Deel 1: Parker

62 4 0
                                    

Met mijn handen in mijn jaszakken en mijn kap over mijn hoofd, loop ik met voorovergebogen hoofd door de straten in Queens. Ik ben op zoek naar iemand. Ik loop tussen de mensen. Hopend om niet opgemerkt te worden. Het licht staat op rood en ik sta tussen alle mensen die willen oversteken. Het licht springt op groen en iedereen loopt naar de andere kant. Niemand moet mijn richting uit. Ik slaag af. "Hey jij! Blijf staan!" roept een agent. Ik draai me om en loop weg. De politie. Ze mogen me niet te pakken krijgen. Ik ben onschuldig. Ik loop zo hard ik kan. Ik heb niet veel voorsprong. Ze zitten me op de hielen. Ik loop een straat in en meteen draai ik af naar links een klein straatje in. Daar spring ik over de hoge hekken en loop verder. Ik zie geen politieagenten meer achter me. Snel haast ik me verder. Ik ben een beetje van mijn route gegaan. Ik kijk goed rond. Hopelijk zie ik geen andere agenten meer. Ik hoop dat ze me gaan willen helpen. Zo is de situatie echt niet leefbaar.

Ik kom aan en zoek de naam Parker. Peter gaat me zeker kunnen helpen. Ik heb het gevonden en druk op de bel. "Hallo." hoor ik een vrouw zeggen. Ik heb schrik dat ik fout zit. Dat kan toch niet. Ik heb dit adres gevonden. "Hallo?" Ik weet niet wat ik moet zeggen. "Euhm... Hallo, ik zoek Peter Parker. Woont hij hier?" zeg ik. "Ja, hij woont hier. Kom maar naar boven." De deur zoemt. Ik doe open. Dat ging makkelijker dan ik dacht. Wie weet gingen ze me niet eens binnenlaten. Geen idee op welk verdiep dat Peter woont. Ik stop op elk verdiep en kijk bij elke deur wie er woont. Het gaat misschien lang duren, maar ik kan niet meteen een verdiep kiezen. Eindelijk heb ik hem gevonden. Ik blijf eventjes voor de deur wachten. Moed inspreken. Mijn handen beven, mijn hart gaat te keer. Met een diepe zucht hef ik mijn hand op. Ik heb echt schrik. Wat als ik fout zit of hij me niet wil helpen? Ik klop op de deur. Een vriendelijke dame doet de deur open. "Ik zal Peter roepen." loopt ze het appartement binnen. Ik blijf wachten aan de deur. Wie weet willen ze me niet eens zien. Ik zie Peter en hij ziet mij. "Wie ben jij?" vraagt hij. "Ik heb hulp nodig." antwoord ik. "Van de Avengers." "Wat? Ik ken die niet." valt Peter uit de lucht. Zijn gezicht verraadt hem al. "Spider-Man? Zegt dat jou iets? Ik heb je bezig gezien." "Ik weet echt niet over wat je praat." "Laat me niet lachen. De vader van Liz? Van waar ken je anders Tony Stark. Ik heb al lang genoeg in Queens rond gehangen om dat te ontdekken." vertel ik. "Kom mee, we praten verder in mijn kamer. May mag er niets van weten." Ik kijk hem vreemd aan. "Wie is May?" "Mijn tante." antwoord Peter. Dat is dus die dame die de deur heeft opengedaan. We lopen richting zijn kamer. Ik hoor Peter nog snel iets zeggen tegen May.

In zijn kamer begin ik te ijsberen. "Wie ben je eigenlijk?" vraagt Peter. "Ik ben Lewis." Ik doe mijn kap uit. Peter schrikt. "Wat?" "Ben jij..." Ik knik. "Maar dat is niet mijn fout. Ik wou gewoon helpen. Die vreemde wezens hebben die juwelier overvallen en ik heb de spullen afgenomen. Maar toen de politie kwam toe en die wezens zijn verdwenen en zagen ze mij met de spullen. Sindsdien verstop ik me overal en nergens. Verstopt voor de politie. Ik wil niet in hun handen belanden." "Hoe komt het dat je..." wijst peter naar mijn gezicht. "Ik euhm... Heb geen idee. Sinds ik me herinner heb ik dit litteken." "Hoe kon je die juwelen van die wezens afpakken?" polst Peter. "Euhm... Ja, ik euhm... Kan euhm..." stotter ik. "Ik kan als ik aan iets denk het verdwijnt en dat tot bij mij brengen." Ik toon hem wat ik bedoel. Een blauwe gloed komt tevoorschijn. Als ik mijn handen gewoon houd verdwijnt de gloed. Peter keek me verbaasd aan. "Wow, zalig." Ik lach naar hem. "Oké, ik neem je mee naar de Avengers. Ik denk wel dat ze jou kunnen helpen. Maar ik weet niet hoe." "Dank je wel." "Ik bel eerst naar Happy om te vragen of we wel mogen storen. Dat we niet onverwacht binnenvallen." zegt Peter. Hij neemt zijn telefoon erbij. Terwijl Peter belt, speel ik met mijn vingers. Ik weet niet wat te doen. Soms kijk ik naar mijn voeten, soms kijk ik rond in de kamer. Ik zie Peter van alles uitleggen. Hij kan niet stilstaan als hij belt. "Lewis was het, hé?" vraagt Peter. Ik knik. "Ik weet ook niet waarom hij hen wilt zien. Maar hij heeft hun hulp nodig. Er was iets met een juwelier en vreemde wezens. Veel kan ik er niet over zeggen. Misschien kan hij het hen uitleggen." Het is een tijdje stil. Peter knikt. "Ik zal het hem zeggen. Dank je wel, Happy."

Hij legt zijn telefoon op zijn bureau. Ik kijk hem afwachtend aan. "Ik heb het gevraagd en ze willen het doen. Morgen. Maar het mag niet te lang duren. En het moet een goede reden zijn. Anders vlieg je meteen weer buiten." Ik knik. "Dat is goed. Dank je wel." zeg ik en neem mijn spullen bij de hand. "Wanneer precies?" "Negen uur." May komt de ruimte binnen. "Wil je mee-eten..." "Lewis." reageer ik. "Lewis?" Ik kijk van May naar Peter. "Als dat niet stoort, maar het hoeft niet." "Er is meer dan genoeg. Dus voor mij is het geen probleem." gaat May op me in. Ze kijkt naar Peter. "Voor mij ook geen probleem." zegt hij snel. "Dat is geregeld." May gaat weg. "Ik ga naar de keuken. Ik zal jullie wel roepen als jullie mogen komen eten." Ze gaat weg. Oké, nu ben ik hier. Ik heb echt geen idee van wat ik moet doen. Peter weet ook niet wat we moeten doen.

Ik lig op een luchtmatras in de kamer van Peter. Ik doe mijn ogen toe, maar ik kan niet slapen. Ik draai rond. De wekker geeft aan dat het twee uur en tien is. Ik sta voorzichtig op en ga naar de zetel. Ik installeer me daar. Misschien ligt het minder goed dan het matras in Peters kamer, maar ik ben toch slechter gewend. Ik begin aan alles te twijfelen. Wat als de Avengers me toch niet kunnen helpen? Er moet iemand me toch kunnen helpen? Anders kom ik nooit uit deze situatie. Met die situatie val ik in slaap. Maar ik slaap niet zo goed.

Ik schrik wakker. Een nachtmerrie heeft ervoor gezorgd dat ik niet meer kan slapen. Het ging over iets van vroeger. Ik sta op en loop rustig naar rugzak. Daar haal ik een grote A4 envelop uit het achterste gedeelte van mijn rugzak. In die envelop zit een oude foto. Geen idee wie erop staat, maar een van de twee mannen herken ik als mijn vader. Hij had zijn hand op iemands schouder gelegd en op de achtergrond stonden allemaal personen. Maar geen een van hen kon ik goed zien. Ik hou de foto dicht bij mijn hart. Wat is ik mijn vader toch. Ik verstop de foto terug weg en ga weer op het luchtmatras liggen. Slapen kan ik niet meer. Ik lig te draaien en te keren voor zeker drie uur. Voorzichtig ga ik op mijn telefoon. Het licht kan Peter wakker maken en dat wil ik vermijden. Ik kom weer een artikel tegen over mij. Waarom word ik zwart gemaakt, terwijl ik wou helpen en een overval stoppen. Ik kan het niet meer aanzien en leg mijn telefoon weg. Mijn hoofd laat ik vallen in mijn kussen. Zo ga ik wachten tot er iemand wakker is om ook op te staan. 

Avengers - The Mutant ThiefWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu