~18~

49 3 0
                                    

Het was nog vroeg in de ochtend toen de artsen de kamer binnenkwamen met de benodigdheden voor het plaatsen van de sonde. Ik lag al uitgeput op mijn bed, mijn lichaam voelde zwaar en loom. De afgelopen week had me tot het uiterste gedreven, en nu voelde het alsof ik zelfs de kracht niet meer had om mijn ogen open te houden.

"Goedemorgen, Milo," zei Dr. Van den Berg zachtjes terwijl hij zich naar me toe boog. "We gaan nu de sonde plaatsen zodat je de nodige voedingsstoffen binnenkrijgt zonder dat je zelf hoeft te eten."

Ik knikte zwakjes, mijn ogen nauwelijks open. Ik wist dat dit noodzakelijk was, maar het idee van een slangetje door mijn neus naar mijn maag voelde beangstigend. De verpleegster, een vriendelijke vrouw met een zachte glimlach, kwam dichterbij met het benodigde materiaal.

"Dit zal een beetje ongemakkelijk zijn, Milo, maar we doen het rustig aan," zei ze bemoedigend. Ze bracht het dunne slangetje naar mijn neus en begon voorzichtig te duwen. Het voelde vreemd en onaangenaam, alsof er iets in mijn keel bleef steken. Ik kokhalsde lichtjes en voelde mijn ogen tranen, maar ik probeerde stil te blijven liggen.

Na een paar minuten, die als een eeuwigheid voelden, zat de sonde eindelijk op zijn plaats. Ik voelde een lichte druk in mijn keel en maag, maar de verpleegster verzekerde me dat het normaal was en dat ik er snel aan zou wennen. De voeding begon langzaam door de sonde te stromen, en ik voelde een vreemd gevoel van verlichting, wetende dat mijn lichaam nu de voedingsstoffen kreeg die het zo hard nodig had.

"Goed gedaan, Milo," zei Dr. Van den Berg terwijl hij mijn hand bemoedigend kneep. "Rust nu maar uit."

Mijn energie was op, en ik voelde de vermoeidheid als een zware deken over me heen trekken. Binnen enkele ogenblikken viel ik in een diepe slaap, mijn lichaam te uitgeput om nog langer wakker te blijven.

Ik weet niet hoe lang ik had geslapen toen ik plotseling werd gewekt door een stekende pijn. De artsen en verpleegsters stonden rond mijn bed, bezig met het plaatsen van de katheter. De pijn was ondraaglijk, en ik voelde tranen over mijn wangen stromen terwijl ik schreeuwde en huilde.

"Het spijt ons, Milo," zei Dr. Van den Berg, zijn stem gespannen. "Het lukt niet om de katheter te plaatsen zonder je teveel pijn te doen. We gaan dit onder narcose doen, maar dat kan pas morgen."

De gedachte aan een dag in luiers maakte me woedend, ondanks mijn uitgeputte toestand. "Nee, ik wil geen luier!" protesteerde ik met het beetje energie dat ik nog had. "Ik ben geen baby!"

De verpleegsters probeerden me te kalmeren, hun stemmen zacht en geruststellend. "Milo, we begrijpen dat dit moeilijk voor je is, maar het is tijdelijk. We willen niet dat je pijn hebt."

Ik voelde me machteloos en verslagen. Uiteindelijk, te moe om verder te protesteren, gaf ik toe en liet hen de luier omdoen. Het voelde vernederend, maar ik wist dat ik geen keuze had.

De rest van de ochtend was een waas van uitputting en frustratie. Ik kon nauwelijks mijn ogen openhouden, en elke poging om wakker te blijven voelde als een gevecht tegen de stroom. Het enige wat ik kon doen, was wachten op de volgende dag, wanneer ze de katheter zouden plaatsen onder narcose.

In de middag kwam Matthy langs. Zijn gezicht stond bezorgd toen hij de kamer binnenkwam, en ik voelde een golf van opluchting bij het zien van zijn vertrouwde aanwezigheid. Hij ging naast mijn bed zitten en pakte mijn hand, zijn grip stevig en geruststellend.

"Hey, Milo," zei hij zachtjes. "Hoe gaat het met je?"

Ik zuchtte diep en keek hem aan, mijn ogen zwaar van vermoeidheid. "Het gaat niet goed, Matthy," antwoordde ik eerlijk. "Ik kan niks meer. Ze hebben een sonde geplaatst voor mijn voeding en nu moet ik zelfs luiers dragen omdat het zo slecht gaat."

Matthy's ogen werden groot van schrik. "Luiers?" herhaalde hij, duidelijk geschrokken. "Waarom?"

"Ze konden de katheter niet plaatsen," legde ik uit, mijn stem trillend van emotie. "Het deed zoveel pijn dat ze besloten hebben om het morgen onder narcose te doen. Maar tot die tijd moet ik een luier dragen."

Matthy kneep mijn hand nog iets harder, zijn blik vol medeleven. "Dat is echt rot, man. Maar het is maar tijdelijk, toch? Morgen doen ze het onder narcose en dan ben je er vanaf."

Ik knikte, hoewel de gedachte aan nog een dag in deze toestand me ellendig maakte. "Ik hoop het. Het voelt gewoon zo vernederend."

"Weet je, Milo," zei Matthy zachtjes, "je bent zo sterk. Ik weet dat dit allemaal vreselijk is, maar je houdt vol. En ik ben er voor je, altijd."

Zijn woorden gaven me een klein beetje troost in deze donkere tijden. Ondanks alles wat er gebeurde, had ik iemand die om me gaf en aan mijn zijde stond. Dat betekende meer voor me dan ik in woorden kon uitdrukken.

De rest van de middag verliep rustig. Matthy bleef bij me, zijn aanwezigheid een bron van troost en steun. We praatten niet veel, maar zijn simpele aanwezigheid was genoeg om me een beetje beter te laten voelen. Uiteindelijk viel ik weer in slaap, mijn lichaam te uitgeput om nog langer wakker te blijven.

hoopvol - bankzittersWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu