12 ~ Een (on)verwachte bezoeker

33 3 7
                                    


Het kasteel - beter: de toren - waar de schaduwsoldaten Nesta en Mattías naartoe leidden, was exact wat de tieners zich hadden voorgesteld bij de woonst van de heks van Asedel. Het was een heropgebouwde ruïne, steen voor steen gezet door de schaduwsoldaten. De nieuwgelegde stenen waren pikzwart, waar de oorspronkelijke stenen meer donkergrijs waren.

Liora's schaduwleger had hun uiterste best gedaan om het gebouw in diens oude glorie te herstellen, maar in de korte tijd die ze hadden gehad, waren ze er alleen maar in geslaagd de hoofdtoren en de kerkers te vernieuwen. De rest van het imposante gebouw zou later volgen.

'Ben je zeker dat dit niet is waar de heks van Asedel eigenlijk woont?' vroeg Mattías, terwijl hij de toren argwanend bekeek.

Nesta keek hem aarzelend aan. Ze hadden al een hele tijd niet meer geslapen en dat merkte ze aan de waas die over haar gedachten lag. De lichamelijke vermoeidheid die daar nog eens bovenop kwam, maakte het niet beter.

'Is dat een nee?'

Ze maakte enkele onduidelijke gebaren met haar handen. Vervolgens keek ze naar Ulvi en Nía. Zij hadden haar naar het huis van de heks gebracht. Ze had hen niet in twijfel getrokken.

De kraai keek haar afwachtend aan. Hij verwachtte dat ze zou zeggen dat ze vertrouwen in hen had. Ook Nía luisterde in spanning mee met het gesprek. Als ze had kunnen spreken had ze al drie redenen gegeven waarom Brenn hier niet kon wonen, maar helaas was dit haar niet gegund.

'Oké, helemaal zeker kan ik het niet weten,' zei Nesta twijfelend, 'maar als het niet zo was geweest, had mijn mama er wel iets van gezegd toen ze me kwam... helpen.'

'Helpen?' Mattías kon de geamuseerde grijns niet van zijn gezicht houden.

Het meisje beet op haar wang en telde tot tien. 'Ik had nog nooit met een zwaard gevochten. Ik had een beetje... hulp nodig.' Ze schudde met haar hoofd. 'Dat is naast het punt. Mijn mama kende de heks. Als ze ergens anders had gewoond, had ze het wel geweten... ik denk dat dit het kasteel van de schaduwkoningin is.'

De huurling trok zijn wenkbrauwen op. 'Heeft de heks Avélie niet verraden? Stond ze niet aan de kant van de schaduwkoningin?'

Ze fronste. Hij had een punt, maar ze wilde hem liever geen gelijk geven. Ze was van mening dat zijn ego zo al groot genoeg was. 'Ik denk dat ze de koningin der duisternis verraden had. Ze heeft mijn mama uiteindelijk wel geholpen.'

Mattías knikte langzaam. Hij nam de duistere toren nog eens in zich op. 'Ik vind het nog steeds raar dat ze in een boerderij buiten Asedel woonde. Waarom staat ze niet als een held in de geschiedenisboeken als ze één van de goeieriken was?'

Nesta haalde haar schouders op. 'Omdat ze eerst wel slecht was?'

'Heeft je mama het er nooit over gehad?'

'Nope. Ze heeft me alleen verteld wat ik op school heb geleerd... ik denk dat ze het er liever nooit meer over zou hebben, als het kon. Ik zie haar soms in de spiegel nog naar het litteken op haar buik kijken, maar ik denk niet dat ze weet dat ik dat weet.'

Mattías luisterde aandachtig, maar ging er niet meer op in. Hij hield de schaduwsoldaten bij het kasteel nauw in het oog. De soldaten die ze gevolgd waren, waren naar binnen gegaan. Nu bleven enkel de wachters op de kantelen en bij de poort over.

Als de soldaten van eerder wisten dat ze gevolgd waren, waren ze het zonder twijfel aan het doorgeven. De jongen wist niet hoelang ze het zich nog konden veroorloven om op deze plaats in het bos te blijven.

'Mijn mama heeft wel altijd gezegd dat ik niet bang moest zijn voor de heks van Asedel,' bracht Nesta nog bij.

Wat het meisje zei was eindelijk iets wat Nía en Ulvi goed in de oren klonk. Ze waren het niet eens met het halve verhaal dat Avélie aan haar dochter had verteld, maar die ene zin klopte dan toch. Nesta had nooit iets te vrezen gehad van Brenn.

Wraak der schaduwenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu