Offline hoofdstuk 1

6 0 0
                                    


1.

Ik word wakker van geschuifel in mijn slaapkamer. Voeten die hun weg naar mij zoeken. Even moet ik nadenken waarom ik het geschuifel van voeten hoor. Het is donker. Mijn rolluiken houden al het licht tegen. Het enige wat ik kan onderscheiden is een streep licht aan de onderkant van mijn deur en de rode knipperende lampjes van mijn wekker op het nachtkastje. Ik kijk ernaar en probeer mijn ogen scherp te stellen. 00:21 staat er.
Ik zet ook mijn oren op scherp en probeer te horen wat er aan de hand is. De voetstappen komen voorzichtig schuifelend dichterbij. Beneden hoor ik het gemompel van de stem van mijn moeder. Die is dus nog wakker. Maar dat betekent dat degene in mijn kamer een kind moet zijn, en als die midden in de nacht op mijn kamer is kan dat niks goeds betekenen.
Zachtjes stel ik de onzichtbare persoon gerust. 'Kom maar bij mij.' Ondertussen sla ik mijn dekbed open en schuif een stukje op, zodat er net genoeg plek is voor een extra kind in mijn eenpersoonsbed
'Waar ben je bang voor?' vraag ik voorzichtig, niet zeker wetend of ik het antwoord wil horen.
'Mama,' antwoordt ze kort met haar kleine kinderstemmetje. Mijn zusje Anne is pas zes, maar gedraagt zich vaak alsof ze bijna volwassen is. Ze bemoeit zich met elke discussie die hier in huis gaande is en begrijpt heel goed hoe de wereld in elkaar zit. Maar als het donker wordt, dan wordt ze bang. Dan lijkt de wereld ongrijpbaar voor haar.
Het helpt natuurlijk ook niet dat onze moeder soms zo gek als een deur is. En dan vooral in de avond, als "haar dag te lang is", zoals ze dat zelf zegt. Begrijp me niet verkeerd, onze moeder is een schat van een mens. Maar ergens in haar bovenkamer loopt het soms mis.
'Doet ze raar?' vraag ik Anne terwijl ik haar door haar lange blonde haren streel.
'Ze praat raar. Tegen niemand.'
'Blijf maar lekker bij mij slapen. Wel stil zijn hè? Ik heb morgen een wiskunde toets.'
'Oké Thijmen, ik zal stil zijn.' Ze nestelt zich nog wat dieper tegen me aan en binnen een paar tellen hoor ik haar ademhaling al langzamer worden. Ik blijf haar nog een tijdje door haar haren strelen, waar ik stiekem ook wel een beetje van geniet.
Anne is mijn middelste zusje, en echt mijn oogappeltje. Lotte is ook lief hoor, maar zij is pas twee, daar is nog niet zoveel aan. Bovendien slaapt die overal doorheen en lijkt de wereld overdag alleen maar magisch mooi te vinden. Een van de weinige woorden die ze kan zeggen is 'wauw' en dat woord gebruikt ze dan ook echt de hele dag. Ze is er erg consequent in, maar nog niet erg betrouwbaar. Laat haar een spruitje zien en ze roept 'wauw!' terwijl ze grote ogen opzet en haar kleine handjes uitsteekt. Maar als ze het spruitje in haar mond stopt, komt die er net zo hard weer uit en gooit ze het op de grond. De favoriete bezigheid van Anne is om Lotte van alles aan te bieden, zowel eetbaar als niet eetbaar, om te checken hoe lang ze de wauw-fase vol kan houden.

Voorzichtig geef ik Anne een kus op haar hoofd. Haar haren ruiken lekker naar babyshampoo. Die blijft mam gebruiken; waarschijnlijk vindt ze die geur ook nog steeds zo heerlijk.
'Wat is tien plus tien?' vraagt Anne me vanuit het duister.
Ik moet lachen. 'Twintig.'
'Heel goed, jij gaat die toets goed maken.'
'Dank je, kiddo. Ga nu maar lekker slapen.' Nog één kus op haar voorhoofd en dan draai ik me op mijn rug. Mijn rechterarm laat ik onder Anne liggen, al begint hij wel al een beetje doof aan te voelen. Anne voelt zich prettig zo, dus dat heb ik er wel voor over. Zelf lig ik nog lange tijd naar het niets te staren.

Beneden hoor ik nog steeds het gemompel van mijn moeder. Ik weet niet waarom het niet goed met haar gaat nu, ze leek in orde toen ik naar bed ging. Wel ben ik blij dat ze nog rustig is. En dat ze veilig is. Ik zal moeten wachten tot Paul thuiskomt. Mijn stiefvader werkt vaak nachtdiensten in het hotel. Hij werkt daar bij de technische dienst en die moet helaas ook 's nachts beschikbaar blijven. Meestal werkt hij tot een uur of vijf, maar ik hoop dat hij vannacht wat vroeger thuis zal zijn. Mam wordt vaak pas rustig als hij haar komt kalmeren. Tot die tijd lig ik hier met Anne, die alweer in slaap gevallen is.

Na een uur houd ik het niet meer vol. Heel voorzichtig kruip ik onder de deken vandaan. Mijn hoofdkussen stop ik in Annes rug, zodat ze hopelijk niet merkt dat ik weg ben. Op mijn tenen sluip ik naar de deur. Ik open hem maar een klein beetje, net genoeg om er zelf doorheen te glippen. Zachtjes sluit ik de deur weer.
Ik sluip verder naar de trap. Beneden hoor ik mam kastjes openen en weer sluiten. Ik hoor haar rondlopen en mompelen. Zo gaat het altijd.
Als ik naar beneden loop, sla ik de derde tree van boven over. Die kraakt. Ik wil mama niet laten schrikken.
Haar stem klinkt steeds luider naarmate ik dichterbij kom.
'Laat me met rust,' hoor ik haar zeggen.
Ik loop naar de deur die de woonkamer afsluit en zet hem op een kiertje.
Vanuit mijn plekje kan ik mam zien rondlopen. Mam ziet mij nog niet. Ze loopt onrustig door de woonkamer, zwaaiend met haar armen alsof ze iemand van zich af wil slaan.
'Ga weg! Laat me met rust!' zegt ze steeds luider. Ze klinkt in paniek.
Misschien kan ik mam wel geruststellen. Paul is er de komende uren nog niet. Iemand moet haar toch kunnen helpen? Ik open rustig de deur en stap de woonkamer binnen.
'Mam,' zeg ik zacht. 'Gaat het?'
Mijn moeder draait zich met een ruk om, duidelijk geschrokken van mijn aanwezigheid.
'Thijmen, wat doe je hier?' Ze kijkt me met grote ogen aan. 'Kom, help me. We moeten hem buiten houden!'
Mam begint naar het raam te rennen en controleert of deze op slot is. De gordijnen voor het raam trekt ze met zo'n kracht dicht dat twee van de haakjes waar hij aan hangt losschiet.
'Doe jij die andere ramen?!' eist ze bijna.
'Uh, oké.' Ik weet niet waarom we dit doen, maar als het haar helpt, doe ik wel mee.
Ik controleer de ramen en zie dat ze gewoon dicht zijn. Ook ik trek, voorzichtig, de gordijnen dicht.
'Is hij weg?' vraagt mam aan mij.
'Uh, ja. Ik denk het wel,' antwoord ik, nog steeds in de war. Wie willen we eigenlijk buiten houden? Wat is er aan de hand?

Dan slaat mam ineens haar handen tegen haar oren, knijpt haar ogen dicht en begint te huilen.
'Nee! Hij is er nog steeds! Ik krijg hem maar niet weg!'
Langzaam loop ik op haar af.
'Rustig maar mam, het komt wel goed.' probeer ik haar gerust te stellen.
Ik leg mijn handen zacht op haar bovenarmen, in een poging haar te troosten. Ik vind het heel moeilijk om mijn moeder zo te zien en ik weet ook niet goed wat ik nu moet doen. Ik wil haar helpen maar ik heb geen idee hoe.
Zodra mijn handen haar armen raken lijkt ze te schrikken. Haar armen schieten weer alle kanten op. In haar uitspatting geeft ze mij per ongeluk een duw, waardoor ik achteruit wankel en met mijn heup tegen de rand van de eettafel knal. Een pijnscheut schiet door mijn been. Ik kan me aan de tafel vasthouden zodat ik niet op de grond val, maar mijn heup begint meteen van pijn te kloppen.
Tranen schieten in mijn ogen en mijn hand grijpt naar mijn heup. Verschrikt kijk ik naar mijn moeder, die nu stil staat en naar me kijkt.
'Wat doe je daar? Heb je pijn, Thijmen?'
Op haar gezicht zie ik nu even geen angstige, maar een bezorgde blik. Ik weet niet wat ik tegen haar moet zeggen.
Het moment van bezorgdheid duurt maar kort. Langzaam begint ze weer te mompelen en ramen te controleren.

Ik loop, met mijn hand tegen mijn heup gedrukt, naar de gang. Ik kan mam niet helpen nu.
Zachtjes sluip ik mijn kamer binnen en ga naast mijn zusje liggen. Ze ligt gelukkig nog steeds te slapen. Daar ben ik blij om.
Ik sla mijn armen om het kleine lijfje heen en huil in haar haren. Was Paul nu maar thuis.

Offline, gamen gaat je reddenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu