geïnteresseerd aan.

'Waarom wil je dat weten?' vraagt ze argwanend. Ik kijk haar met een ondeugende grijns aan.

'Nou, je moet vampierenbloed in je systeem hebben. Dan moet je dood gaan. Je komt weer terug tot leven en dan moet je binnen 24 uur mensenbloed drinken anders ga je alsnog dood,' legt ze me uit.

Ik knik nadenkend. Ik kijk Anna aan die ondertussen aandachtig mee heeft geluisterd.

'Denk jij wat ik denk?'

Het Verlaten EilandWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu