Deel 27: Achtervolging

4 2 0
                                    

Ik probeer het geluid te stoppen, maar ik maak het enkel erger. Ik buk me zodat hij me niet ziet. De saboteur kijkt naar buiten en ziet me staan. Ik schrik en loop meteen weg. De saboteur komt weer achter mij aan gelopen. Ik heb wel een grote voorsprong. Hij moest helemaal door het raam kruipen om buiten te komen. Via de kleine straatjes van het drukke New York loop ik richting het Avengers gebouw. Als ik daar ben, ga ik weer veilig zijn. Ik sprint zo hard ik kan. Ik heb geen idee wat de slechte gaat doen als ik gevangen word. Ik kijk achteruit. De slechte zit me op de hielen. Ik panikeer. Snel slaag ik een klein steegje in. Daar kan ik over het hek springen. Bij mijn sprong kijk ik achterom. Hij blijft me volgen. Ik ben bijna bij het gebouw. Maar nog lang niet. Ik begin uitgeput te geraken. Die uithoudingstrainingen helpen wel, maar zo goed is mijn uithouding nog niet. Ik mag nu niet verslappen. "Blijven staan!" hoor ik achter me roepen. Ik kijk snel om. Het is Andrew die het roep. Ik reageer niet. Ik blijf gewoon verder lopen. Mensen kijken me raar aan. Dat interesseert me niet. Ik mag niet in de handen vallen van dat buitenaards wezen. "Politie!" roept een vrouw, die me ziet lopen. Dat is waar ook. Ik mag niet alleen buiten zijn. Ik ga de laatste straat voor het gebouw in. Nog heel eventjes en dan ben ik veilig. Ik moet echt op mijn tanden bijten om te blijven lopen.

Onderweg probeer ik ook nog altijd mijn telefoon een van de Avengers te bellen om te zeggen dat ik hem gevolgd heb. Ik loop weg. Zo snel ik kan terug naar het Avengers gebouw. Niemand neemt op. Nog altijd niet. Ik probeer nog een keer naar Peter. Wie weet kan hij helpen. "Hallo, met Peter Parker." hoor ik zeggen. "Peter..." Ik ben veel te snel aan het lopen om iets te zeggen. Ik loop een van de zijstraatjes in. Ik zie dat hij me niet gezien heeft. Ik verstop me achter een paar vuilbakken en probeer mijn ademhaling onder controle te houden. "Hallo?" "Peter. Ik word achterna gezeten door iemand die we opzoeken om mijn onschuld te bewijzen. Ik kan niemand bereiken, maar ik moet wel hulp hebben. Kan jij iets doen? De andere contacteren of naar hier komen. Ik probeer naar de Compound te gaan, maar hij komt steeds dichter en dichter. Ik zit nu verstopt, maar ik ga weer verder gaan." "Ik zal meneer Stark contacteren. En ik zie om te komen helpen." zegt Peter. "Dank je wel." leg ik af. Ik sta op van achter mijn verstopplaats. "Jij daar blijven staan!" roept Andrew. Hij komt op me afgelopen. Ik loop over de muur van het steegje. Daar loop ik naar links. Slecht idee. Daar staan politie agenten. "Jij bent die juwelendief. Blijven staan!" zegt de politieagent. Ik loop naar rechts. Ik ga over naar een sprintje. De slechte zit me op de hielen. De politie volgt ons in de auto.

"Weglopen heeft geen zin. Ik krijg je toch te pakken." zegt Andrew naar me. Ik negeer hem. Ik loop het park in dat ik tegen kom. Daar loop ik gewoon rechtdoor. Over struiken en bloemen spring ik. Bij een van de sprongen valt mijn telefoon uit mijn zak. Ik wou hem pakken om nog eens te zien of ze gereageerd hebben, maar ik hem uit mijn handen laten glijden bij het pakken. Ik kan er nu niet terug om gaan. De slechte pakt hem op. Hierdoor ben ik gefrustreerd. Nu kan ik niemand meer bereiken of zij mij. Nu moet ik echt zo snel mogelijk naar het gebouw gaan. Ik zie het al rustig verschijnen. Ik ga weer via een steegje. Nog een keer over een muur springen en dan in een rechte lijn naar de Compound lopen. Ik heb misschien niet in een rechte lijn gelopen met het park en alle steegjes. Maar zo heb ik tenminste geprobeerd om die Soetopolaan af te slaan. Hij blijft zich vasthouden en goed volgen. Ik kan altijd net niet ontsnappen. Dat dwarsboomt altijd mijn plannen die ik heb om iets te ondernemen om van Andrew te kunnen ontsnappen.

Ik trek een spurtje naar het muurtje. Het is hoger dan de anderen. Ik doe een dievensprong erover. Ik spring erover. Het lukt me goed. Tot het einde. Mijn rechtervoet blijft aan de muur hangen. Ik val recht op mijn knieën. Andrew komt dichter. "Nu heb ik je." zegt hij met een grijns. Ik begin weer te lopen. De pijn in mijn knieën probeer ik te negeren. Maar dat is niet gemakkelijk. Ik voel het zo trekken. De politie ben ik door in het park te lopen kwijt. Dat is al één vijand. Nu nog Andrew. Maar van hem ben ik nog lang niet verlost. Hij is zelfs heel dicht bij. Ik schat een goede meter of drie van me. Ik moet nog een twee zebrapaden oversteken voor ik bij het gebouw ben. Ik loop zo snel ik kan. Maar na al dat lopen ben ik echt uitgeput. Ik kan bijna niet meer. Het is echt veel te veel om te lopen. Ik moet stoppen aan een rood licht. Ik kijk rond. Wat kan ik doen? Hier wachten dan pakt hij me zeker. Zelfs tussen al het volk dat er staat te wachten. Ik ga voorzichtig de straat eventjes in om me daar te verstoppen. Ik zie Andrew nog zoeken. Tussen het volk. Hij vindt me niet. Ik zie hem vloeken. Jammer dat ik hier niet weg kan. Anders zou ik er vandoor sluipen en via een kleine omweg naar het gebouw kunnen lopen.

Het is groen en de plek loopt leeg. Ik verstop me tussen het volk en steek zo over. Even ben ik blij dat mijn plan lukt. Maar niet voor lang. Hij ziet me en loopt weer achter me. Mijn pas wordt trager naarmate ik dichter bij het gebouw komt. De Soetopolaan is nu vlak achter me. Ik bijt nog eventjes op mijn tandvlees. Ik ga het halen. Herhaal ik elke keer in mijn hoofd. Ik voel zijn adem in mijn nek. Hij is nu vlak achter mij. Als hij met zijn arm net niet aan me kan, besluit hij om me anders te vangen. Ik heb geen idee wat hij gaat doen. "Ik heb je bijna." zegt Andrew glunderend. Ik geef me niet zomaar gewonnen. "Dat denk je." reageer ik. Hij laat een grinnik ontsnappen. Bij dat geluid maakt hij een sliding op de grond. Met zijn linkervoet laat hij me vallen. Ik val naar voor recht op mijn handen. Zo breek mijn val en ga ik niet met mijn gezicht op de grond. Mijn handen zijn vuil en een beetje geschaafd, meer niet. De slechte zijn kleren zien er ook niet meer zo schoon uit. Zijn broek is kapot en zijn mouw ook. Dat interesseert hem niet. Hij doet gewoon verder met wat zijn doel is.

Andrew komt snel op mij liggen. "Ik heb je. Nu ga je niet meer weg." Ik zie dat mensen naar ons kijken. "Ik hoor bij de politie." liegt Andrew. "Hij liep alleen over straat. De juwelendief is gevat." "Dat is niet waar. Help mij." roep ik. Niemand doet iets. Ze lopen allemaal door. Hij haalt een snelbinder te voorschijn. Daarmee maakt hij mijn handen vast. Hij trekt me bruut recht. "Jij komt met mij mee." trekt Andrew aan mijn armen. Ik kan niets anders dan hem te volgen. Iedereen op straat kijkt ons vreemd aan. Zijn hand heeft mijn bovenarm stevig vast. Zo hard dat er sowieso een blauwe plek gaat komen. Ik ben echt bang wat hij met mij gaat doen. We lopen het hele stuk dat we gelopen hebben terug. Naar dat vervallen oude krot. Ik werk tegen. Ik wil echt niet naar dat huis gaan. "Laat me los." spartel ik tegen. "Nooit. Spieken bij de mensen is echt niet mooi. Maar ik denk dat jij me wel goed gaat kunnen helpen." 

Avengers - The Mutant ThiefWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu